Voor het jaar 2010 gold de verhoogde vrijstelling voor een schenking voor de eigen
woning van een kind alleen voor de verwerving van een woning als bedoeld in artikel 3.111, eerste lid, van de Wet IB 2001. Vanaf 2011 is de vrijstelling ook van toepassing op verbetering of onderhoud van
die woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking
tot die woning en op de aflossing van een eigenwoningschuld op die woning. De vrijstelling
geldt vanaf 2011 ook voor de eigen woning als bedoeld in artikel 3.111, derde lid,
van de Wet IB 2001.
Goedkeuring
Ik keur onder een voorwaarde goed dat voor de verhoogde vrijstelling voor een schenking
in 2010 voor de eigen woning van een kind kan worden uitgegaan van de wettekst van
artikel 33, onder 5° en 6°, van de Successiewet 1956 die geldt voor het jaar 2011.
Voorwaarde
De goedkeuring geldt onder de voorwaarden van artikel 5, onderdelen a en c, van de URSE die gelden voor 2011. Gelet op de goedkeuring in onderdeel 8.1.1 is een notariële akte niet nodig.
Hierna volgen vier voorbeelden waarin bij een eigen woning die al is aangeschaft de
verhoogde vrijstelling kan gelden.
Voorbeeld 1
X woont in zijn eigen woning die hij wil opknappen. Hij krijgt daarvoor van zijn ouders
een schenking van € 50.000 waarmee hij het onderhoud en verbetering aan zijn eigen
woning betaalt. Voor een schenking voor de eigen woning van het kind in 2010 geldt
de vrijstelling door de goedkeuring. Voor een schenking in de jaren 2011 en verder
geldt de vrijstelling op grond van de wet.
Voorbeeld 2
X heeft een eigen woning in erfpacht. Hij krijgt de gelegenheid om de erfpacht af
te kopen voor € 40.000. De ouders schenken hem hiervoor € 40.000, waarmee hij de afkoop
betaalt. Voor een schenking voor de eigen woning van het kind in 2010 geldt de vrijstelling
door de goedkeuring. Voor een schenking in de jaren 2011 en verder geldt de vrijstelling
op grond van de wet.
Voorbeeld 3
X heeft een nieuwbouwwoning gekocht. De grond is al geleverd. De aannemer is het huis
aan het bouwen. Het kind krijgt van zijn ouders een schenking van € 50.000 voor de
bouw van zijn woning. De woning is voor het kind een woning als bedoeld in artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001. Hij betaalt met de schenking tot een bedrag van € 50.000 de bouwtermijnen. Voor
een schenking voor de eigen woning van X in 2010 geldt de vrijstelling door de goedkeuring.
Voor een schenking in de jaren 2011 en verder geldt de vrijstelling op grond van de
wet.
Voorbeeld 4
X heeft een woning gekocht met de bedoeling in die woning te gaan wonen. Hij is druk
aan het verbouwen. De woning is voor het kind een woning als bedoeld in artikel 3.111, derde lid, van de Wet IB 2001. X krijgt voor die verbouwing van zijn ouders in 2012 een schenking van € 45.000.
Hij betaalt daarmee de kosten van de verbouwing (€ 35.000). Daarnaast koopt hij voor
€ 10.000 nieuw meubilair. In dit geval is € 35.000 besteed voor de eigen woning. Een
schenking tot en met € 50.300 mag worden gesplitst in een bedrag van € 26.156 voor
de woning en een bedrag van € 24.144 voor andere doeleinden. Dit betekent dat X van
de schenking van € 45.000 ten minste € 20.856 (€ 45.000 – € 24.144) moet besteden
aan de eigen woning. Het restant mag hij tot een maximum van € 24.144 besteden aan
andere doeleinden dan zijn eigen woning. X besteedt in dit voorbeeld € 10.000 aan
andere doeleinden. De verhoogde vrijstelling geldt dus voor de volledige schenking
van € 45.000.
In artikel 5 van de URSE zijn nadere voorwaarden opgenomen voor de verhoogde vrijstellingen voor een schenking
voor de eigen woning van een kind. Voor een vrijstelling moet van die schenking in
2010 en 2011 een notariële akte zijn opgemaakt (artikel 5, eerste lid, onderdeel b,
van de URSE). Die eis is in 2012 vervallen. In 2010 en 2011 zijn schenkingen gedaan
zonder notariële akte. Vanaf 1 januari 2010 tot de datum van publicatie van het besluit
DGB2010/602M kunnen schenkingen zijn gedaan voor de eigen woning van het kind die
achteraf bezien materieel al wel, maar door de ontbrekende notariële akte formeel
niet voldeden aan de voorwaarden van de goedkeuring. Daarnaast was er in 2010 onduidelijkheid
over de eis van een notariële akte in relatie tot artikel 33, onder 6°, van de Successiewet. In de praktijk zijn er ook discussies over de mogelijkheden het vormgebrek van de
notariële akte te repareren dan wel de schenking te herroepen en opnieuw te doen.
Mede door de wijziging in 2012, vind ik de door deze discussies ontstane onzekerheid
niet gewenst. Daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur goed dat voor schenkingen gedaan in 2010 of 2011 artikel 5, onderdeel b, van de URSE, zoals die bepaling luidde voor 2010 en 2011, niet geldt.