Consulaire Wet

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1994.
Geldend van 01-01-1994 t/m 09-10-2010

Wet van 25 juli 1871, houdende regeling van de bevoegdheid der consulaire ambtenaren tot het opmaken van burgerlijke akten, en van de consulaire regtsmagt

Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de bevoegdheid der consulaire ambtenaren tot het opmaken van burgerlijke akten, en de consulaire regtsmagt bij eene wet te regelen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eerste hoofdstuk. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 Aan de consulaire ambtenaren, bij algemene maatregel van rijksbestuur aan te wijzen, wordt toegekend:

    • a. de bevoegdheid tot het opmaken van akten van de burgerlijke stand,

    • b. de bevoegdheid tot het opmaken van andere burgerlijke akten,

    • c. de bevoegdheid tot het verrichten van bepaalde handelingen van vrijwillige rechtspraak in burgerlijke zaken, in Nederland aan kantonrechters en in de Nederlandse Antillen en Aruba aan leden van het gerecht in eerste aanleg opgedragen.

  • 2 Evenzo kan bij algemene maatregel van rijksbestuur een bepaalde onder a of b begrepen bevoegdheid afzonderlijk aan consulaire ambtenaren worden verleend.

  • 3 Rechtspraak bij andere wetten aan diplomatieke en consulaire ambtenaren opgedragen, wordt uitgeoefend overeenkomstig de regelen van deze wet.

  • 4 De consulaire ambtenaren oefenen een hun toegekende bevoegdheid uit binnen het ressort dat Onze Minister van Buitenlandse Zaken voor de consulaire post waaraan zij verbonden zijn, heeft vastgesteld, en slechts ten behoeve van daarin aanwezige Nederlanders.

  • 5 Een consulaire ambtenaar mag scheidsman zijn.

Artikel 2

Onder consulaire ambtenaren verstaat deze wet de aan het hoofd van consulaire posten gestelde diplomatieke en consulaire ambtenaren en de verdere leden van het personeel van de buitenlandse dienst, die aan een consulaire post een consulaire betrekking bekleden.

Artikel 3

Bij afwezigheid of verhindering van de, ingevolge art. 1 aangewezen, consulaire ambtenaar, wordt deze vervangen door de ter plaatse zijner vestiging aanwezige consulaire ambtenaar van mindere rang, en, bij ontstentenis van zodanige ambtenaar, door de persoon, die tot het waarnemen zijner betrekking aangewezen is.

Artikel 4

Ter vervulling van zijn in artikel 1 genoemde bevoegdheden kan een consulaire ambtenaar een tolk benoemen of, bij voorkomende omstandigheden, een persoon tijdelijk met de betrekking van tolk belasten.

Artikel 5

De tolk, krachtens het voorgaande artikel benoemd of aangewezen, legt, alvorens zijn betrekking te aanvaarden, in handen van de consulaire ambtenaar de eed (de belofte) af, dat hij die betrekking getrouw zal waarnemen.

Artikel 7

  • 1 Grossen van overeenkomstig artikel 17 opgemaakte akten voeren aan het hoofd de woorden "In naam des Konings".

  • 2 Deze grossen en grossen van uit kracht van de wet door een consulaire ambtenaar gedane uitspraken zijn in het Koninkrijk uitvoerbaar, mits in behoorlijke vorm opgemaakt.

Artikel 8

Voor alle uitspraken en akten, uit kracht van de wet door consulaire ambtenaren opgemaakt of verleden, is het gebruik van elke levende taal geoorloofd, mits de gebezigde taal wordt verstaan door de partijen en door allen die bij het opmaken of verlijden der akten verschijnen ofwel de inhoud aan hen die de gebezigde taal niet verstaan, wordt vertolkt door een volgens artikel 5 beëdigde tolk.

Artikel 9

Bij de uitoefening van rechtspraak en het verrichten van andere handelingen van rechters neemt de consulaire ambtenaar zoveel mogelijk de voorschriften in acht die in de twaalfde titel van het Eerste Boek van het Nederlandse Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan rechters en griffiers zijn gegeven.

Artikel 10

  • 1 Door een consulaire ambtenaar als getuige opgeroepen binnen het consulaire ressort aanwezige Nederlanders die geen geldige reden van verschoning hebben, moeten verschijnen en onder ede (belofte) de gehele waarheid en niets dan de waarheid zeggen.

  • 2 Een door een consulaire ambtenaar benoemde deskundige die zijn benoeming aanneemt moet, onder ede (belofte) de hem toevertrouwde last naar geweten vervullen.

  • 3 De consulaire ambtenaar is bevoegd binnen het consulaire ressort aanwezige Nederlanders op te roepen die echtgenoot, bloed- of aanverwant, voogd, toeziende voogd, curator, bijzondere curator of toeziende curator zijn van degene over wiens rechten een zaak behandeld wordt. De opgeroepene die geen geldige reden van verschoning heeft, is verplicht in persoon of, waar de wet zulks toelaat, bij gemachtigde te verschijnen.

Artikel 11

  • 2 Op de wraking beslist de onmiddellijk boven hem gestelde ambtenaar of bij gebreke daarvan de secretaris-generaal van het Departement van Buitenlandse Zaken, zonder mogelijkheid van beroep.

  • 3 Indien een consulaire ambtenaar zich verschoont of indien zijn wraking gegrond bevonden wordt, voorziet de onmiddellijk boven hem gestelde ambtenaar of bij gebreke daarvan de secretaris-generaal van het Departement van Buitenlandse Zaken in zijn vervanging door een andere consulaire ambtenaar die niet aan de eerstgenoemde ondergeschikt mag zijn.

Artikel 11a

  • 1 Alle vonnissen en beschikkingen van een consulaire ambtenaar zijn bij voorraad uitvoerbaar, voor zover hij niet anders bepaalt.

  • 2 Van de einduitspraken van een consulaire ambtenaar kan gedurende drie maanden na de uitspraak bij beroepschrift hoger beroep worden ingesteld bij de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage of, indien het recht van de Nederlandse Antillen dan wel Aruba is toegepast, bij het gerecht in eerste aanleg in het betrokken rijksdeel. Tegen einduitspraken die een voorlopige beslissing behelzen, staat geen rechtsmiddel open.

Tweede hoofdstuk. Het opmaken van burgerlijke akten

Artikel 11b

Alle uitspraken en akten, uit kracht van de wet door consulaire ambtenaren opgemaakt of verleden zijn geldig, ook wanneer de bij de Nederlandse wetten of in voorkomend geval de bij de Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse wetten voorgeschreven formaliteiten daarbij niet in acht zijn genomen, mits in dit geval in het stuk de redenen vermeld zijn waarom het verzuim der voorgeschreven formaliteiten onvermijdelijk was.

Artikel 12

  • 1 Een consulaire ambtenaar is, voorzover hem de bevoegdheid tot het opmaken van akten van de burgerlijke stand is toegekend, bevoegd tot de verrichtingen, aan de ambtenaren van de burgerlijke stand bij Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse wettelijke bepalingen opgedragen.

  • 2 De aldus, overeenkomstig die wettelijke bepalingen, door hem opgemaakte akten van de burgerlijke stand hebben gelijke kracht, als waren zij in het Koninkrijk opgemaakt.

  • 3 De aangiften van geboorte in de consulaire ressorten moeten binnen dertig dagen na de bevalling worden gedaan.

Artikel 13

Indien een aanstaande echtgenoot die Nederlander is, in het tijdvak van zes maanden voorafgaande aan de dag der huwelijksvoltrekking woonplaats binnen het Koninkrijk heeft gehad, verzoekt de consulaire ambtenaar, te wiens overstaan het huwelijk zal worden voltrokken, de ambtenaren van de burgerlijke stand van de plaatsen, waar die aanstaande echtgenoot in dat tijdvak woonplaats binnen het Koninkrijk heeft gehad, zorg te dragen voor de afkondiging van het voorgenomen huwelijk in hun standplaats.

Artikel 14

  • 1 De door de consulaire ambtenaren opgemaakte akten van de burgerlijke stand worden in één of meer registers ingeschreven.

  • 2 De voorschriften, bij of krachtens het Burgerlijk Wetboek vastgesteld voor het houden van registers van de burgerlijke stand, daaronder begrepen het afgeven van afschriften of uittreksels, zijn - zoveel als dit, gelet op het toepasselijke materiële recht, mogelijk is - van toepassing. De registers worden gewaarmerkt en gekanttekend door een daartoe door Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen ambtenaar van dat Departement.

  • 3 Een der dubbelen wordt bewaard in de archieven van het consulaire post; het andere aan Onze voornoemde Minister opgezonden, door wiens tussenkomst het ter griffie van de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage wordt overgebracht.

Artikel 15

De volmachten en andere stukken, welke bij de akten van de burgerlijke stand worden gevorderd, blijven aangehecht aan de registers, welke ter griffie van de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage moeten worden overgebracht.

Artikel 16

Ten opzichte van de in het vorig artikel bedoelde registers worden aan de griffier der arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage dezelfde verplichtingen opgelegd als met betrekking tot de overige ter griffie dier rechtbank zich bevindende registers van de burgerlijke stand op hem rusten.

Artikel 16a

  • 1 Van de verzoeken tot doorhaling van een akte in of tot aanvulling of verbetering van de registers van de burgerlijke stand die binnen een consulair ressort zijn of hadden moeten worden gehouden, neemt de arrondissements-rechtbank te ’s-Gravenhage kennis, behoudens hoger beroep.

Artikel 17

  • 1 Een consulaire ambtenaar is, voor zover hem de bevoegdheid tot het opmaken van andere burgerlijke akten dan die van de burgerlijke stand is toegekend, bevoegd tot verrichtingen, aan de notaris bij Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse wettelijke bepalingen opgedragen.

  • 2 De door hem of te zijnen overstaan overeenkomstig die wettelijke bepalingen verleden akten hebben gelijke kracht als waren zij in het Koninkrijk verleden.

Artikel 18

De door Nederlanders binnen het ressort van een in het vorige artikel vermelde ambtenaar overeenkomstig de voorschriften van het Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse recht opgemaakte olographische en geheime testamenten zijn geldig, na bij die ambtenaar in bewaring te zijn gesteld, mede met inachtneming van hetgeen daarover in het Nederlandse, Nederlands-Antilliaanse of Arubaanse recht is bepaald.

Artikel 19a

  • 1 De consulaire ambtenaren, voor zover zij bevoegd zijn tot het opmaken van:

    • a. openbare akten bevattende uiterste willen of herroeping van uiterste willen,

    • b. akten van superscriptie,

    • c. akten bevattende bewaargeving of teruggave van uiterste willen,

    • d. akten van giften van de gehele of gedeeltelijke nalatenschap, de gift van een of meer goederen uit de nalatenschap daaronder begrepen,

    • e. akten van benoeming ingaande bij overlijden, zijn verplicht uiterlijk op de eerste werkdag volgende op die waarop zij zulk een akte hebben opgemaakt aan Onze Minister van Buitenlandse Zaken op een door Onze Minister van Justitie vastgesteld formulier in tweevoud opgave te doen van de in het volgende lid bedoelde gegevens.

  • 2 Deze gegevens zijn:

    • 1°. het nummer waaronder de akte in het door de consulaire ambtenaar gehouden repertorium is vermeld,

    • 2°. de datum van de akte en de soort van de akte, naar de onderscheiding van het vorige lid,

    • 3°. de eerste drie voornamen, het aantal van de voornamen, en de naam, geboorteplaats, geboortedatum en woonplaats van de persoon die de akte deed opmaken, voor zover deze gegevens zijn opgenomen, of een verklaring dat en waarom deze niet kunnen worden opgegeven,

    • 4°. de voorletters, naam, ambtsbetrekking en standplaats van de consulaire ambtenaar die de akte heeft opgemaakt,

    • 5°. indien een openbare akte bevattende een uiterste wil of herroeping van een uiterste wil is opgemaakt, de mededeling of bij deze akte alle vorige uiterste willen al dan niet zijn herroepen.

  • 3 Onze Minister van Buitenlandse Zaken zendt de ontvangen opgaven onverwijld naar het testamentenregister.

  • 4 Van een in dit artikel bedoelde opgave wordt op de dag, waarop zij is geschied, in het repertorium aantekening gedaan.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Collegien en Ambtenaren, wien zulks aangaat, aan de naauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven op het Loo, den 25sten Julij 1871

WILLEM.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,

L. GERICKE.

De Minister van Justitie,

J. A. JOLLES.

Uitgegeven den derden Augustus 1871.

De Minister van Justitie,

J. A. JOLLES.