§ 1. Van de Koninklijke Militaire Academie
Aan de Koninklijke Militaire Academie wordt onderwijs gegeven in:
-
a. de wiskunde;
-
b. de toepassingen der natuurkunde op militair gebied;
-
c. de toepassingen der scheikunde op militair gebied;
-
d. de mechanica en hare toepassing op bouwkundige constructiën en werktuigen;
-
e. het landmeten en waterpassen en de geodesie;
-
f. de Maleische taal;
-
g. de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië;
-
h. de militaire aardrijkskunde;
-
i. de hoofdbegrippen der strategie en de krijgsgeschiedenis;
-
k. de tactiek;
-
l. de oorlogsgebruiken;
-
m. het militair strafrecht;
-
n. de artillerie-wetenschap;
-
o. de pionier- en de versterkingskunst;
-
p. de burgerlijke, de militaire en de schoone bouwkunde;
-
q. de waterbouwkunde en de hydrographie van Nederland;
-
r. de wetten en de voorschriften betreffende de uitvoering van genie-werken;
-
s. de paardenkennis; de rij- en de africhtingskunst;
-
t. het rechtlijnig en het topographisch teekenen;
-
u. de dienst- en de exercitie-reglementen, benevens de dienstvoorschriften en de militaire
wetten;
-
v. de militaire administratie;
-
w. de exercitiën en de verdere practische oefeningen;
-
x. de gymnastiek, het schermen, het zwemmen en het paardrijden.
Het leerplan wordt verdeeld over drie studiejaren.
Alle leerlingen der Cadettenschool, die voor den militairen dienst bij geneeskundig
onderzoek geschikt zijn bevonden en aan de eischen, die, krachtens het bepaalde in
het tweede lid van art. 5, voor overgang van de Cadettenschool naar de Koninklijke
Militaire Academie zijn gesteld, hebben voldaan, worden tot de Koninklijke Militaire
Academie toegelaten voor den dienst, waarvoor zij meer bepaaldelijk bestemd zijn.
Zij worden, zooveel mogelijk, bij het wapen hunner keuze ingedeeld, voor zoover zij
daartoe in aanmerking komen in verband met:
-
a. den uitslag van het zooeven gemelde geneeskundig onderzoek;
-
b. het aantal plaatsen, ingevolge het bepaalde bij art. 6, ten behoeve van deze categorie,
voor de onderscheidene wapens opengesteld;
-
c. de rangorde, welke zij bij het overgangsexamen van de Cadettenschool naar de Koninklijke
Militaire Academie, blijkens de uitspraak der examen-commissie, hebben verkregen;
daarbij gelet op hetgeen, krachtens het bepaalde in het tweede lid van art. 5, is
voorgeschreven ten aanzien van de eischen van kennis in bepaalde vakken, voor eene
plaatsing bij het wapen der artillerie of bij dat der genie.
Nederlanders en zij, die uit anderen hoofde Nederlandsche onderdanen zijn, die:
-
1a. opgeleid wenschen te worden voor den dienst hier te lande en op het tijdstip van den
aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom van zeventien jaren bereikt
en dien van een en twintig jaren niet overschreden hebben,
-
1b. opgeleid wenschen te worden voor den dienst in Nederlandsch-Indië en op het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom
van zestien jaren bereikt en dien van twee en twintig jaren niet overschreden hebben,
-
2. zich, onder overlegging der bij Reglement aangewezen bescheiden, bij Onzen Minister
van Oorlog, vóór het door dien Minister te bepalen tijdstip met een daartoe strekkend
verzoek hebben aangemeld, worden, voor zoover zij bij geneeskundig onderzoek voor
den dienst bij het wapen hunner keuze geschikt zijn bevonden, en indien over een voldoend
aantal plaatsen bij dat wapen kan worden beschikt, tot de Koninklijke Militaire Academie
toegelaten, wanneer zij, in het jaar van toelating of in het jaar daaraan onmiddellijk
voorafgaande, in het bezit zijn gekomen:
-
I. hetzij van het getuigschrift van goed volbracht eindexamen voor de hoogere burgerschool
met vijfjarigen cursus, bedoeld in art. 55 der wet op het middelbaar onderwijs;
-
II. hetzij van het in de artt. 11 en 12 der wet op het hooger onderwijs bedoelde getuigschrift
van bekwaamheid tot de studie aan eene Universiteit in de faculteit der geneeskunde
of der wis- en natuurkunde;
-
III. hetzij van een getuigschrift of diploma krachtens eenige wet met een der onder I of
II bedoelde gelijkgesteld.
Wij behouden Ons nochtans voor tot de Koninklijke Militaire Academie toe te laten:
-
1°. Nederlandsche onderdanen behoorende tot de Inlandsche of de daarmede gelijkgestelde
bevolking van Nederlandsch-Indië, die den onder 1°. van het eerste lid van dit artikel aangegeven hoogsten leeftijd
hebben overschreden, en
-
2°. bij uitzondering jongelieden, die geen Nederlanders of niet uit anderen hoofde Nederlandsche
onderdanen zijn, doch die overigens aan de eischen voor toelating voldoen.
Artikel 26bis
[Vervallen per 26-06-1923]
Overtreft voor eenig wapen het aantal aan de eischen van art. 26 beantwoordende adspiranten
dat der daarvoor beschikbaar gestelde plaatsen, dan hebben de betrokken adspiranten,
ter bepaling van de rangorde, waarin zij voor indeeling bij het wapen hunner keuze
in aanmerking komen, zich aan een rangschikkingsonderzoek te onderwerpen.
De indeeling bij de verschillende wapens geschiedt vervolgens naar de rangorde, door
die adspiranten bij het onderzoek, blijkens de uitspraak der commissie voor het rangschikkingsonderzoek
verkregen; daarbij gelet op hetgeen, krachtens het bepaalde onder b van art. 7, is voorgeschreven ten aanzien van den meerderen invloed van bepaalde
vakken, voor eene plaatsing bij het wapen der artillerie of bij dat der genie.
Bij de indeeling van de in dit artikel bedoelde adspiranten wordt in acht genomen,
dat hij, wiens vader in den dienst van den Staat gesneuveld, of binnen één jaar ten
gevolge van in dezen dienst voor den vijand bekomen wonden overleden is, op grond
hiervan, desverlangd, eene beschikbare plaats voor het wapen der infanterie inneemt,
wanneer hij volgens voormelde rangorde niet voor eene benoeming tot cadet bij het
wapen zijner keuze in aanmerking kan komen.
Het in art. 27 bedoelde rangschikkingsonderzoek bestaat in een rangschikkingsexamen,
alsmede in een onderzoek naar lichamelijke gesteldheid, bedrevenheid in lichaamsoefeningen,
algemeene geestesontwikkeling, verstandelijken aanleg en studiezin.
Het programma van het in het voorgaande lid genoemde rangschikkingsexamen omvat:
De eischen van kennis, volgens vorenvermeld programma te stellen, worden bij de in
art. 7, onder b, bedoelde voorschriften nader omschreven en toegelicht.
Ingeval sommige der voor de leerlingen van de Cadettenschool opengestelde plaatsen
aan de Koninklijke Militaire Academie, niet mochten worden vervuld, kan daarover worden
beschikt ten behoeve van de jongelieden, bedoeld in art. 26.
Hij, die overeenkomstig art. 26 of 27 tot de Koninklijke Militaire Academie wordt
toegelaten is, te rekenen van het tijdstip waarop zijn verblijf aan deze Inrichting
een aanvang neemt, verbonden, om den Staat gedurende zeven jaren als militair te dienen.
Van deze zeven jaren behoort hij er vier in den rang van officier te dienen, zoodat,
wanneer de officiersrang niet in drie jaren wordt bereikt, de dienstverbintenis stilzwijgend
met den langeren duur van den opleidingstijd wordt verlengd.
Het derde lid van art. 18, zoomede het voorbehoud, bij de slotalinea van dat artikel
gemaakt, zijn ook voor hem van toepassing.
De leerlingen der Koninklijke Militaire Academie worden, in het belang van hunne practische
vorming, volgens bij Reglement vast te stellen regelen, gedetacheerd bij het Wapen,
waarvoor zij worden opgeleid.
De leerlingen der Koninklijke Militaire Academie worden door Ons tot tweede-luitenant
benoemd bij het Wapen, waarvoor zij zijn opgeleid - ook al mocht er geene vacature
in gemelden rang bij dat Wapen bestaan - indien zij:
-
a. volgens de uitspraak der examen-commissie aan het bij Reglement voor het eind-examen
vastgestelde programma hebben voldaan;
-
b. naar het oordeel van die commissie - gegrond ook op de kennisneming van de te hunnen
aanzien uitgebrachte rapporten - voldoende practische geschiktheid en bruikbaarheid
bezitten en van goed gedrag zijn;
-
c. voor den militairen dienst bij geneeskundig onderzoek geschikt zijn bevonden.
Aan de applicatieschool bij de Koninklijke Militaire Academie wordt onderwijs gegeven
- naar regelen en gedurende een tijdvak door Ons te bepalen - in de vakken, waarin
de in Artikel 1bis bedoelde officieren als cadet niet, of niet volledig, het onderwijs ontvingen als
omschreven in het leerplan voor de Koninklijke Militaire Academie bedoeld in Artikel 5.
Aan het einde van het tijdvak in het vorige lid bedoeld, leggen de officieren, leerlingen
in de vakken, waarin hun gedurende dat tijdvak onderwijs is gegeven, ten overstaan
van eene door Ons te benoemen commissie een examen af, tot het geven van de vereischte
bewijzen van bekwaamheid.
Na afloop van dat examen wordt met afwijking van het bepaalde in artikel 7 der Bevorderingswet voor de Landmacht 1902, voor zooveel deze officieren betreft, de ouderdom in rang
voor de bevordering en de rangschikking door Ons opnieuw bepaald.
Zij, die aan het examen niet voldoen, volgen nog éénmaal het onderwijs aan deze applicatieschool.
Het omtrent het examen en de rangschikking in het tweede en derde lid hiervoren bepaalde
is ook op hen van toepassing.
Aan den Hoofdcursus wordt onderwijs gegeven in:
-
a. de wiskunde;
-
b. de natuurkunde;
-
c. het landmeten en waterpassen;
-
d. de Nederlandsche taal;
-
e. de Fransche taal;
-
f. de Hoogduitsche taal;
-
g. de Maleische taal;
-
h. de land- en volkenkunde van Nederlandsch-Indië;
-
i. de wis-, natuur- en staatkundige aardrijkskunde en de gronden der militaire aardrijkskunde
van Nederland;
-
k. de geschiedenis;
-
l. de tactiek;
-
m. de oorlogsgebruiken;
-
n. het militair strafrecht;
-
o. de wapenleer;
-
p. de pionier- en de versterkingskunst;
-
q. het rechtlijnig en het topographisch teekenen;
-
r. de warenkennis;
-
s. het boekhouden;
-
t. de dienst- en de exercitie-reglementen, benevens de dienstvoorschriften en de militaire
wetten;
-
u. de militaire administratie;
-
v. de exercitiën en de verdere practische oefeningen;
-
w. de gymnastiek, het schermen en het zwemmen.
Het leerplan wordt verdeeld over twee studiejaren.
Aan onderofficieren van het Wapen der Infanterie wordt, ongeacht zij al dan niet de
lessen op eenen Cursus hebben gevolgd, vergund het toelatings-examen tot den Hoofdcursus,
volgens het daarvoor bij Reglement vastgestelde programma, af te leggen, wanneer zij:
-
a. zoo zij opgeleid wenschen te worden voor het leger hier te lande, drie jaren als militair
gediend hebben, minstens één jaar den rang van onderofficier hebben bekleed en op
het tijdstip van den aanvang van het eerstvolgende leerjaar den vollen ouderdom van
negentien jaren bereikt en dien van vijf en twintig jaren niet overschreden hebben,
zoo zij opgeleid wenschen te worden voor het leger in Nederlandsch-Indië, op het tijdstip
van den aanvang van het eerstvolgend leerjaar den vollen ouderdom van negentien jaren
bereikt en dien van zes en twintig jaren niet overschreden hebben;
-
b. door practische geschiktheid, gedrag en dienstijver, naar door Onzen Minister van
Oorlog te stellen regelen, daarvoor in aanmerking kunnen komen;
-
c. voor den militairen dienst, bij geneeskundig onderzoek, geschikt zijn bevonden.
Aan onderofficieren der overige Wapens, die aan de onder a, b en c omschreven eischen voldoen, wordt eveneens de vergunning verleend bedoeld examen
af te leggen, wanneer zij tot tweede-luitenant bij de Militaire Administratie wenschen
te worden opgeleid.
De onderofficieren, die, ingevolge het bepaalde bij art. 35, aan het examen hebben
deelgenomen, en blijkens de uitspraak der examen-commissie, daaraan hebben voldaan,
worden tot den Hoofdcursus toegelaten, voor zoover daarbij, in verband met het bepaalde
bij art. 6, ten behoeve dier onderofficieren, plaatsen zijn opengesteld.
Overtreft het aantal adspiranten dat der beschikbaar gestelde plaatsen, dan geschiedt
de toelating naar de rangorde door die adspiranten, blijkens de uitspraak der examen-commissie,
bij het examen verkregen; met dien verstande, dat hij wiens vader in den dienst van
den Staat gesneuveld of binnen één jaar ten gevolge van in dezen dienst voor den vijand
bekomen wonden overleden is, op grond hiervan eene beschikbare plaats inneemt voor
het Wapen of Dienstvak, waarvoor hij krachtens het bepaalde bij art. 35 in aanmerking
komt.
Een onderofficier, die tot den Hoofdcursus wordt toegelaten, is - onafhankelijk van
den duur van zijn loopend dienstverband - verbonden, na zijne benoeming tot officier,
den Staat gedurende vier jaren in dien rang te dienen, onder gelijke verplichting
als in de 3de alinea van art. 18 is omschreven.
Het voorbehoud, bij de slot-alinea van art. 18 gemaakt, is ook voor hem van toepassing.
De onderofficieren van den Hoofdcursus worden, in het belang van hunne practische
vorming, gedurende een bij Reglement te bepalen tijd bij korpsen van het Leger gedetacheerd.
Wij behouden Ons daarbij voor, deze detacheering te doen achterwege blijven voor de
onderofficieren, die voor den militairen administratieven dienst in de Koloniën en
bezittingen van het Rijk in andere werelddeelen worden opgeleid.
De onderofficieren van den Hoofdcursus worden door Ons tot tweede-luitenant bij het
Wapen of Dienstvak, waarvoor zij zijn opgeleid, benoemd - óók al mocht er geene vacature
in gemelden rang bij dat Wapen of Dienstvak bestaan - indien zij voldoen aan de eischen,
overeenkomende met die, in art. 32 voor de leerlingen der Koninklijke Militaire Academie
omschreven.
Aan de applicatieschool bij den Hoofdcursus wordt onderwijs gegeven - naar regelen
en gedurende een tijdvak door Ons te bepalen - in de vakken, waarin de in Artikel 1bis bedoelde officieren als leerling van den Hoofdcursus, niet of niet volledig, het
onderwijs ontvingen als omschreven in het leerplan voor den Hoofdcursus, bedoeld in
artikel 5.
Aan het einde van het tijdvak in het vorige lid bedoeld, leggen de officieren, leerlingen
in de vakken, waarin hun gedurende dat tijdvak onderwijs is gegeven, ten overstaan
van eene door Ons te benoemen commissie een examen af, tot het geven van de vereischte
bewijzen van bekwaamheid.
Na afloop van dat examen wordt met afwijking van het bepaalde in artikel 7 der Bevorderingswet voor de Landmacht 1902, voor zooveel deze officieren betreft, de ouderdom in rang
voor de bevordering en de rangschikking door Ons opnieuw bepaald.
Zij, die aan het examen niet voldoen, volgen nog éénmaal het onderwijs aan deze applicatieschool.
Het omtrent het examen en de rangschikking in het tweede en derde lid hiervoren bepaalde
is ook op hen van toepassing.