Wetboek van Militair Strafrecht

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-10-2000.
Geldend van 01-10-2000 t/m 09-10-2010

Wet van 27 april 1903, tot vaststelling van een Wetboek van Militair Strafrecht

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is een nieuw Wetboek van Militair Strafrecht vast te stellen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, vast te stellen de volgende bepalingen, welke zullen uitmaken het WETBOEK VAN MILITAIR STRAFRECHT.

Eerste Boek. Algemene bepalingen

Inleiding Toepasselijkheid van het gemene strafrecht

Artikel 1

Bij de toepassing van dit Wetboek gelden de bepalingen van het gemene strafrecht, daaronder begrepen de negende titel van het eerste boek van het Wetboek van Strafrecht, behoudens de afwijkingen bij de wet vastgesteld.

Artikel 2

Op de niet in dit Wetboek omschreven strafbare feiten, begaan door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen, is het gemene strafrecht toepasselijk, behoudens de afwijkingen bij de wet vastgesteld.

Artikel 3

De in het Wetboek van Strafrecht voorkomende bepalingen betreffende feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een Nederlands schip, zijn ook toepasselijk op die feiten, begaan aan boord van of met betrekking tot een vaartuig der krijgsmacht, tenzij de inhoud dier bepalingen deze toepasselijkheid uitsluit of het feit valt onder een zwaardere strafbepaling.

Titel I. Omvang van de werking der strafwet

Artikel 4

De Nederlandse strafwet is toepasselijk op de militair, die zich buiten Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt.

Artikel 5

De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich, in tijd van oorlog, buiten Nederland schuldig maakt aan een strafbaar feit, waarvan onder die omstandigheden de kennisneming behoort aan de gerechten bedoeld in de Wet militaire strafrechtspraak.

Titel IA. Bepalingen omtrent feiten, begaan in of met betrekking tot de Nederlandse Antillen en Aruba

Artikel 5a

  • 1 Op feiten door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot de Nederlandse Antillen of Aruba, is het aldaar geldende strafrecht toepasselijk, indien de Nederlandse strafwet tegen zodanige feiten geen straf bedreigt.

  • 2 Indien het strafrecht van een der in het vorige lid genoemde Rijksdelen wordt toegepast, kunnen tevens worden toegepast de bepalingen van de Nederlandse strafwet, die betrekking hebben op de voorwaardelijke veroordeling en op de terbeschikkingstelling wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.

Artikel 5b

Indien de Nederlandse strafwet op feiten, door in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen begaan in of met betrekking tot de Nederlandse Antillen of Aruba, een lagere vrijheidsstraf of geldboete stelt dan de strafwet van de Nederlandse Antillen en Aruba, kan een vrijheidsstraf of geldboete worden opgelegd van ten hoogste de tijd dan wel het bedrag, gesteld bij laatstbedoelde strafwet.

Titel II. Straffen

Artikel 6

Onverminderd het bepaalde met betrekking tot de straffen in het Wetboek van Strafrecht kan de militair worden opgelegd:

  • a. als hoofdstraf: militaire detentie;

  • b. als bijkomende straf: ontzetting van bepaalde bevoegdheden, met dien verstande dat de bijkomende straf van plaatsing in een rijkswerkinrichting niet kan worden opgelegd.

Artikel 10

Voor de gevangenisstraf en de hechtenis gelden de in het gemene recht daarvoor gegeven regelen met dien verstande dat Wij voor militairen bijzondere voorschriften met betrekking tot de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid en de geestelijke, culturele en sociale verzorging kunnen vaststellen.

Artikel 11

  • 1 Ingeval gevangenisstraf of hechtenis kan worden uitgesproken is de rechter bevoegd in plaats daarvan tot militaire detentie te veroordelen.

  • 2 De duur van de militaire detentie zal de duur van de tegen het feit bedreigde vrijheidsstraf en die van zes maanden niet mogen overschrijden.

Artikel 12

  • 1 Militaire detentie wordt als regel in algehele of beperkte gemeenschap ondergaan. De straf wordt ten uitvoer gelegd hetzij in een militair gesticht hetzij in een huis van bewaring.

  • 2 Met betrekking tot de indeling en het beheer van en het regiem in militaire gestichten, als bedoeld in het vorige lid, de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid, de geestelijke, culturele en sociale verzorging en de tucht zijn, voor zover Wij niet anders bepalen, de voorschriften van toepassing welke gelden ten aanzien van de huizen van bewaring en de wijze waarop militaire detentie daarin wordt ten uitvoer gelegd.

  • 3 Voor militairen, die de militaire detentie in een huis van bewaring ondergaan, kunnen Wij bijzondere voorschriften met betrekking tot de arbeid, de bestemming van de opbrengst van de verplichte arbeid en de geestelijke, culturele en sociale verzorging vaststellen.

Artikel 14

Voor de toepassing van de bepalingen, die betrekking hebben op de voorwaardelijke veroordeling, wordt de militaire detentie als gevangenisstraf beschouwd.

Artikel 15

Een opdracht tot het verlenen van bijstand aan een voorwaardelijk veroordeelde kan aan elke instelling, houder van een inrichting of bijzondere ambtenaar, die daarmede in een der rijksdelen belast is, worden gegeven.

Artikel 21

  • 1 Veroordelingen tot vrijheidsstraffen, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen in de gevallen en op de wijze door Ons te bepalen geheel of ten dele worden ten uitvoer gelegd in strafgestichten in de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 2 Veroordelingen tot gevangenisstraf, tot militaire detentie of hechtenis, vervangende hechtenis daaronder begrepen, kunnen, indien de gelegenheid ontbreekt om gebruik te maken van een daartoe bestemd gesticht of gebouw, in de gevallen en op de wijze door Ons te bepalen geheel of ten dele worden ten uitvoer gelegd hetzij in een strafgesticht buiten het Koninkrijk, hetzij op een andere plaats geschikt tot het ondergaan van straf.

Artikel 35

Artikel 35a

Indien een persoon genoemd in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak naar aanleiding van een strafbaar feit begaan in of met betrekking tot de Nederlandse Antillen of Aruba, is ontzet uit een van de rechten vermeld in artikel 28, eerste lid, nos. 1-5, van het Wetboek van Strafrecht, heeft deze ontzetting ook betrekking op de uitoefening van die rechten in het betrokken rijksdeel.

Artikel 35b

  • 1 Ingeval tegen de bestuurder van een motorrijtuig proces-verbaal wordt opgemaakt ter zake van overtreding van artikel 163 of artikel 164 van dit wetboek, is artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de in laatstgenoemd artikel omschreven verplichting tot overgifte betrekking heeft op elk aan de bestuurder ingevolge enige binnen het Koninkrijk geldende regeling afgegeven rijbewijs alsmede op het hem in het buitenland uitgereikt internationaal rijbewijs.

  • 2 Indien artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 wordt toegepast in de Nederlandse Antillen of Aruba, worden onder opsporingsambtenaren als bedoeld in dat artikel mede begrepen de militairen die aldaar zijn aangesteld als buitengewoon agent van politie.

Artikel 36

  • 1 Bij veroordeling van de bestuurder van een motorrijtuig wegens overtreding van artikel 163, 164, 167 of 169 kan hem de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van ten hoogste vijf jaren worden ontzegd.

Artikel 36a

Bij veroordeling van een lid van de bemanning van een luchtvaartuig wegens overtreding van artikel 168 en artikel 169 kan aan hem de bevoegdheid de luchtvaart uit te oefenen voor ten hoogste zes maanden worden ontzegd.

Artikel 36b

Wij kunnen regelen stellen met betrekking tot het tijdstip van ingang van de bijkomende straffen, bedoeld in de artikelen 36 en 36a, en de daaraan verbonden administratieve gevolgen.

Titel III. Uitsluiting, vermindering en verhoging der strafbaarheid

Artikel 38

Niet strafbaar is hij die in tijd van oorlog binnen de grenzen zijner bevoegdheid een naar de regelen van het oorlogsrecht geoorloofd feit begaat, of wiens bestraffing strijdig zou zijn met een verdrag, geldende tussen Nederland en de mogendheid waarmede Nederland in oorlog is, of met enig voorschrift, ingevolge zodanig verdrag vastgesteld.

Artikel 44a

De verpleging van personen die krachtens uitspraak van een van de gerechten bedoeld in de Wet militaire strafrechtspraak ter beschikking zijn gesteld, kan in de gevallen en op de wijze door Ons te bepalen geschieden in de Nederlandse Antillen of Aruba.

Artikel 46

Indien een militair door het begaan van een misdrijf waarop hechtenis is gesteld, een dienstplicht schendt, wordt hij, onverminderd de toepassing van artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste de duur der op dat misdrijf gestelde hechtenis.

Artikel 48

Ten aanzien van een militair die opzettelijk met een militair van mindere rang aan enig opzettelijk gepleegd misdrijf deelneemt, wordt het maximum van de daarop gestelde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd.

Titel VII. Misdrijven naar het gemene strafrecht alleen op klachte vervolgbaar

Artikel 54

Indien een der misdrijven omschreven in deartikelen 245, 248a en 281 van het Wetboek van Strafrecht, gepleegd is in tijd van oorlog, door een persoon genoemd in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak, kan de vervolging ambtshalve plaatshebben.

Titel VIII. Verval van het recht tot strafvordering en van de straf

Artikel 56

Het recht tot strafvordering ter zake van de misdrijven omschreven in de artikelen 100, 109 en 110, vervalt door verjaring in twaalf jaren.

Artikel 57

  • 1 Ten aanzien van een persoon die vóór het begaan van het misdrijf de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, wordt de in artikel 56 vermelde verjaringstermijn tot de helft van de daar bedoelde duur ingekort.

  • 2 Ten aanzien van zodanige persoon is de termijn der verjaring van het recht tot uitvoering der straf, opgelegd wegens een misdrijf als bedoeld bij artikel 56, een derde langer dan de bij het voorgaande lid bepaalde termijn der verjaring van het recht tot strafvordering wegens dat misdrijf.

Artikel 58

De termijn van verjaring van het recht tot strafvordering ter zake van ongeoorloofde afwezigheid, van desertie en van de misdrijven omschreven in de artikelen 109 en 110, vangt aan met de dag na die waarop de afwezigheid is aangevangen.

Artikel 59

  • 2 Bij algemene maatregel van Rijksbestuur worden voorschriften gegeven met betrekking tot de wijze waarop de in het voorgaande lid bedoelde bevoegdheid wordt uitgeoefend.

  • 3 De bevelvoerende militairen bekleed met de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, maken hiervan gebruik volgens richtlijnen, vast te stellen door het College van procureurs-generaal.

Titel IX. Betekenis van sommige in het wetboek voorkomende uitdrukkingen - Uitbreiding der toepasselijkheid van sommige bepalingen

Artikel 60

  • 1 Onder militairen worden verstaan:

    • 1°. zij wier vrijwillig dienstverband bij de krijgsmacht tot doorlopende werkelijke dienst verplicht, tijdens de gehele duur van dat dienstverband;

    • 2°. alle andere vrijwilligers bij de krijgsmacht en de dienstplichtigen, zo vaak en zolang zij in werkelijke dienst zijn, alsmede wanneer zij buiten werkelijke dienst in het tijdvak gedurende hetwelk zij voor die dienst kunnen worden opgeroepen, een der feiten plegen omschreven in de artikelen 109 en 110 van dit Wetboek.

Artikel 60a

Wij kunnen bepalen, dat vreemde militairen en een vreemde krijgsmacht voor de toepassing van door Ons aan te wijzen wettelijke bepalingen worden gelijkgesteld met Nederlandse militairen dan wel de Nederlandse krijgsmacht.

Artikel 61

Hij die feitelijk dient bij de krijgsmacht, wordt van rechtswege als militair aangemerkt, tenzij aannemelijk wordt gemaakt, dat hij niet onder een der bepalingen van het voorgaande artikel valt.

Artikel 62

De in artikel 60 no. 2 bedoelde vrijwilliger bij de krijgsmacht of de dienstplichtige wordt geacht in werkelijke dienst te zijn:

  • 1°. zodra hij, voor de werkelijke dienst opgeroepen of vrijwillig in werkelijke dienst komende, op de plaats van zijn bestemming is aangekomen, zodra hij zich voor deze dienst heeft aangemeld of zodra hij voor deze dienst is overgenomen, een en ander totdat hij met groot verlof vertrekt;

  • 2°. zolang hij deelneemt aan militaire oefening of militair onderricht, dan wel enige andere militaire werkzaamheid verricht;

  • 3°. zolang hij als vrijwilliger of dienstplichtige of als verdachte in een militaire strafzaak bij enig onderzoek tegenwoordig is;

  • 4°. zolang hij uniformkleding of het voor hem vastgestelde kenteken of onderscheidingsteken draagt;

  • 5°. zolang hij in een militaire inrichting of aan boord van een vaartuig der krijgsmacht straf ondergaat.

Artikel 63

  • 1 Onder militairen worden mede begrepen de tot enige militaire dienst gebruikt wordende gewezen militairen, in welk geval zij worden geacht de laatstelijk door hen beklede rang of de hogere, die hun bij of na het verlaten van de militaire dienst is toegekend, te bekleden.

Artikel 65

  • 1 Krijgsgevangenen en geïnterneerde personen die ingevolge artikel 4, onder B, van het Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 augustus 1949 als krijgsgevangenen moeten worden behandeld, daaronder begrepen degenen die onder belofte of voorwaarde zijn vrijgelaten, worden, met inachtneming van de door hen beklede rang, gelijkgesteld met Nederlandse militairen ten aanzien van door hen begane strafbare feiten, waartegen is voorzien bij het gemene recht, bij artikel 80 of bij de titels IV-VI en VIII-XI van het tweede boek van dit wetboek, met uitzondering van de artikelen 159-162. Geïnterneerde vreemde militairen die krachtens beschikking van het bevoegd Nederlands gezag andere vreemde militairen onder hun bevelen hebben, worden ten aanzien van hun verhouding tot die andere personen, met inachtneming van de door hen beklede rang gelijkgesteld met Nederlandse militairen.

  • 2 Zij worden geacht tot dat deel van de krijgsmacht te behoren, onder welks bewaring zij zich bevinden.

Artikel 66

In de uitdrukking "hij die ....", gebezigd in de omschrijving van een strafbaar feit wordt onder het woord "hij" verstaan ieder persoon genoemd in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak.

Artikel 67

De verhouding van meerdere tot mindere bestaat tussen militairen:

  • 1°. krachtens hogere militaire rang;

  • 2°. bij gelijkheid van rang, krachtens meerdere ouderdom daarin, doch alleen in betrekking tot dienstaangelegenheden;

  • 3°. onafhankelijk van hun rang of stand, wanneer en voor zover de ene, hetzij krachtens zijn betrekking als bevelvoerend militair, hetzij krachtens beschikking van het bevoegd gezag, de andere onder zijn bevelen heeft.

Artikel 67a

Ten aanzien van vreemde militairen kan een gelijkstelling van vreemde militaire rangen met Nederlandse plaatsvinden door Ons of van Onzentwege door Onze daarbij betrokken Minister van Defensie.

Artikel 69

Onder schildwacht wordt verstaan iedere militair, die met een door Onze Minister van Defensie vast te stellen wapen uitgerust of van een door Onze Minister van Defensie vast te stellen kenteken voorzien, op post of uitkijk is gesteld.

Artikel 70

Onder oorlogsvaartuig wordt verstaan elk ten behoeve der zeemacht gebezigd vaartuig, waarover een militair der zeemacht het bevel voert.

Artikel 71

Zodra aan een gedeelte der krijgsmacht op de door Ons te bepalen wijze is bekendgemaakt, dat het door het militair gezag is aangewezen, hetzij ter deelneming aan een militaire expeditie, hetzij ter bestrijding ener vijandelijke macht, hetzij ter handhaving der onzijdigheid van de staat, hetzij tot enig optreden ofwel tot collectieve of tot individuele zelfverdediging, ofwel tot handhaving of herstel van de internationale orde en veiligheid, hetzij ter voldoening aan een vordering van het bevoegd gezag in geval van oproerige beweging, wordt ten aanzien van dat gedeelte, totdat die taak is geëindigd, tijd van oorlog aanwezig geacht, en worden, ten aanzien van datzelfde gedeelte, de personen tegenover wie het geweld der wapenen wordt of kan worden aangewend, gelijkgesteld met de vijand.

Artikel 71a

  • 1 Voor de toepassing van de titels III-X en de artikelen 156 en 159-162 van het tweede boek zal de rechter, onverminderd het bepaalde in de artikelen 71 en 71b, de aanwezigheid van tijd van oorlog slechts aannemen, hetzij onder feitelijke oorlogsomstandigheden, hetzij indien Wij zulks bepalen in verband met het feit dat Wij een oorlog dreigende achten.

  • 2 Ons desbetreffende besluit kan betrekking hebben op de gehele krijgsmacht of op een deel daarvan.

Artikel 71b

Voor de toepassing van de artikelen 122, 123, 142, 156 en 159-162 wordt tijd van oorlog mede aanwezig geacht indien de in die artikelen omschreven feiten worden begaan aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.

Artikel 72

Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd in tijd van oorlog, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geachte oorlog tegen Nederland.

Artikel 73

Waar gesproken wordt van een misdrijf, gepleegd bij een gevecht met de vijand, wordt daaronder mede begrepen het geval, dat de schuldige het misdrijf pleegt met het oog op een door hem aanstaand geacht gevecht of bij een terugtocht uit een gevecht met de vijand.

Artikel 75

  • 1 De bepalingen van dit wetboek zijn toepasselijk, indien de daarin omschreven feiten worden gepleegd tegen of met betrekking tot vreemde mogendheden, hun krijgsmachten of personen, die daarvan deel uitmaken, voor zover:

    • a. hetzij die mogendheden bondgenoten zijn van de Staat in een gemeenschappelijke oorlog;

    • b. hetzij strijdkrachten van die mogendheden gemeenschappelijk optreden met een gedeelte van de krijgsmacht, waaraan de bekendmaking, bedoeld in artikel 71, is gedaan;

    • c. hetzij met die mogendheden een overeenkomst is gesloten ter collectieve zelfverdediging en een gemeenschappelijke oorlog dreigende is.

  • 2 De bepalingen van dit wetboek zijn voorts toepasselijk indien de feiten omschreven in de titels IV-VI, VIII en IX van het tweede boek worden gepleegd tegen of met betrekking tot vreemde mogendheden waarmede een overeenkomst is gesloten ter collectieve zelfverdediging, hun krijgsmachten of personen, die daarvan deel uitmaken.

Artikel 75a

Een verhouding van meerdere tot mindere bestaat ten opzichte van vreemde militairen slechts voor zover zulks door Ons of van Onzentwege door door Ons aan te wijzen autoriteiten wordt bepaald.

Artikel 75b

Voor de toepassing van de artikelen 164, 166 en 169 worden onder rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen, die bij de krijgsmacht in gebruik zijn, mede begrepen rij-, voer-, vaar- en luchtvaartuigen in gebruik bij een vreemde krijgsmacht als bedoeld in artikel 75.

Tweede Boek. Misdrijven

Titel I. Misdrijven tegen de veiligheid van de Staat

Artikel 77

  • 1 De militair die in tijd van oorlog opzettelijk de vijand hulp verleent of de Staat tegenover de vijand benadeelt, wordt, als schuldig aan militair verraad, gestraft met, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Met gelijke straf wordt gestraft de militair die in tijd van oorlog tot het plegen van militair verraad samenspant.

Artikel 78

  • 1 Als schuldig aan verspieding wordt gestraft met, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie:

    • 1°. hij die opzettelijk ten behoeve van de vijand een inlichting betreffende enig krijgsbelang tracht in te winnen aan boord van een vaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht, binnen de voorpostenlinie, in een versterkte of bezette plaats of post, of in een inrichting van de krijgsmacht, dan wel in een verboden plaats;

    • 2°. hij die in tijd van oorlog tersluik, onder een vals voorgeven, door middel van een vermomming of langs een andere dan de gewone toegang binnen een van de in no. 1 vermelde plaatsen tracht te komen, aldaar in dier voege aanwezig wordt gevonden, of zich op een van die wijzen of door een van die middelen vandaar tracht te verwijderen;

    • 3°. hij die in tijd van oorlog opzettelijk een opneming doet of een afbeelding of beschrijving maakt, betreffende enige zaak van militair belang.

  • 2 De bepalingen van nos. 2 en 3 zijn niet toepasselijk, indien de rechter blijkt, dat de dader niet ten behoeve van de vijand heeft gehandeld.

Artikel 80

De in geval van een oorlog waarin Nederland niet betrokken is, hier te lande geïnterneerde militair van een der oorlogvoerende mogendheden, die opzettelijk in strijd met een door hem gegeven belofte zich verwijdert of een door hem gegeven belofte of aangenomen voorwaarde waaronder hem verlof is verleend om zich tijdelijk of voorgoed te verwijderen, schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 81

De militair die, hetzij enige handeling waarvan hij weet, althans redelijkerwijze kan vermoeden, dat de staat daardoor in gevaar van oorlogsverwikkeling wordt gebracht, opzettelijk, zonder daartoe gerechtigd te zijn, verricht, hetzij opzettelijk enig voorschrift tot handhaving van de goede betrekkingen van de Staat met andere mogendheden van regeringswege gegeven en bekendgemaakt, overtreedt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 83

  • 1 Tegen de deelnemer aan enige in deze titel vermelde samenspanning, die, voordat de overheid met het bestaan daarvan bekend is, haar op zodanige wijze daarvan kennis geeft, dat dientengevolge het plegen van het voorgenomen misdrijf wordt voorkomen, is de strafvervolging uitgesloten.

  • 2 Deze bepaling geldt niet voor hem van wie blijkt, dat hij aanlegger is.

Titel II. Schending van krijgsplichten, zonder oogmerk om de vijand hulp te verlenen of de Staat tegenover de vijand te benadelen

Artikel 84

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de militair die in tijd van oorlog opzettelijk:

  • 1°. enige onder zijn bevelen staande versterkte of bezette plaats of post, ofwel de krijgsmacht of enig deel daarvan aan de vijand overgeeft of in 's vijands macht doet of laat overgaan, zonder daarvoor of daarbij alles gedaan of bedongen te hebben wat zijn plicht onder die omstandigheden van hem eiste;

  • 2°. de onder zijn bevelen staande plaats, post, vaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht buiten noodzaak eigendunkelijk ontruimt of verlaat;

  • 3°. bij een gevecht met de vijand zijn plicht niet nakomt om met de onder zijn bevelen staande krijgsmacht aan het gevecht deel te nemen of tegenover de vijand stand te houden.

  • 4°. de onder zijn bevelen staande krijgsmacht, geheel of ten dele, buiten noodzaak naar onzijdig gebied doet of laat overgaan.

Artikel 85

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°. hij die opzettelijk bij een gevecht met de vijand of in een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats of post zonder uitdrukkelijke last van of vanwege de ter plaatse aanwezige met het hoogste gezag beklede militair het teken van overgave geeft;

  • 2°. hij die in tijd van oorlog het krijgsvolk tracht te misleiden, te ontmoedigen of in verwarring te brengen.

Artikel 86

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

    • 1°. de militair die opzettelijk bij een gevecht met de vijand, met schending van zijn plicht als militair, hetzij op de vlucht gaat, hetzij enig oorlogsmaterieel vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, hetzij zich ontdoet van enig wapen, munitie of krijgstoerusting, hem van rijkswege verstrekt of tot zijn voorgeschreven wapening of uitrusting behorende, hetzij zich krijgsgevangen geeft;

    • 2°. de militair die zich in tijd van oorlog opzettelijk, hetzij tersluik, hetzij door een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels, hetzij door dronkenschap of zelfverminking aan het gevecht of aan het ogenblikkelijk gevaar in het gevecht onttrekt.

  • 2 De schuldige wordt gestraft met, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij tevens een andere militair tot een der onder 1° en 2° van dit artikel omschreven handelingen aanzet, alsmede indien hij het misdrijf begaat als bevelvoerend militair.

Artikel 87

  • 1 Hij die in tijd van oorlog opzettelijk een militaire operatie doet mislukken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 De schuldige wordt gestraft met, levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien hij het misdrijf begaat als bevelvoerend militair of als belast zijnde met het bestuur of toezicht over benodigdheden ten dienste van de krijgsmacht.

Artikel 88

Met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°. hij die zonder verlof van of vanwege de ter plaatse aanwezige met het hoogste gezag beklede militair zich in betrekking stelt tot iemand die zich bij de vijandelijke krijgsmacht of in 's vijands macht bevindt, of tot een onderdaan ener vijandelijke mogendheid of macht;

  • 2°. hij die een bescheid, bericht, inlichting of vraag van iemand die zich bij de vijandelijke krijgsmacht of in 's vijands macht bevindt, of van een onderdaan ener vijandelijke mogendheid of macht ontvangen of onderschept hebbende, opzettelijk nalaat daarvan dadelijk aan de militaire overheid mededeling te doen;

  • 3°. hij die in tijd van oorlog een gebeurtenis, bijzonderheid of beschouwing, welker ruchtbaarheid enig krijgsbelang kan schaden, opzettelijk bekendmaakt, zonder van ambtswege daartoe verplicht of bevoegd te zijn.

Artikel 89

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die in tijd van oorlog opzettelijk een bevel, gegeven door een daartoe bevoegde militair, niet opvolgt, of opzettelijk een maatregel, door een militair in het belang van de dienst ondernomen of bevolen, belet, belemmert of verijdelt, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

Artikel 90

  • 1 De samenspanning tot de in de artikelen 84, 85 en 87, tweede lid, omschreven misdrijven wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 94

  • 1 Hij aan wiens schuld te wijten is dat, in tijd van oorlog, enige versterkte of bezette plaats of post, ofwel de krijgsmacht of enig deel daarvan verloren gaat, dat een militaire operatie mislukt, of dat een vaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht onbruikbaar wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien de schuldige het misdrijf pleegt als bevelvoerend militair of als belast zijnde met het bestuur of toezicht over benodigdheden ten dienste van de krijgsmacht, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 95

  • 1 De militair, aan wiens schuld te wijten is dat enige versterkte of bezette plaats of post, ofwel de krijgsmacht of enig deel daarvan door de vijand wordt overvallen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien de schuldige het misdrijf pleegt als bevelvoerend militair, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.

Titel III. Misdrijven waardoor de militair zich aan de vervulling van dienstverplichtingen onttrekt

Artikel 96

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede aan zijn schuld is te wijten:

  • 1°. indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°. indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt;

  • 3°. indien hij daardoor een reis naar of van een plaats buiten het Koninkrijk of naar een plaats in een ander rijksdeel die, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, is bevolen, geheel of gedeeltelijk niet meemaakt.

Artikel 97

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van oorlog aan zijn schuld is te wijten:

  • 1°. indien hij daardoor niet kan deelnemen aan een gevecht met de vijand;

  • 2°. indien hij daardoor een bevolen reis, bedoeld in artikel 96, onder 3°, niet of niet geheel meemaakt;

  • 3°. indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 4°. indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel 98

Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair die zich in tijd van vrede schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid:

  • 1°. indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°. indien de afwezigheid langer dan vier dagen duurt.

Artikel 99

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die zich in tijd van oorlog schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid:

  • 1°. indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

  • 2°. indien de afwezigheid langer dan twee dagen duurt.

Artikel 100

  • 1 Als schuldig aan desertie wordt gestraft de militair:

    • 1°. die zich verwijdert met het oogmerk zich voorgoed aan zijn dienstverplichtingen te onttrekken, het oorlogsgevaar te ontgaan, naar de vijand over te lopen of, zonder daartoe gemachtigd te zijn, bij een andere mogendheid in krijgsdienst te treden;

    • 2°. wiens ongeoorloofde afwezigheid in tijd van vrede langer dan dertig, in tijd van oorlog langer dan zeven dagen duurt;

    • 3°. die zich schuldig maakt aan opzettelijke ongeoorloofde afwezigheid en daardoor een bevolen reis, bedoeld in artikel 96, onder 3°, niet of niet geheel meemaakt.

  • 2 Desertie, in tijd van vrede gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3 Desertie, in tijd van oorlog gepleegd, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaar en zes maanden of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 101

Het maximum der in de artikelen 98-100 gestelde gevangenisstraffen wordt verdubbeld:

  • 1°. Indien twee of meer personen gezamenlijk of ten gevolge van samenspanning het misdrijf plegen;

  • 2°. indien de schuldige bevelvoerend militair is;

  • 3°. indien hij het misdrijf pleegt terwijl hij dienst doet;

  • 4°. indien hij zich naar of in het buitenland verwijdert;

  • 5°. indien hij, zich van een vaartuig van de krijgsmacht verwijderende, het misdrijf pleegt met behulp van een tot de krijgsmacht behorende sloep of ander licht vaartuig;

  • 6°. indien hij het misdrijf pleegt met medeneming van een ten behoeve van de krijgsmacht gebruikt luchtvaartuig of motorvoertuig, wapen of munitie.

Artikel 102

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°. desertie naar de vijand;

  • 2°. desertie met het oogmerk om in een door de schuldige aanstaand geachte oorlog van het Koninkrijk met een andere mogendheid of macht bij deze in krijgsdienst te treden.

Artikel 103

  • 1 De samenspanning tot het in artikel 102 omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 104

  • 1 Naar de onderscheidingen, gemaakt in de artikelen 98-102 en met de daarbij gestelde straffen wordt gestraft de militair die zich opzettelijk door een listige kunstgreep of een samenweefsel van verdichtsels aan de vervulling van zijn dienstverplichtingen onttrekt of die zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken.

  • 2 Bij de toepassing van het eerste lid wordt met afwezigheid, bedoeld in de artikelen 98-102, gelijkgesteld de tijd, gedurende welke de militair zijn dienstverplichtingen niet heeft vervuld.

Artikel 105

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk een militair op diens verzoek voor de vervulling van dienstverplichting ongeschikt maakt.

  • 2 Indien het feit wordt begaan in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

  • 3 Indien het feit de dood ten gevolge heeft wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

Artikel 106

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair die zich opzettelijk aan de vervulling van een bepaalde soort van dienstverplichtingen onttrekt of zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

Artikel 107

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die zich opzettelijk aan een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid onttrekt of zich opzettelijk daarvoor ongeschikt maakt of laat maken, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, de gereedheid tot het daadwerkelijke uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, dan wel de veiligheid.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

  • 3 Indien het feit wordt gepleegd op een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats, dan wel op een voor de oorlogvoering essentiële plaats, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 108

  • 1 Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie wordt gestraft de militair aan wiens schuld het is te wijten dat hij een bijzondere verplichting betreffende de waakzaamheid of veiligheid niet vervult of niet in staat is te vervullen, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de bestrijding van gemeen gevaar voor personen of goederen, de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht, dan wel de veiligheid.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie opgelegd.

  • 3 Indien het feit wordt gepleegd op een door de vijand aangevallen of met aanval bedreigde plaats, dan wel op een voor de oorlogvoering essentiële plaats, wordt gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie opgelegd.

Artikel 109

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst. Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog kan gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie worden opgelegd.

Artikel 110

Met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste negen maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij niet voldoet aan een wettige oproeping voor de werkelijke dienst.

Artikel 111

  • 1 Hij die een verlofpas valselijk opmaakt of vervalst, of die zodanig stuk op een valse naam of voornaam of met aanwijzing van een valse hoedanigheid doet afgeven, met het oogmerk om het te gebruiken of door een militair te doen gebruiken als ware het echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Met gelijke straf wordt gestraft de militair die opzettelijk gebruik maakt van een valse of vervalste verlofpas als ware hij echt en onvervalst of als ware de inhoud in overeenstemming met de waarheid.

Artikel 112

De militair die opzettelijk van eens anders reispas, veiligheidskaart, reisorder of verlofpas gebruik maakt, als ware hij de daarin genoemde persoon, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 113

Indien een der misdrijven, omschreven in de artikelen 111 en 112 van dit wetboek of in de artikelen 228, 229 of 231 van het Wetboek van Strafrecht, door een militair in tijd van oorlog wordt gepleegd ten einde het misdrijf van desertie gemakkelijk te maken, wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 114

  • 1 Onder zich verwijderen wordt in deze titel mede begrepen het zich schuilhouden of zich niet bevinden op de plaats, waar de militair zijn dienstverplichtingen behoort te vervullen.

  • 2 Onder afwezigheid wordt verstaan het afwezig zijn van de in het vorige lid bedoelde plaats. De afwezigheid wordt geacht te zijn beëindigd op het tijdstip dat de militair wederom ter beschikking van de militaire autoriteiten is.

  • 3 Onder ongeoorloofde afwezigheid wordt mede verstaan de afwezigheid van de militair zolang deze nalatig is in de uitvoering van de door Ons opgelegde verplichtingen of de door Onze Minister vastgestelde regelen voor het geval van verhindering tot dienstverrichting.

Titel IV. Misdrijven waardoor de militair het functioneren van de krijgsmacht belemmert

Artikel 115

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en negen maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die door het stelselmatig niet nakomen van dienstverplichtingen het functioneren van de krijgsmacht belemmert.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie opgelegd.

Artikel 116

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die het functioneren van de krijgsmacht belemmert door in gezamenlijk verband met een of meer militairen opzettelijk dienstverplichtingen niet na te komen.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

Artikel 117

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk wederrechtelijk de uitvoering van enige maatregel belet of belemmert, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd.

Artikel 118

  • 1 Als schuldig aan feitelijke insubordinatie wordt met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie gestraft de militair die opzettelijk met geweld of bedreiging met geweld hetzij zich tegen een meerdere in de uitoefening van diens functie verzet, hetzij hem de vrijheid in die uitoefening ontneemt, hetzij hem dwingt enige dienst te verrichten of na te laten.

  • 2 De schuldige wordt gestraft:

    • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het misdrijf of de daarmee gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

    • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

    • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij de dood ten gevolge hebben.

Artikel 119

  • 1 Feitelijke insubordinatie, door twee of meer militairen met verenigde krachten gepleegd, wordt als muiterij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 De schuldige wordt gestraft:

    • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie indien het door hem gepleegde misdrijf of de daarbij door hem gepleegde feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

    • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij zwaar lichamelijk letsel ten gevolge hebben;

    • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien zij de dood ten gevolge hebben.

Artikel 120

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:

  • 1°. feitelijke insubordinatie in tijd van oorlog;

  • 2°. muiterij aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig van de krijgsmacht dat zich ergens bevindt waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is.

Artikel 121

  • 1 De samenspanning tot het in artikel 120 omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 122

  • 1 De militair die opzettelijk met vier of meer andere militairen samenschoolt om in vereniging hun plicht te verzaken wordt, indien het tot enige gewelddadigheid of bedreiging daarmee is gekomen, als schuldig aan deelneming aan militaire oproer gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 123

  • 1 De deelnemer aan samenscholing met vier of meer andere militairen om in vereniging hun plicht te verzaken, die tot de orde terugkeert voordat het tot enige gewelddadigheid of bedreiging daarmee is gekomen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien de samenscholing is gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 124

Ten aanzien van de feiten gepleegd tegen een meerdere wordt een troepenafdeling belast met wacht- of patrouilledienst, of een schildwacht gelijkgesteld met een meerdere, behalve in geval het feit is begaan door hem aan wie zij, als zodanig, ondergeschikt zijn.

Titel V. Schending van het dienstbevel

Artikel 125

Onder een dienstbevel wordt verstaan een bevel dat enig militair dienstbelang betreft en gegeven is door een meerdere aan een mindere.

Artikel 126

De militair die opzettelijk een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor personen of goederen te duchten is;

  • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

  • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 127

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en negen maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk een dienstbevel niet opvolgt, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

  • 2 Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt hij gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 3 Het maximum der in het eerste en tweede lid gestelde gevangenisstraffen wordt verdubbeld:

    • 1°. indien twee of meer personen gezamenlijk het misdrijf plegen;

    • 2°. indien de schuldige tevens een andere militair tot het misdrijf aanzet;

    • 3°. indien hij het misdrijf pleegt bij een gevecht met de vijand.

Artikel 128

Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk een dienstbevel om aan een gevecht met de vijand deel te nemen, of tegenover deze stand te houden, niet opvolgt.

Artikel 129

  • 1 De samenspanning tot het in artikel 128 omschreven misdrijf wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 130

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstbevel niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat;

  • 2°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie indien het feit iemands dood ten gevolge heeft;

  • 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht en het feit is gepleegd in tijd van oorlog;

  • 5°. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie, indien het feit een bevel betrof om aan een gevecht met de vijand deel te nemen of tegenover deze stand te houden.

Artikel 130a

Onder het niet opvolgen van een dienstbevel wordt mede verstaan het weigeren een dienstbevel op te volgen of het eigendunkelijk overschrijden daarvan.

Artikel 131

Een feit, bedoeld in de artikelen 126-130, is niet strafbaar, indien de bevolen gedraging onrechtmatig is.

Artikel 132

Niet strafbaar is de militair die een feit begaat, genoemd in de artikelen 126-128, indien hij de bevolen gedraging te goeder trouw als onrechtmatig beschouwde.

Artikel 133

Een feit, bedoeld in de artikelen 126-130, is niet strafbaar, indien onderling strijdige dienstbevelen zijn gegeven en het niet opgevolgde dienstbevel voorafgaat aan het laatst gehandhaafde.

Artikel 134

Met betrekking tot het dienstbevel wordt een troepenafdeling belast met wacht- of patrouilledienst, of een schildwacht gelijkgesteld met een meerdere, behalve in het geval het feit is begaan door hem aan wie zij, als zodanig, ondergeschikt zijn.

Titel VI. Schending van het dienstvoorschrift

Artikel 135

Onder dienstvoorschrift wordt verstaan een bij of krachtens algemene maatregel van Rijksbestuur of van bestuur dan wel een bij of krachtens landsverordening onderscheidenlijk landsbesluit gegeven schriftelijk besluit van algemene strekking dat enig militair dienstbelang betreft en een tot de militair gericht ge- of verbod bevat.

Artikel 136

  • 1 De militair die opzettelijk een dienstvoorschrift niet opvolgt wordt gestraft:

    • 1°. met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar en negen maanden of geldboete van de vierde categorie, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht;

    • 2°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan gemeen gevaar voor personen of goederen te duchten is;

    • 3°. met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;

    • 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

  • 2 Indien het feit bedoeld onder 1° is gepleegd in tijd van oorlog, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel 137

De militair aan wiens schuld het is te wijten, dat hij een dienstvoorschrift niet opvolgt, wordt gestraft:

  • 1°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, indien daardoor gemeen gevaar voor personen of goederen ontstaat;

  • 2°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;

  • 3°. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft;

  • 4°. met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht en het feit is gepleegd in tijd van oorlog.

Artikel 138

Een feit, bedoeld in een van beide voorgaande artikelen, is niet strafbaar indien een van het dienstvoorschrift afwijkend dienstbevel is opgevolgd.

Titel VII. Dienstweigering

Artikel 139

  • 1 De militair die weigert of opzettelijk nalaat iedere dienst, van welke soort ook, te verrichten wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien het feit is gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.

Titel VIII. Misdrijven tegen de persoon

Artikel 140

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, feitelijk bedreigt met geweld of feitelijk aanrandt.

Artikel 141

Indien een in de artikelen 300-303 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld misdrijf door een militair wordt gepleegd tegen een andere militair of iemand, die anderszins bij of ten behoeve van de krijgsmacht werkzaam is, kunnen de in die artikelen bepaalde gevangenisstraffen met een derde worden verhoogd.

Artikel 142

  • 1 Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie worden gestraft de militairen die in tijd van oorlog met vereende krachten geweld tegen een of meer personen plegen en bij het plegen van het feit misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun als militair gegeven.

  • 2 Met gelijke straf worden gestraft de in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen die gelijke handelingen plegen en daarbij misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun door hun betrekking tot de krijgsmacht gegeven.

Artikel 143

  • 1 Hij, die geweld pleegt tegen een dode, zieke of gewonde, behorende tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

  • 2 Onder hen, die behoren tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, worden voor de toepassing van dit artikel gerekend allen, die bij deze krijgsmacht in dienstbetrekking zijn of haar met toestemming van de militaire overheid vergezellen of volgen.

Titel IX. Ambtsmisdrijven

Artikel 144

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de veiligheid van de Staat dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

  • 2 Indien het feit wordt gepleegd in tijd van oorlog wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 145

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij aan wiens schuld het is te wijten dat hij in tijd van oorlog een mededeling, die hij uit hoofde van zijn ambt moet doen, niet of onjuist doet, indien als rechtstreeks en onmiddellijk gevolg daarvan schade ontstaat aan of te duchten is voor de veiligheid van de Staat dan wel de gereedheid tot het daadwerkelijk uitvoeren van een operatie of oefening van enig onderdeel van de krijgsmacht.

Artikel 146

Indien het in artikel 365 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf wordt gepleegd door een militair kan de in dat artikel bepaalde gevangenisstraf met een derde worden verhoogd.

Artikel 147

Met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft de militair die een andere militair opzettelijk door gift, belofte, bedreiging of misleiding weerhoudt van het doen van een klacht of aangifte ter zake van een strafbaar feit.

Artikel 148

De militair, die opzettelijk toelaat, dat een mindere een misdrijf pleegt, of die, getuige van een door een mindere gepleegd misdrijf, opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voorzover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, wordt gestraft als de medeplichtige.

Artikel 149

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft de militair die opzettelijk nalaat maatregelen te nemen, voor zover die nodig zijn en van hem kunnen worden gevergd, indien een onder zijn bevelen staande militair, naar hij redelijkerwijs moet vermoeden, een misdrijf pleegt of voornemens is te plegen.

Artikel 150

  • 1 De militair die opzettelijk een mindere een bevel geeft, inhoudende het plegen van een misdrijf, wordt, indien het bevel is uitgevoerd, als dader van dat misdrijf gestraft.

  • 2 Indien een bevel als in het eerste lid bedoeld niet is uitgevoerd, wordt de meerdere gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie, echter met dien verstande dat nooit een zwaardere straf mag worden uitgesproken dan terzake van poging tot het bevolen misdrijf, of, indien zodanige poging niet strafbaar is, terzake van het misdrijf zelf kan worden opgelegd.

Titel X. Misdrijven tegen de openbare orde

Artikel 151

  • 1 Hij die kennis draagt van enige in dit wetboek strafbaar gestelde samenspanning tot misdrijf of van voornemen tot het plegen van een misdrijf ter zake waarvan levenslange gevangenisstraf kan worden opgelegd of van een misdrijf tegen de veiligheid van de Staat, desertie in tijd van oorlog, feitelijke insubordinatie of militair oproer, en op een tijdstip, waarop het begaan van het misdrijf nog kan worden voorkomen, opzettelijk nalaat daarvan tijdig kennis te geven hetzij aan de overheid, hetzij aan de bedreigde, wordt indien het misdrijf is gevolgd, gestraft als de medeplichtige.

  • 2 Met gelijke straf wordt gestraft hij die kennis draagt van enig in het eerste lid vermeld reeds gepleegd misdrijf, en op een tijdstip, waarop de gevolgen nog kunnen worden afgewend, opzettelijk nalaat daarvan kennis te doen.

Artikel 152

Het vorig artikel is niet van toepassing op hem die door de kennisgeving gevaar voor een strafvervolging zou doen ontstaan voor zichzelf, voor een van zijn bloedverwanten of aangehuwden in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, voor zijn echtgenoot of gewezen echtgenoot of degene met wie hij een geregistreerd partnerschap is of was aangegaan, of voor een ander, bij wiens vervolging hij zich, uit hoofde van zijn ambt of beroep, van het afleggen van getuigenis zou kunnen verschonen.

Artikel 153

  • 1 Hij die, mondeling of bij geschrifte, een militair opruit tot enig misdrijf, in dit wetboek omschreven of door hem te begaan onder een der in artikel 44 van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheden, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 De schuldige wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien de opruiing betreft een der misdrijven omschreven in de artikelen 92-101 of 121 van het Wetboek van Strafrecht, desertie, strafbare schending van een dienstbevel in tijd van oorlog, muiterij of militair oproer buiten tijd van oorlog.

  • 3 De schuldige wordt gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie:

    • 1°. indien de opruiing geschiedt in tijd van oorlog en zij betreft een der in de artikelen 92 en 93 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven, militair verraad, desertie in een der in artikel 102 omschreven gevallen, schending van een dienstbevel als bedoeld in artikel 128, muiterij, militair oproer of een der in de artikelen 142 en 160 omschreven misdrijven;

    • 2°. indien de opruiing geschiedt aan boord van een oorlogsvaartuig of luchtvaartuig der krijgsmacht, zich ergens bevindende waar geen onmiddellijke hulp te verkrijgen is, en zij muiterij of militair oproer betreft.

  • 4 Met gelijke straffen wordt gestraft hij die een der in dit artikel vermelde geschriften, waarvan hij de inhoud kent, verspreidt, tentoonstelt, aanslaat of ter verspreiding in voorraad heeft.

Titel XI. Misdrijven met betrekking tot goederen

Artikel 154

Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die diefstal pleegt en daarbij misbruik heeft gemaakt van de gelegenheid, hem verschaft door zijn inkwartiering of door zijn huisvesting op openbaar gezag.

Artikel 155

Met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft diefstal door een militair gepleegd op een onder zijn bijzondere bewaking of bescherming gestelde plaats.

Artikel 156

  • 1 Met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt, als schuldig aan plundering, gestraft:

    • 1°. de militair die in tijd van oorlog bij het plegen van diefstal misbruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem als militair gegeven;

    • 2°. de persoon, behorende tot de in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemden, die bij het plegen van diefstal misbruik maakt of dreigt te maken van macht, gelegenheid of middel, hem door zijn betrekking tot de krijgsmacht gegeven;

    • 3°. hij die diefstal pleegt aan of tegen een dode, zieke of verwonde, behorende tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen. Onder hen, die behoren tot de krijgsmacht van een der strijdende partijen, worden voor de toepassing van deze bepaling gerekend allen, die bij deze krijgsmacht in dienstbetrekking zijn of haar met toestemming van de militaire overheid vergezellen of volgen.

  • 2 Indien het feit gepleegd is door twee of meer verenigde personen, worden de schuldigen gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 157

  • 1 Als schuldig aan opzetheling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie de militair die:

    • a. een goed verwerft, voorhanden heeft of overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of een zakelijk recht ten aanzien van een goed vestigt of overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed dan wel het vestigen van het recht wist dat het een door een der in deze titel omschreven misdrijven verkregen goed betrof;

    • b. opzettelijk uit winstbejag een door een der in deze titel omschreven misdrijven verkregen goed voorhanden heeft of overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of zakelijk recht ten aanzien van een door zodanig misdrijf verkregen goed overdraagt.

  • 2 Met dezelfde straf wordt gestraft hij die opzettelijk uit de opbrengst van enig door zodanig misdrijf verkregen goed voordeel trekt.

Artikel 158

  • 1 Als schuldig aan schuldheling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaar of geldboete van de vierde categorie de militair die:

    • a. een goed verwerft, voorhanden heeft of overdraagt, dan wel een persoonlijk recht op of zakelijk recht ten aanzien van een goed vestigt of overdraagt, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed dan wel het vestigen van het recht redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door een der in deze titel omschreven misdrijven verkregen goed betrof;

    • b. uit winstbejag een goed voorhanden heeft of overdraagt dan wel een persoonlijk recht op of zakelijk recht ten aanzien van een goed overdraagt, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het een door een der in deze titel omschreven misdrijven verkregen goed betreft.

  • 2 Met dezelfde straf wordt gestraft hij die uit de opbrengst van enig goed voordeel trekt, terwijl hij redelijkerwijs moet vermoeden dat het een door zodanig misdrijf verkregen goed betreft.

Artikel 159

  • 1 Hij die opzettelijk en wederrechtelijk een dier, dat ten behoeve van de krijgsmacht wordt gebruikt, doodt, mishandelt, voor de dienst ongeschikt maakt of wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

  • 2 Indien hij het feit pleegt in tijd van oorlog wordt gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren opgelegd of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 160

  • 1 Met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie worden gestraft de militairen die in tijd van oorlog met verenigde krachten opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of gedeeltelijk aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken, en bij het plegen van dat feit misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun als militair gegeven.

  • 2 Met gelijke straf worden gestraft de in artikel 2 van de Wet militaire strafrechtspraak genoemde personen die gelijke handelingen plegen en daarbij misbruik maken of dreigen te maken van macht, gelegenheid of middel, hun door hun betrekking tot de krijgsmacht gegeven.

Artikel 161

De militair, die in tijd van oorlog opzettelijk en wederrechtelijk enige oorlogsbehoefte vernielt, beschadigt, onbruikbaar maakt of wegmaakt, of die zich opzettelijk en eigendunkelijk ontdoet van enig hem van rijkswege verstrekt wapen, munitie, krijgstoerusting of voedingsmiddel, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste tien jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Artikel 162

De militair, die in tijd van oorlog enig aan hem of aan een andere militair van rijkswege verstrekt goed, wetende dat dit behoort tot de militaire kleding of uitrusting, hetzij zonder schriftelijke vergunning, door of vanwege de bevoegde officier afgegeven, verkoopt, ruilt, ten geschenke, in pand, gebruik of bewaring geeft, hetzij wegmaakt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vierde categorie.

Titel XII. Verkeersmisdrijven

Artikel 163

Hij die als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel of enig ander rij- of voertuig daarmede over enige voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg rijdt dan wel als bestuurder van een vaartuig daarmede op enig voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water vaart, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij niet in staat moet worden geacht het rij-, voer- of vaartuig naar behoren te besturen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 164

Hij die optreedt als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel of enig ander rij-, voer- of vaartuig, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, onder zodanige invloed van het gebruik van alcoholhoudende drank, dat hij niet in staat moet worden geacht zijn taak, als zodanig, naar behoren te vervullen, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 165

Voor de toepassing van de artikelen 162 en 163 wordt met alcoholhoudende drank gelijkgesteld elke stof, waarvan de bestuurder weet of redelijkerwijze moet weten, dat het gebruik de rijvaardigheid kan verminderen.

Artikel 166

Hij die opzettelijk wederrechtelijk enig motorrijtuig, vaartuig of luchtvaartuig gebruikt, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de tweede categorie.

Derde Boek. Overtredingen

Titel I. Verkeersovertredingen

Artikel 167

Hij die zich op een voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg dan wel op een voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water zodanig gedraagt, dat de vrijheid van het verkeer dan wel van de scheepvaart zonder noodzaak wordt belemmerd, of de veiligheid op de weg of op het water in gevaar wordt gebracht of dat redelijkerwijze is aan te nemen dat dit het geval kan zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 168

Hij die zich als lid van de bemanning van een luchtvaartuig zodanig gedraagt, dat de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid in het luchtruim dan wel op de grond of op het water in gevaar wordt gebracht of dat redelijkerwijze is aan te nemen, dat dit het geval kan zijn, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel 169

Hij die als gebruiker van een voor het openbaar of militair verkeer openstaande weg of als gebruiker van een voor de openbare of militaire scheepvaart openstaand water, dan wel als bestuurder van een motorrijtuig, een rijwiel, enig ander rij- of voertuig, een vaartuig of een luchtvaartuig, dat bij de krijgsmacht in gebruik is, de door of vanwege het bevoegd gezag met betrekking tot het verkeer of de scheepvaart gegeven regels en aanwijzingen niet in acht neemt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de tweede categorie.

Titel II. Feiten strafbaar gesteld in de buitenlandse wet

Artikel 170

  • 1 Hij die buiten het Koninkrijk een feit begaat, dat niet met straf wordt bedreigd door enige ingevolge dit Wetboek toepasselijke strafbepaling, doch waarvoor hij ingevolge enige op hem toepasselijke wet van het land, waar het feit begaan wordt, strafbaar is, wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste zes maanden en geldboete van de derde categorie, hetzij één van deze straffen. De opgelegde hechtenis mag in duur het maximum van de tegen het feit in de buitenlandse wet bedreigde vrijheidsstraf niet overtreffen. De opgelegde geldboete mag evenmin het maximum van de in de buitenlandse wet tegen het feit bedreigde geldboete te boven gaan.

  • 2 De vrijheidsstraf en de geldboete mogen slechts gezamenlijk worden opgelegd, indien dit ook bij toepassing van de buitenlandse wet mogelijk ware geweest.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven op het Loo, den 27sten April 1903

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

J. A. LOEFF.

De Minister van Marine,

ELLIS.

De Minister van Staat, Minister van Oorlog,

J. W. BERGANSIUS.

Uitgegeven den tweeden Mei 1903.

De Minister van Justitie,

J. A. LOEFF.