Wet uitvoering rechtsvorderingsverdrag Groot-Brittannië

Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2012

Wet van 6 april 1933, houdende voorzieningen tot uitvoering van het op 31 mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Brittannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodig is voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 31 Mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Britannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Algemeene bepaling

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • a. het verdrag: het op 31 Mei 1932 te Londen tusschen Nederland en Groot-Britannië gesloten verdrag, houdende bepalingen tot het vergemakkelijken van het voeren van rechtsgedingen in burgerlijke en handelszaken;

  • b. de bevoegde Nederlandsche consulaire ambtenaar: indien mededeeling van stukken of uitvoering van rogatoire commissies in Engeland moet geschieden, de Nederlandsche consul-generaal te Londen of degeen die hem vervangt; moet mededeeling of uitvoering buiten Engeland geschieden, de door Onzen Minister van Buitenlandsche Zaken aangewezen consulaire ambtenaar.

Mededeeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in Nederland

Artikel 2

Oordeelt de officier van justitie, wien eene aanvrage om mededeeling van eenig stuk overeenkomstig artikel 3 van het verdrag is toegezonden of doorgezonden, dat het geval, bedoeld bij letter f van dat artikel, aanwezig is, dan zendt hij de bescheiden onder opgaaf van redenen aan Onzen Minister van Justitie, die, zoo noodig na overleg met zijn ambtgenoot van Buitenlandsche Zaken, beslist.

Artikel 3

  • 1 De mededeeling van eenig stuk door den officier van justitie ingevolge artikel 3 van het verdrag geschiedt door eenvoudige afgifte tegen bewijs van ontvangst.

  • 2 Is bij de aanvrage om mededeeling van het stuk verzocht deze op eene bijzondere wijze te doen geschieden, dan volgt de officier van justitie deze wijze van mededeeling, mits deze niet in strijd is met het geldende recht.

Artikel 4

Alle stukken, opgemaakt om gevolg te geven aan het verzoek om mededeeling van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk, zijn vrij van de rechten van zegel en van registratie.

Mededeeling van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken van uit Nederland

Artikel 5

  • 1 Om overeenkomstig artikel 3 van het verdrag eenig stuk te doen mededeelen wordt, in afwijking van het bepaalde bij artikel 55, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, het exploit steeds gedaan aan den officier van justitie, met dien verstande, dat:

    indien het exploit een rechtsgeding betreft te voeren of aanhangig voor den Hoogen Raad, het gedaan wordt aan den officier van justitie bij de rechtbank te 's-Gravenhage, voor een gerechtshof aan den officier van justitie ter plaatse waar de zetel van dit hof is;

    indien het exploit niet reeds een te voeren of aanhangig rechtsgeding betreft, het gedaan wordt aan den officier van justitie bij de rechtbank, binnen welker rechtsgebied de verzoeker zijne woonplaats heeft.

  • 2 Onverminderd de vereischten bij het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering voor het exploit gesteld, zullen daarbij in ieder geval worden vermeld de volledige namen en hoedanigheden van de partijen en de volledige namen, het adres, en de hoedanigheid van dengeen voor wien het stuk bestemd is. Tevens wordt vermeld, dat het exploit overeenkomstig artikel 3 van het verdrag moet worden medegedeeld, met opgave of eene bijzondere wijze van mededeeling wordt verlangd.

  • 3 Het exploit is vergezeld van twee geteekende afschriften en van vertalingen van deze drie bescheiden. De vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëedigd vertaler in Nederland. Wordt bij het exploit een afzonderlijk stuk beteekend, dan geldt het gezegde omtrent afschriften en vertalingen ook voor dit afzonderlijk stuk.

Artikel 6

De officier van justitie kan, als waarborg voor de kosten, ter zake van de mededeeling te maken, een door hem te begrooten voorschot van den deurwaarder vragen.

Artikel 7

  • 1 De officier van justitie zal het exploit met "gezien" teekenen en de in het laatste lid van artikel 5 dezer wet bedoelde afschriften, met vertalingen, ter verdere behandeling doen toekomen aan den bevoegden Nederlandschen consulairen ambtenaar. Hij verzoekt dezen ambtenaar tevens de vertalingen voor overeenstemmend te verklaren.

  • 2 Is aan de artikelen 5 en 6 dezer wet niet voldaan, dan weigert de officier van justitie de doorzending der stukken, echter niet dan na getracht te hebben de naleving daarvan zooveel mogelijk te bevorderen.

Artikel 8

  • 1 De officier van justitie ontvangt het bewijsstuk, bedoeld bij artikel 3, letter g, van het verdrag, van den Nederlandschen consulairen ambtenaar.

  • 2 De officier van justitie kan weigeren dit bewijs aan belanghebbende af te geven, zoolang niet het geheele bedrag der kosten, ter zake van de mededeeling gemaakt, voldaan is.

Artikel 9

Verschijnt de gedaagde ten beteekenden rechtsdage niet, dan zal, indien de eischer het bewijsstuk, bedoeld bij het vorige artikel, nog niet ontvangen heeft, de rechter op verzoek van den eischer het verleenen van verstek en de behandeling der zaak tot eene volgende zitting aanhouden.

Rogatoire commissies door den Nederlandschen rechter uit te voeren

Artikel 10

  • 1 Behoudens het bepaalde bij artikel 11 zendt de officier van justitie, wien eene rogatoire commissie overeenkomstig artikel 7 van het verdrag is overgemaakt, deze door aan de kantonrechter van de rechtbank, binnen welks rechtsgebied de uitvoering, geheel of gedeeltelijk, moet plaats vinden. Deze geeft aan de rogatoire commissie uitvoering, voor zoover deze binnen zijn gebied moet geschieden.

  • 2 Moet de uitvoering binnen het gebied van meer rechtbanken geschieden, dan zendt de kantonrechter, door wien de rogatoire commissie, voor zooveel hem betreft, reeds is uitgevoerd, deze met de stukken onverwijld aan de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin de uitvoering alsnog geschieden moet, met gelijktijdige mededeeling van deze doorzending aan den officier van justitie.

  • 3 Bij verschil over de vraag, welke rechtbank de rogatoire commissie heeft uit te voeren, beslist Onze Minister van Justitie.

  • 4 De officier van justitie geeft van elke doorzending onverwijld kennis aan de autoriteit, welke hem de rogatoire commissie heeft overgemaakt.

Artikel 11

  • 1 Onze Minister van Justitie kan eene andere rechterlijke autoriteit dan den kantonrechter ter uitvoering van de rogatoire commissie aanwijzen, ingeval de aard dezer commissie daartoe aanleiding geeft.

  • 2 Oordeelt de officier van justitie, wien de rogatoire commissie is overgemaakt, dat er reden kan zijn tot toepassing van het vorige lid, dan vraagt hij de beslissing van Onzen voornoemden Minister.

Artikel 12

Oordeelt de officier van justitie, wien de rogatoire commissie is overgemaakt, of de rechter, wien zij is doorgezonden, dat het geval, bedoeld bij letter f van artikel 7 van het verdrag, aanwezig is, dan vindt artikel 2 dezer wet overeenkomstige toepassing.

Artikel 13

Indien een persoon, die ter zake van eene rogatoire commissie moet worden gehoord, niet vrijwillig verschijnt, geschiedt zijne dagvaarding ten verzoeke van de rechterlijke autoriteit, die de commissie uitvoert.

Artikel 14

Zoodra de rechter de rogatoire commissie heeft afgedaan, zendt hij aan den bij artikel 10 dezer wet bedoelden officier van justitie de ontvangen stukken terug, vermeerderd met de stukken, waaruit van de uitvoering blijkt, en met eene opgave van kosten als bedoeld bij letter b van artikel 10 van het verdrag.

Artikel 15

Alle stukken, ter zake van de uitvoering van rogatoire commissies opgemaakt, zijn vrij van de rechten van zegel en van registratie.

Rogatoire commissies door den Nederlandschen rechter opgedragen

Artikel 16

  • 1 Indien eene rogatoire commissie door den Nederlandschen rechter overeenkomstig artikel 7 van het verdrag wordt opgedragen, zendt hij de stukken ter verdere behandeling aan den bevoegden Nederlandschen consulairen ambtenaar. De zich bij die stukken bevindende vertalingen moeten voor overeenstemmend zijn verklaard door een beëedigd vertaler in Nederland.

  • 2 De rechter verzoekt den consulairen ambtenaar tevens de vertalingen voor overeenstemmend te verklaren.

Artikel 17

De kosten, welke ter zake van de uitvoering eener rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag in rekening worden gebracht, vormen een deel der proceskosten, waaromtrent volgens het gemeene recht door den rechter uitspraak wordt gedaan.

Artikel 18

De rechter stelt bij zijn vonnis, waarbij eene rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag wordt opgedragen, den dag vast, waarop de zaak weder ter rolle zal worden opgeroepen.

Artikel 19

Het proces-verbaal van de uitvoering eener rogatoire commissie overeenkomstig het verdrag heeft gelijke kracht als dat van den Nederlandschen rechter.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, den 6den April 1933

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

J. DONNER.

De Minister van Buitenlandsche Zaken,

BEELAERTS VAN BLOKLAND.

Uitgegeven den een en twintigsten April 1933.

De Minister van Justitie,

J. DONNER.