Regeling uitkering vliegongeval

Geraadpleegd op 10-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Besluit van 26 juni 1961, houdende regeling van de uitkeringen aan de nabestaanden van de militair, die aan de gevolgen van een vliegongeval tijdens dienstverrichtingen ten behoeve van de Krijgsmacht komt te overlijden, of aan de militair zelf, wanneer hij door gelijke oorzaken blijvend invalide geraakt

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Defensie van 13 maart 1961, Directie Militair Personeel, Afdeling Pensioenen en Wachtgelden, nr. P. 109.826/1-B;

De Raad van State gehoord (advies van 24 mei 1961, no. 11);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 15 juni 1961, Directie Militair Personeel, Afd. Pensioenen en Wachtgelden, nr. P. 109.826/1-F;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Aan de nagelaten betrekkingen van degene die als militair, krachtens een door of namens de Minister van Defensie verstrekte opdracht, anders dan als passagier, dienst aan boord van een vliegtuig verrichtte voor de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht of de Koninklijke luchtmacht en die ten gevolge van een vliegongeval met dat vliegtuig tijdens het verrichten van die dienst is overleden, wordt gezamenlijk een uitkering ineens verleend.

Artikel 3

Aan degene, die als militair, krachtens een door of namens de Minister van Defensie verstrekte opdracht, anders dan als passagier, dienst aan boord van een vliegtuig verrichtte voor de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht of de Koninklijke luchtmacht en die ten gevolge van een vliegongeval met dat vliegtuig tijdens het verrichten van die dienst blijvend invalide is geworden, wordt een uitkering ineens verleend.

Artikel 5

  • 1 Onder dienst aan boord van een vliegtuig in de zin van de artikelen 1 en 3 wordt verstaan het, na het tijdstip van in werking treden dezer regeling, waar ook ter wereld, tijdens een vlucht dienst doen aan boord van een vliegtuig.

  • 2 De vlucht, bedoeld in het vorige lid en in artikel 6, wordt geacht:

    • a. aan te vangen op het ogenblik, waarop de betrokkene, met het doel om te vliegen zich begeeft naar het vliegtuig en dit zo dicht is genaderd, dat hem ten gevolge van een gebeuren met dat vliegtuig, een vliegongeval zou kunnen overkomen;

    • b. te eindigen onmiddellijk na het ogenblik, waarop de betrokkene, na het verlaten van het vliegtuig op het aardoppervlak teruggekeerd, redelijkerwijze kan worden geacht zich in veiligheid te bevinden.

Artikel 6

Onder vliegongeval in de zin van deze regeling wordt verstaan een tijdens de vlucht rechtstreeks met het vliegtuig in verband staande plotselinge inwerking van uitwendig geweld op het lichaam, waaronder begrepen verstikking, het onvrijwillig inademen van vergiftigende gassen en dampen, verdrinking, uitputting en de gevolgen van rechtmatige verdediging, alsmede zodanige andere feiten als de Minister van Defensie in voorkomende gevallen daaronder begrepen oordeelt.

Artikel 7

  • 1 Onder nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 1 worden voor een gehuwde verstaan de weduwe of weduwnaar en de minderjarige kinderen en pleegkinderen en worden voor een ongehuwde verstaan de minderjarige kinderen en pleegkinderen, alsmede, indien de overledene een regelmatige bijdrage leverde in hun noodzakelijk levensonderhoud, de meerderjarige kinderen en pleegkinderen, ouders, grootouders en schoonouders.

  • 2 Indien de overledene een weduwe of weduwnaar, minderjarige kinderen dan wel minderjarige pleegkinderen heeft nagelaten, worden uitsluitend zij als nagelaten betrekkingen aangemerkt.

Artikel 8

  • 2 Onder nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 1 worden voorts mede verstaan zij, voor wie de getroffene, naar het oordeel van de Minister van Defensie, als kostwinner was aan te merken.

Artikel 9

De uitkering ineens, bedoeld in artikel 1, bedraagt indien de overledene:

  • 1e. in het genot was van een vliegtoelage bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Regeling vliegtoelagen zeemacht 1986 dan wel de artikelen 47 of 48 van de Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, dan wel de ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, onder a, van het Inkomstenbesluit militairen voor zover die regeling de (garantie)vliegtoelage betreft

  • 2e. gehuwd was, dan wel ongehuwd was en minderjarige kinderen en pleegkinderen heeft nagelaten;

  • 3e. militair was met een stand of rang

    • a. beneden die van luitenant ter zee der 3e klasse, dan wel die van tweede luitenant, € 10 000;

    • b. van luitenant ter zee der 3e klasse dan wel van tweede-luitenant of hoger, doch beneden die van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel die van majoor, € 15 000;

    • c. van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel van majoor of hoger, € 20 000.

Artikel 10

De uitkering ineens, bedoeld in artikel 1, bedraagt indien de overledene:

  • 1e. niet in het genot was van een vliegtoelage bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Regeling vliegtoelagen zeemacht 1986 dan wel de artikelen 47 of 48 van de Regeling inkomsten militairen land- en luchtmacht 1969, dan wel de ministeriële regeling ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, onder a, van het Inkomstenbesluit militairen voor zover die regeling de (garantie)vliegtoelage betreft.

  • 2e. gehuwd was, dan wel ongehuwd was en minderjarige kinderen en pleegkinderen heeft nagelaten;

  • 3e. militair was met een stand of rang

    • a. beneden die van luitenant ter zee der 3e klasse dan wel die van tweede-luitenant, € 25 000;

    • b. van luitenant ter zee der 3e klasse dan wel van tweede-luitenant of hoger, doch beneden die van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel die van majoor, € 37 500;

    • c. van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel van majoor of hoger, € 50 000.

Artikel 11

Behoudens het bepaalde in artikel 12, bedraagt de uitkering ineens indien de overledene:

  • 1e. ongehuwd was en meerderjarige kinderen en pleegkinderen, ouders, grootouders en schoonouders heeft nagelaten, die worden aangemerkt als nagelaten betrekkingen in de zin van artikel 7, eerste lid, dan wel indien betrokkene voor andere nagelaten betrekkingen krachtens artikel 8 wordt aangemerkt als kostwinner;

  • 2e. militair was met een stand of rang

    • a. beneden die van luitenant ter zee der 3e klasse dan wel die van tweede-luitenant, € 25 000;

    • b. van luitenant ter zee der 3e klasse dan wel tweede-luitenant of hoger, doch beneden die van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel die van majoor, € 37 500;

    • c. van luitenant ter zee der 1e klasse dan wel van majoor of hoger, € 50 000;

met dien verstande, dat deze uitkering wordt beperkt tot het gedeelte, hetwelk evenredig is aan de verhouding, waarin de bijdrage in de kosten van het noodzakelijk levensonderhoud staat tot de kosten van het noodzakelijk levensonderhoud op het tijdstip van overlijden, indien deze bijdrage een gedeelte vormt van die kosten.

Artikel 12

  • 1 Indien de som van de uitkeringen, toekomende aan de nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 11, zou overschrijden het bedrag bedoeld in dat artikel, ondergaat elke uitkering een evenredige vermindering.

  • 2 De toekenning van een uitkering ineens terzake van blijvende invaliditeit doet de aanspraak op een uitkering terzake van overlijden te niet gaan, tenzij het overlijden plaats vindt binnen twee jaar na het tijdstip, waarop het vliegongeval plaats vond, in welk geval het bedrag van de uitkering of de som der uitkeringen toekomende aan de nagelaten betrekkingen wordt verminderd met het bedrag der verleende uitkering.

Artikel 13

De uitkering ineens, bedoeld in artikel 3, is ingeval van blijvende algehele invaliditeit gelijk aan de in overeenkomstige gevallen bij overlijden uit te keren bedragen, genoemd in de artikelen 9 en 10.

Artikel 14

De uitkering ineens, bedoeld in artikel 3, is in het geval van blijvende gedeeltelijke invaliditeit gelijk aan dat gedeelte van de in overeenkomstige gevallen bij overlijden uit te keren bedragen, genoemd in de artikelen 9 en 10, als wordt uitgedrukt door het percentage van die invaliditeit.

Het percentage wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee jaar na het tijdstip, waarop het vliegongeval plaats vond, vastgesteld.

Artikel 15

Deze regeling is niet van kracht ten aanzien van vliegongevallen als gevolg van feitelijke oorlogsomstandigheden.

Onze Minister van Defensie is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 26 juni 1961

JULIANA.

De Minister van Defensie,

S. H. VISSER.

Uitgegeven de vijfentwintigste juli 1961.

De Minister van Justitie a.i.,

E. H. TOXOPEUS.