Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij 1964

Geraadpleegd op 21-11-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-08-2008

Besluit van 21 mei 1964, houdende uitvoering van artikel 52, tweede lid, van de Visserijwet 1963

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Ministers van Landbouw en Visserij a.i. van 10 maart 1964, no. J. 642, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken en van Justitie van 20 mei 1964, Stafafdeling Wetgeving, Privaatrecht, nr. 163/664;

Gelet op artikel 52, tweede lid, van de Visserijwet 1963;

De Raad van State gehoord (advies van 8 april 1964, no. 68);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van 6 mei 1964, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken; no. J. 1050;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 2

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van de Kamer voor de Binnenvisserij zullen, alvorens in bediening te treden, de eed (belofte) afleggen:

"Dat zij getrouw zullen zijn aan de Koning, en de Grondwet zullen onderhouden en nakomen.

Dat zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel, tot het verkrijgen hunner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets hebben gegeven of beloofd, noch zullen geven of beloven.

Dat zij nimmer enige giften of geschenken zullen aannemen of ontvangen van enig persoon, welke zij weten of vermoeden enige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke hun ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen.

Dat zij zich noch directelijk of indirectelijk over enige door hen behandelde aangelegenheid, of die zij weten of vermoeden, dat door hen behandeld zal worden, in enig bijzonder onderhoud of gesprek zullen inlaten met partijen of derzelver advocaten, procureurs of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen zullen aannemen.

Dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening van hun bediening gedragen zoals brave en eerlijke ambtenaren betaamt".

Artikel 3

  • 1 De eed (belofte), voorgeschreven bij het voorgaande artikel, zal door de voorzitter van de Kamer worden afgelegd ten overstaan van de rechterlijk ambtenaar, tevens zijnde president van de rechtbank te 's-Gravenhage.

  • 3 Van het afleggen van de eed (belofte) wordt een akte opgemaakt.

  • 4 De griffier van de rechtbank te 's-Gravenhage houdt een register bij, waarin hij inschrijft het Koninklijke besluit, bevattende de benoeming van de voorzitter, voornoemd, benevens de akte van de door hem afgelegde eed (belofte).

  • 5 De voorzitter, voornoemd, ontvangt kosteloos een uittreksel uit het register, de akte van de door hem afgelegde eed (belofte) bevattende.

Artikel 4

  • 1 De plaatsvervangend voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van de Kamer leggen de eed (belofte), voorgeschreven bij artikel 2, af in handen van de voorzitter, in een zitting van de Kamer.

  • 2 Van het afleggen van de eed (belofte) wordt een akte opgemaakt.

  • 3 De secretaris van de Kamer houdt een register bij, waarin hij inschrijft de Koninklijke besluiten, bevattende de benoeming van de in lid 1 bedoelde ambtenaren benevens de akten van de door hen afgelegde eden (beloften).

Artikel 5

  • 1 De secretaris is verplicht de voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter en de leden bij te staan in de gevallen, waarin zulks is vereist.

  • 2 De secretaris is belast met het beheer der secretarie en met het bewaren der registers, stukken, wetten, besluiten en boekwerken, bij de Kamer in gebruik.

Artikel 6

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter en de leden ontvangen van de secretaris de nodige kennisgeving van de zittingen en andere bijeenkomsten, waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.

Artikel 7

  • 1 De secretaris houdt nauwkeurig boek van hetgeen door hem is ontvangen en uitgegeven.

  • 2 Onze Minister is bevoegd de zorg voor deze boekhouding en het geldelijk beheer over te dragen aan een ter secretarie werkzame ambtenaar, die in dat geval tot comptabele wordt benoemd.

Artikel 8

Betreffende zaken aan de behandeling waarvan zij deelnemen, kunnen de voorzitter, de secretaris en hun plaatsvervangers, alsmede de leden, de stukken ter secretarie berustende, te hunnen huize ontvangen, tegen ontvangstbewijs.

Artikel 9

Uitgezonderd de zaterdag en de zondag en de dagen, genoemd in artikel 10, tweede lid, is de secretarie geopend gedurende ten minste zes uren per dag.

Artikel 10

  • 1 De Kamer houdt zitting in haar enkelvoudige afdeling en in haar meervoudige afdelingen, zo dikwijls daaraan behoefte bestaat.

  • 2 De Kamer houdt geen zitting op Nieuwjaarsdag, Goede Vrijdag, de Christelijke tweede Paas- en Pinksterdagen, de beide Kerstdagen, Hemelvaartsdag en op de verjaardag van de Koning.

Artikel 12

  • 1 Door de enkelvoudige afdeling van de Kamer worden behandeld:

    • a. alle aanvragen tot het verkrijgen van toestemming van de Kamer als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Visserijwet 1963;

    • b. alle verzoeken om goedkeuring van een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht door de Kamer als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Visserijwet 1963, behoudens voor zover het betreft overeenkomsten ten aanzien van wateren waarvoor in de direct voorafgaande periode geen zodanige overeenkomst is gesloten en de huurder van het visrecht niet reeds visrechten heeft in aangrenzende wateren;

    • c. alle verzoeken tot het verlengen van overeenkomsten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Visserijwet 1963, behoudens voor zover de verhuurder, daartoe uitgenodigd door de voorzitter, kenbaar heeft gemaakt de overeenkomst niet te willen voortzetten.

  • 2 De enkelvoudige afdeling van de Kamer is te allen tijde bevoegd, indien het belang der zaak dit naar haar oordeel vordert, deze naar een meervoudige afdeling, bedoeld in artikel 13, te verwijzen.

Artikel 13

Een meervoudige afdeling van de Kamer, samengesteld door de voorzitter van de Kamer en bestaande uit de voorzitter en vier leden, behandelt aanvragen en verzoeken als bedoeld in artikel 12, die door de enkelvoudige afdeling van de Kamer naar haar zijn verwezen, zomede alle andere verzoeken tot afhandeling waarvan de enkelvoudige afdeling van de Kamer niet bevoegd is.

Artikel 14

  • 1 De voorzitter stelt vast welke zaken op de zitting zullen worden behandeld, alsmede haar volgorde.

    Hij doet de oproep ter zitting ten minste vijf dagen tevoren uitgaan.

  • 2 De secretaris brengt de zaken op een rol.

Artikel 15

De voorzitter handhaaft de orde op de zitting; hij verleent het woord, geeft partijen gelegenheid haar standpunt toe te lichten en vraagt haar en andere belanghebbenden de nodige inlichtingen.

Artikel 16

Voor zover de Kamer partijen en andere belanghebbenden heeft opgeroepen ter zitting, is die zitting openbaar.

Artikel 17

  • 1 De Kamer kan getuigen en deskundigen oproepen; zij worden door de voorzitter verhoord.

  • 2 Niet door de Kamer opgeroepen aanwezige getuigen en deskundigen worden op verzoek van partijen verhoord, voor zover de Kamer hun verhoor dienstig oordeelt.

  • 3 De leden van de Kamer en de secretaris hebben het recht, met verlof van de voorzitter, aan getuigen en deskundigen vragen te stellen.

  • 4 Partijen kunnen de voorzitter verzoeken de door hen opgegeven vragen te stellen.

Artikel 18

Getuigen en deskundigen ontvangen desverlangd ten laste van het Rijk, onderscheidenlijk - zo zij niet door de Kamer zijn opgeroepen - ten laste van degene, die hen heeft voorgebracht, schadevergoeding, waarvan het bedrag door de voorzitter wordt begroot overeenkomstig het bij en krachtens de Wet tarieven in burgerlijke zaken bepaalde.

Artikel 19

De voorzitter, de plaatsvervangend voorzitter, de leden, de secretaris en de plaatsvervangende secretarissen van de Kamer zullen zich in tegenwoordigheid van partij en belanghebbenden onthouden van uitingen, waarin zij van hun persoonlijke gevoelens ten opzichte van de aanhangige zaak of het standpunt van één der partijen doen blijken.

Artikel 20

De Kamer beraadslaagt en beslist buiten tegenwoordigheid van partijen en belanghebbenden.

Artikel 21

De voorzitter is te allen tijde bevoegd de zitting te schorsen, wanneer zulks ter beraadslaging of om enige andere reden wenselijk is.

Artikel 22

Van de beslissingen van de enkelvoudige afdeling en de meervoudige afdelingen van de Kamer worden ter secretarie lijsten bijgehouden ter inzage voor de voorzitter en leden.

Artikel 23

  • 1 De voorzitter en de leden van de Kamer kunnen worden gewraakt in de gevallen, omschreven in de Vierde Afdeling van de Eerste Titel van het Eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Indien niet in de wraking wordt berust, beslist de Kamer, na onderzoek van de redenen van wraking, of deze al dan niet wordt toegestaan.

  • 2 Ieder lid van de Kamer, die weet, dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is gehouden deze aan de Kamer op te geven.

Artikel 24

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip, waarop de Visserijwet 1963 in werking treedt.

Het kan worden aangehaald als "Reglement voor de Kamer voor de Binnenvisserij" met vermelding van het jaartal van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Ministers van Landbouw en Visserij en van Justitie zijn belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk, 21 mei 1964

JULIANA.

De Minister van Landbouw en Visserij.

B. W. BIESHEUVEL.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Uitgegeven de achtentwintigste mei 1964.

De Minister van Justitie a.i.,

E. H. TOXOPEUS.