Wet toekenning gedeeltelijke compensatie voor ingevolge AOW en AWW geheven premie over een buitengewoon pensioen

[Regeling materieel uitgewerkt per 21-03-2012.]
Geraadpleegd op 26-11-2024.
Geldend van 19-09-1966 t/m heden

Wet van 14 juli 1966, tot toekenning van gedeeltelijke compensatie voor de ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1959, 139) geheven premie over een buitengewoon pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is aan degenen, die ter zake van het genot van een buitengewoon pensioen krachtens de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945 (Stb. 1947, H 313) en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Stb. 1947, H 420) premie verschuldigd zijn ingevolge de Algemene Ouderdomswet (Stb. 1956, 281) en de Algemene Weduwen- en Wezenwet (Stb. 1959, 139), ook nà 31 december 1963 een vergoeding te verlenen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

  • 2 De in het vorige lid bedoelde vergoeding bedraagt zes en zes tiende procent van het over 1964 betaalbaar buitengewoon pensioen en acht en een tiende procent van het betaalbaar buitengewoon pensioen over perioden nà 31 december 1964.

  • 3 Het overeenkomstig het vorige lid berekende bedrag mag per maand niet hoger zijn dan een twaalfde deel van de overeenkomstig de vorige leden over een maximaal premie-inkomen berekende vergoeding.

Artikel 2

Op pensioenen, betrekking hebbende op perioden nà 31 december 1963, zijn de wetten van 23 oktober 1957 (Stb. 446 en 447) niet van toepassing.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 14 juli 1966

JULIANA.

De Staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk,

C. EGAS.

De Minister van Financiën,

A. VONDELING.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

G. M. J. VELDKAMP.

Uitgegeven de dertigste augustus 1966.

De Minister van Justitie,

SAMKALDEN.