Wet aanpassing daglonen Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering

Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2002.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2005

Wet van 6 mei 1971, tot aanpassing van de daglonen, welke aan de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen krachtens de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag liggen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake een aanpassing van de daglonen, welke aan de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen krachtens de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering ten grondslag liggen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze wet en van de tot haar uitvoering genomen besluiten wordt verstaan onder:

Artikel 2

Ten aanzien van degene, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering is berekend naar een lager dagloon dan het dagloon, bedoeld in artikel 3, wordt, indien en zolang hij aanspraak heeft op die arbeidsongeschiktheidsuitkering over tijdvakken, liggende na 30 juni 1971, het in artikel 3 bedoelde dagloon aan zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag gelegd.

Artikel 3

  • 1 Met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden wordt overeenkomstig door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen regelen aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag gelegd:

    • a. voor degene, die op 30 juni 1967 uitkering ontving op grond van een door de bedrijfsvereniging getroffen verlengde ziekengeldregeling: 106 : 100 maal het dagloon, dat aan de berekening van die verlengde ziekengelduitkering ten grondslag lag;

    • b. voor degene, die op 30 juni 1967 geen verlengde ziekengelduitkering ontving: 106 : 100 maal het tot een bedrag per dag herleide loon, dat op het formulier tot aanvraag van een invaliditeitsrente krachtens de Invaliditeitswet of een bijslag krachtens de Interimwet invaliditeitsrentetrekkers werd vermeld als zijn loon dan wel als het loon van een gelijksoortige werknemer;

    • c. voor degene, te wiens aanzien een gegeven als bedoeld onder a of b ontbreekt: het tot een bedrag per dag herleide loon, dat door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is gehanteerd bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid dan wel het tot een bedrag per dag herleide loon, dat de belanghebbende of een aan hem gelijksoortige persoon ten tijde van het intreden van zijn invaliditeit redelijkerwijs geacht kan worden gemiddeld te hebben kunnen verdienen.

  • 2 Indien het dagloon, dat aan de berekening van een arbeidsongeschiktheidsuitkering is dan wel op grond van het vorige lid zou worden ten grondslag gelegd, is vastgesteld op het bedrag, bepaald krachtens het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering, zoals dat artikel luidde op 30 juni 1967, wordt dit dagloon opnieuw vastgesteld met inachtneming van het in het vorige lid bepaalde en van het in het eerste lid van artikel 9 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering bedoelde maximum dagloon, eventueel verhoogd of verlaagd krachtens artikel 9a van die wet.

  • 3 Het met inachtneming van het bepaalde in de vorige leden vastgestelde dagloon wordt verhoogd of verlaagd al naar gelang de ontwikkeling van het indexcijfer der lonen in de periode, liggende tussen het tijdstip, waarop dat dagloon geacht kan worden te zijn berekend en de laatste herziening, welke de daglonen overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens artikel 15 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering in het algemeen hebben ondergaan of, indien het hiervoor bedoelde tijdstip ligt vóór 1 juli 1967, zouden hebben ondergaan indien de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering op dat eerdere tijdstip reeds in werking ware getreden.

  • 4 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is bevoegd ter uitvoering van het bepaalde in de vorige leden nadere en zo nodig afwijkende regelen te stellen. Bij die regelen kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen o.m. loonklassen vaststellen en daarbij aangeven, welk dagloon in die loonklassen aan de berekening van de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag dient te worden gelegd. Tevens kan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vaststellen op welk percentage de verhogingen of verlagingen als bedoeld in het derde lid dienen te worden bepaald.

  • 5 Indien het met inachtneming van het bepaalde in de vorige leden vastgestelde dagloon méér dan zeven gulden uitgaat boven het vóór de toepassing van die bepalingen aan de arbeidsongeschiktheidsuitkering ten grondslag liggende dagloon wordt met dat meerdere geen rekening gehouden.

  • 6 Bij algemene maatregel van bestuur kan het in het vijfde lid genoemde bedrag met ingang van een daarbij vast te stellen datum worden verhoogd indien de sociaal economische omstandigheden zulks naar Ons oordeel mogelijk maken.

Artikel 5

  • 1 Voor zover in deze wet of in haar uitvoeringsbesluiten daarvan niet wordt afgeweken vinden de bepalingen van de Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering en van haar uitvoeringsbesluiten met inachtneming van de wijzigingen, welke de aard van het onderwerp vordert, overeenkomstige toepassing ten aanzien van de in deze wet en haar uitvoeringsbesluiten vervatte regeling.

Artikel 7

  • 1 Indien een belanghebbende zich met een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op grond van het bepaalde bij en krachtens deze wet te zijnen aanzien genomen beslissing niet kan verenigen, kan hij die beslissing binnen een maand na de verzending daarvan met het verzoek om een uitspraak voorleggen aan de Commissie van Arbitrage, bedoeld in artikel 8, die een, partijen bindende, uitspraak doet.

Artikel 8

  • 1 Er is een Commissie van Arbitrage, welke haar zetel heeft ten kantore van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde Commissie bestaat uit een voorzitter en twee leden alsmede uit een plaatsvervangende voorzitter en twee plaatsvervangende leden.

  • 3 De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter worden door Onze Minister aangewezen op voordracht van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

  • 5 Aan de voorzitter, de leden, de plaatsvervangende voorzitter en de plaatsvervangende leden van de Commissie kan volgens door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te stellen regelen een schadeloosstelling benevens een vergoeding voor reis- en verblijfkosten worden toegekend.

  • 6 Een uitspraak van de Commissie wordt schriftelijk ter kennis van partijen gebracht.

  • 7 Ieder is verplicht aan de Commissie of aan een daartoe door de Commissie gemachtigd persoon de opgaven en inlichtingen te verstrekken, welke van hem ten behoeve van de uitvoering van de taak van de Commissie worden verlangd alsmede desgevraagd inzage te geven in boeken en andere stukken voor zover deze betrekking hebben op de arbeid en het loon van een persoon, die bij hem in dienstbetrekking dan wel op andere wijze te zijnen behoeve arbeid heeft verricht.

  • 8 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan met betrekking tot de werkwijze van de Commissie nadere regelen stellen.

  • 9 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen meer commissies als bedoeld in het eerste lid, worden ingesteld.

Artikel 9

De aan de uitvoering van deze wet verbonden kosten komen ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds.

Artikel 10

Hetgeen nog ter uitvoering van deze wet nodig is wordt door Onze Minister geregeld.

Artikel 11

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel "Wet aanpassing daglonen Wet overgangsregeling arbeidsongeschiktheidsverzekering".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 6 mei 1971

JULIANA.

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid,

B. ROOLVINK.

Uitgegeven de eerste juni 1971.

De Minister van Justitie,

C. H. F. POLAK.