-
1 Het tijdstip van bij de bepaling van de winst in aftrek komen van aan personeel toegekende
rechten om aandelen of winstbewijzen te verwerven of een daarmee gelijk te stellen
recht, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de wet, is:
-
a. bij een onvoorwaardelijke toekenning of een toekenning onder ontbindende voorwaarde,
het tijdstip waarop het recht is aanvaard, inhoudelijk volledig is bepaald en de uitoefening
aanstonds of na een bepaalde, vaste termijn kan geschieden;
-
b. bij een toekenning onder opschortende voorwaarde, het tijdstip waarop de voorwaarde
is vervuld, het recht is aanvaard, inhoudelijk volledig is bepaald en de uitoefening
aanstonds of na een bepaalde, vaste termijn kan geschieden.
-
2 Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de wet wordt de waarde
van een ter beurze genoteerd recht om aandelen te verwerven of van een daarmee gelijk
te stellen recht, gesteld op de waarde in het economische verkeer van dat recht op
het tijdstip van aftrek, bedoeld in het eerste lid. Voor de toepassing van bedoeld
onderdeel h wordt de waarde van een recht om winstbewijzen te verwerven of van een
daarmee gelijk te stellen recht, gesteld op de waarde in het economische verkeer van
dat recht op het tijdstip van aftrek, bedoeld in het eerste lid.
-
3 Voor de toepassing van artikel 9, eerste lid, onderdeel h, van de wet wordt de waarde
van een niet ter beurze genoteerd recht om aandelen te verwerven of van een daarmee
gelijk te stellen recht, gesteld op de som van de intrinsieke waarde en de verwachtingswaarde
van dat recht. De waarde wordt uitgedrukt in een percentage (P) van de waarde (W)
in het economische verkeer van de aandelen waarop dat recht betrekking heeft op het
tijdstip van aftrek, bedoeld in het eerste lid.
-
4 Voor de toepassing van het derde lid wordt P berekend volgens de formule P = I + V
doch ten minste nihil, waarin
I voorstelt: {(W – U) / W} × 100, U is daarin de in de optie-overeenkomst vastgelegde
uitoefenkoers;
V voorstelt: (4,5 – 0,1t) × t – (0,09 – 0,002t) × I × t doch ten minste nihil, t is
daarin de na het tijdstip van aftrek ter zake van de toekenning van het recht resterende
looptijd van dat recht in jaren of gedeelten van jaren, doch ten hoogste 20.
-
6 Indien P op het tijdstip van aftrek niet bepaalbaar is volgens het vierde lid, wordt
de waarde van het recht, bedoeld in het derde lid, gesteld op de waarde in het economische
verkeer van het recht op het tijdstipvan aftrek.
-
7 Indien de belastingplichtige aannemelijk maakt dat de volgens het derde tot en met
het vijfde lid vastgestelde waarde in belangrijke mate lager is dan de werkelijke
waarde in het economische verkeer van het recht op het tijdstip van aftrek, wordt
de waarde gesteld op de waarde in het economische verkeer.
-
1 Voor de toepassing van artikel 13, tweede lid, laatste volzin, van de wet worden de
werkzaamheden van een lichaam als daar bedoeld aangemerkt als actieve financieringswerkzaamheden
indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. het lichaam houdt zich anders dan incidenteel bezig met het arrangeren en uitvoeren
van financiële transacties ten behoeve van tot het concern behorende lichamen;
-
b. het feitelijk van derden aangetrokken vreemd vermogen bedraagt ten minste 20% van
de waarde in het economische verkeer van de activa van het lichaam;
-
c. het lichaam voert niet langer dan 12 maanden achtereen het beheer over overtollige
liquiditeiten die meer belopen dan 10% van het gestorte kapitaal van het lichaam,
waarbij de overnamekas buiten beschouwing blijft;
-
d. het lichaam is in zijn bestuur en de dagelijkse bedrijfsvoering, waarbij de normale
bemoeienis met de bedrijfsvoering door de aandeelhouder of de concernleiding buiten
beschouwing blijft, zelfstandig;
-
e. het aantal personen in dienstbetrekking tot het lichaam, hun bevoegdheden en verantwoordelijkheden
zijn in overeenstemming met de aard en functie van het lichaam en het lichaam beschikt
over een eigen kantoor dat is voorzien van in de financiële sector gebruikelijke faciliteiten;
en
-
f. het lichaam verricht de voor deze regeling relevante transacties via eigen bankrekeningen.
-
2 Indien het lichaam niet voldoet aan de in het eerste lid, onder b, opgenomen voorwaarde
wordt het lichaam geacht aan deze voorwaarde te voldoen indien de belastingplichtige
aannemelijk maakt dat de behoefte van de tot het concern behorende lichamen waarvoor
het lichaam financieringswerkzaamheden verricht, aan feitelijk van derden aangetrokken
vreemd vermogen minder is dan 20% van de waarde in het economische verkeer van de
activa van het lichaam alsmede dat voornoemde tot het concern behorende lichamen,
behoudens vanwege specifieke zakelijke redenen, zelf geen vreemd vermogen feitelijk
van derden hebben aangetrokken. Specifieke zakelijke redenen als bedoeld in de vorige
volzin doen zich voor, voor zover:
-
a. het lichaam en een ander tot het concern behorend lichaam in verschillende landen
zijn gevestigd en de valuta van het vestigingsland van het andere concernlichaam aan
dusdanig grote koersschommelingen onderhevig is dat het voor dat andere concernlichaam
niet wenselijk was om feitelijk vreemd vermogen van derden aan te trekken in een andere
valuta dan die van zijn vestigingsland;
-
b. het andere concernlichaam kortlopende kredieten heeft verkregen van zijn leveranciers;
of
-
c. door het andere concernlichaam ter financiering van onroerende zaken hypothecaire
leningen zijn aangegaan in het land waar deze zaken zijn gelegen.
-
3 Onder overnamekas als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt verstaan kortlopende
beleggingen waarvan de belastingplichtige aan de hand van geobjectiveerde intenties
aannemelijk maakt dat deze door het lichaam worden aangehouden met het oog op de verwerving
van deelnemingen die passen bij de omvang en liggen in de lijn van het concern. Het
bedrag van die beleggingen dient te passen bij de omvang van het concern. Aan deze
laatste voorwaarde is in ieder geval voldaan indien die beleggingen niet meer bedragen
dan de laagste van de volgende waarden:
-
a. 25% van de beurswaarde of marktwaarde van het concern dan wel, als het concern één
of meer andere lichamen heeft waarin financieringsactiviteiten worden verricht, het
deel van die 25% dat overeenkomt met de verhouding tussen het eigen vermogen van het
lichaam en het gezamenlijke eigen vermogen van alle lichamen waarin financieringsactiviteiten
worden verricht; of
-
b. 100% van het bedrag van de uitstaande leningen en van de waarde in het economische
verkeer van de deelnemingen buiten Nederland van het lichaam alsmede voor de deelnemingen
binnen Nederland van het lichaam een bedrag dat niet groter is dan 1/9 deel van de
waarde in het economische verkeer van de deelnemingen buiten Nederland, één en ander
onder aftrek van de schulden van het lichaam die verband houden met de hiervoor bedoelde
leningen en deelnemingen.
-
4 Voor de toepassing van het derde lid, onderdeel b, wordt als deelneming buiten Nederland
mede aangemerkt een deelneming binnen Nederland voor zover de waarde daarvan is toe
te rekenen aan niet in Nederland aanwezige bezittingen en wordt als deelneming binnen
Nederland mede aangemerkt een deelneming buiten Nederland voor zover de waarde daarvan
is toe te rekenen aan in Nederland aanwezige bezittingen.
Voor de toepassing van artikel 15b, derde lid, van de wet wordt onder kortlopende
beleggingen welke worden aangehouden ter financiering van acquisities die passend
zijn bij de omvang en liggen in de lijn van het concern, verstaan een overnamekas
als bedoeld in artikel 2a, derde en vierde lid, waarbij concern wordt opgevat in de
zin van artikel 15b, eerste lid, onderdeel c, van de wet.
De rente, bedoeld in de artikelen 14a, achtste lid, 14b, zesde lid en 15ad, vijfde lid, die bij het einde van de daarin bedoelde periode van acht jaren nog niet in aftrek
is gekomen, wordt achtereenvolgens in mindering gebracht op en ten hoogste tot de
positieve belastbare bedragen van de volgende jaren.
-
1 Een voorlopige verliesverrekening als bedoeld in artikel 21, derde lid, van de wet kan worden verleend indien het verlies over een kalenderjaar wordt aangegeven door
de in de uitnodiging tot het doen van aangifte gevraagde gegevens en bescheiden en
andere gegevensdragers of de inhoud daarvan duidelijk, stellig en zonder voorbehoud
in te vullen en te ondertekenen en de gevraagde bescheiden of andere gegevensdragers
in te leveren of toe te zenden.
Artikel 23a, eerste lid, eerste volzin, van de wet is niet van toepassing in geval
van afkoop van aanspraken ingevolge een pensioenregeling op de voet van artikel 32,
vijfde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet.
Artikel 4a
[Vervallen per 04-09-1971]
Artikel 4b
[Vervallen per 04-09-1971]
-
2 Ingeval binnen de in het eerste lid bedoelde termijn van drie jaren hetzij een uitnodiging
tot het doen van aangifte is uitgereikt of toegezonden hetzij de inspecteur is verzocht
om een uitnodiging tot het doen van aangifte, wordt die termijn verlengd tot het einde
van de door de inspecteur ingevolge artikel 9, eerste tot en met derde lid, van de
Algemene wet inzake rijksbelastingen gestelde of verlengde termijn.
Artikel 5a
[Vervallen per 04-09-1971]