Stb. 2010, 9, datum inwerkingtreding 13-01-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 29-12-2005.
1 Bij samenloop van een recht krachtens dit hoofdstuk met een ZW-uitkering, WIA-uitkering,
WW-uitkering of bovenwettelijke WW-uitkering op grond van dezelfde dienstbetrekking,
wordt deze uitkering in mindering gebracht op dit recht, tenzij het een recht op grond
van de artikelen 82 of 83 betreft.
2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar
of de gewezen ambtenaar de ZW-uitkering, de WIA-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke
WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak daarop geheel of gedeeltelijk
wordt geweigerd, wordt de ZW-uitkering, de WIA-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke
WW-uitkering voor het vaststellen van de vermindering, bedoeld in het eerste lid,
steeds geacht onverminderd te zijn genoten.
3 Indien de ambtenaar of de gewezen ambtenaar recht heeft op een ZW-uitkering of een
WIA-uitkering, is het verplichtingen- en sanctieregime van de ZW of de WIA van overeenkomstige
toepassing op zijn recht krachtens dit hoofdstuk op grond van dezelfde dienstbetrekking.
4 De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten
van in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk
geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd
met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering of de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering
in mindering gebracht, voorzover deze te samen met de aanspraak op de doorbetaling
van de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering
of de WIA-uitkering, vermeerderd met de bovenwettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering,
de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering te
boven gaan.
Stb. 2010, 9, datum inwerkingtreding 13-01-2010, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
1 Bij samenloop van een recht krachtens dit hoofdstuk met een ZW-uitkering, WIA-uitkering,
AAOP-uitkering, WW-uitkering of bovenwettelijke WW-uitkering, dan wel een daarmee
vergelijkbare uitkering, op grond van dezelfde dienstbetrekking, wordt deze uitkering
in mindering gebracht op dit recht, tenzij het een recht op grond van de artikelen
82 of 83 betreft.
2 Indien als gevolg van handelingen of het nalaten van handelingen door de ambtenaar
of de gewezen ambtenaar de ZW-uitkering, de WIA-uitkering, de AAOP-uitkering, de WW-uitkering
of de bovenwettelijke WW-uitkering een vermindering ondergaat, dan wel de aanspraak
daarop geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd, wordt de ZW-uitkering, de WIA-uitkering,
de AAOP-uitkering, de WW-uitkering of de bovenwettelijke WW-uitkering voor het vaststellen
van de vermindering, bedoeld in het eerste lid, steeds geacht onverminderd te zijn
genoten.
4 De inkomsten die de ambtenaar of de gewezen ambtenaar geniet in verband met het verrichten
van in het belang van zijn genezing door de deskundige persoon of de arbodienst wenselijk
geachte arbeid, worden op de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd
met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering in mindering gebracht, voor zover
deze inkomsten tezamen met de aanspraak op de doorbetaling van de bezoldiging vermeerderd
met de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering of de WIA-uitkering, vermeerderd
met de AAOP-uitkering, de bezoldiging vermeerderd met de vakantie-uitkering en de
eindejaarsuitkering te boven gaan.