Overgangsregeling universitair wetenschappelijk personeel

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-1984.
Geldend van 01-07-1984 t/m heden

Besluit van 25 juni 1984, tot vaststelling van regelen met betrekking tot de overgang van wetenschappelijk personeel bij de rijksuniversiteiten, rijkshogescholen en interuniversitaire instituten naar functies van universitair docent en universitair hoofddocent

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, gedaan mede namens Onze minister van landbouw en visserij, van 5 juni 1984, nr. 436.725; stafdirectie Algemene Personele Zaken Wetenschappen;

Gelet op artikel 125, eerste lid van de Ambtenarenwet 1929, de artikelen 36, derde lid en 64, eerste lid van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs en artikel 3 van de Wet Rijksuniversiteit Limburg;

De Raad van State gehoord (advies van 8 juni 1984, nr. W05.84 0252b/08.4.23);

Gezien het nader rapport van Onze minister van onderwijs en wetenschappen, uitgebracht mede namens Onze minister van landbouw en visserij, van 19 juni 1984, nr. 436 984 stafdirectie Algemene Personele Zaken Wetenschappen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Ambtenaar in de zin van dit besluit is hij die als wetenschappelijk medewerker in de zin van artikel 63 van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs (Stb. 1975, 729) ofwel is aangesteld bij een rijksuniversiteit of rijkshogeschool en bij een faculteit of afdeling werkzaam is, ofwel is aangesteld bij een interuniversitair instituut.

  • 2 In dit besluit wordt verstaan onder: het rangenstelsel voor wetenschappelijk medewerkers: het stelsel, voorzien in het Koninklijk besluit van 30 augustus 1977, nr. 7 tot het treffen van een bijzondere regeling als bedoeld in artikel 42 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1948 (Stb. 1949, J 261).

Artikel 2

  • 1 Ten aanzien van de ambtenaar in de rang van wetenschappelijk medewerker respectievelijk wetenschappelijk medewerker 1ste klasse, die in vaste dienst dan wel, anders dan voor een proeftijd, in tijdelijke dienst is aangesteld, vindt het rangenstelsel voor wetenschappelijke medewerkers geen verdere toepassing. Hij wordt met ingang van 1 juli 1984 geplaatst in een functie van universitair docent. Als zodanig geldt voor hem schaal 10 respectievelijk schaal 11; hij behoudt in die schaal zijn salarispositie.

  • 2 Ten aanzien van de ambtenaar in de rang van wetenschappelijk medewerker respectievelijk wetenschappelijk medewerker 1ste klasse, die in tijdelijke dienst voor een proeftijd is aangesteld, blijft het rangenstelsel voor wetenschappelijke medewerkers van toepassing tot het moment waarop hij in vaste dienst wordt aangesteld. Met ingang van die datum wordt hij geplaatst in een functie van universitair docent en geldt voor hem schaal 10 respectievelijk schaal 11; hij behoudt in die schaal zijn salarispositie.

Artikel 3

  • 1 Ten aanzien van de ambtenaar in de rang van wetenschappelijk hoofdmedewerker blijft het rangenstelsel voor wetenschappelijke medewerkers van toepassing tot het bevoegd gezag, uiterlijk 31 december 1985, heeft beslist omtrent zijn plaatsing in een functie van universitair docent dan wel universitair hoofddocent.

  • 2 Ten aanzien van de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wiens salaris in schaal 149A op 1 juli 1984 gelijk is aan het maximum van schaal 12 dan wel schaal 13 blijven periodieke verhogingen achterwege.

  • 3 Ten aanzien van de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wiens salaris in schaal 149A gedurende het in het eerste lid bedoelde tijdvak gelijk wordt aan het maximum van schaal 12 dan wel schaal 13 blijven periodieke verhogingen verder achterwege.

Artikel 4

  • 1 Behoudens het bepaalde in het derde en vierde lid gelden ten aanzien van de ambtenaar in de rang van wetenschappelijk hoofdmedewerker, die in een functie van universitair docent wordt geplaatst, vanaf het moment van plaatsing de schalen voor de universitair docent.

  • 2 Aan de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wordt als universitair docent in schaal 12 hetzelfde salaris toegekend als hij op het moment van plaatsing in schaal 149A geniet, tenzij zijn salaris meer bedraagt dan het maximum van schaal 12. In dat geval is een der volgende leden van toepassing.

  • 3 Ten aanzien van de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wiens salaris in schaal 149A op het moment van plaatsing meer dan het maximum van schaal 12 doch niet meer dan het maximum van schaal 13 bedraagt, geldt als universitair docent schaal 13; inpassing in die schaal geschiedt op het niveau dat hij in schaal 149A geniet.

  • 4 Ten aanzien van de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, wiens salaris in schaal 149A op het moment van plaatsing meer bedraagt dan het maximum van schaal 13, geldt als universitair docent schaal 14; inpassing geschiedt op het niveau dat hij in schaal 149A geniet.

Artikel 5

  • 1 Ten aanzien van de ambtenaar in de rang van wetenschappelijk hoofdmedewerker die in een functie van universitair hoofddocent wordt geplaatst, gelden vanaf het moment van plaatsing de schalen voor de universitair hoofddocent.

  • 2 Inpassing in de schalen voor de universitair hoofddocent geschiedt met toekenning van zoveel periodieke verhogingen als achterwege zijn gebleven ingevolge de koninklijke besluiten van 12 juni 1982, Stb. 365 en 30 december 1983, Stb. 686 alsmede ingevolge artikel 3, tweede en derde lid van dit besluit.

  • 3 Onverminderd het bepaalde in het tweede lid wordt aan de ambtenaar bedoeld in het eerste lid als universitair hoofddocent hetzelfde salaris toegekend als hij op het moment van plaatsing in schaal 149A geniet en wel in schaal 13 indien zijn salaris nog niet het niveau van schaal 14, salarisnummer 0, heeft bereikt en in schaal 14 in de overige gevallen.

  • 4 Aan de ambtenaar bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van wie het tweede of derde lid van artikel 3 van dit besluit toepassing heeft gevonden, wordt alsnog het verschil toegekend tussen het salaris dat zou zijn toegekend indien deze bepalingen geen toepassing zouden hebben gevonden en het ingevolge deze bepalingen toegekende salaris.

Artikel 6

  • 1 De ambtenaar, aangesteld in vaste dienst dan wel, anders dan voor een proeftijd, in tijdelijke dienst, in de rang van wetenschappelijk ambtenaar, wetenschappelijk ambtenaar 1ste klasse of wetenschappelijk hoofdambtenaar, die een functie vervult die voldoet aan de functietypering voor universitair docent en die na zijn doctoraal- of ingenieursexamen gedurende 4 jaren in overeenstemming met zijn opleiding werkzaam is geweest, wordt geplaatst in een functie van universitair docent. Vanaf dat moment gelden voor hem de schalen voor de universitair docent. Daarbij blijft voor de ambtenaar, bezoldigd volgens schaal 10, 11 of 12, als universitair docent dezelfde schaal van toepassing. Hij behoudt in die schaal zijn salarispositie.

  • 2 De ambtenaar, aangesteld in tijdelijke dienst voor een proeftijd, in de rang van wetenschappelijk ambtenaar, wetenschappelijk ambtenaar 1ste klasse of wetenschappelijk hoofdambtenaar en die een functie vervult die voldoet aan de functietypering voor universitair docent, wordt geplaatst in een functie van universitair docent zodra hij in vaste dienst is aangesteld en na zijn doctoraal- of ingenieursexamen gedurende 4 jaren in overeenstemming met zijn opleiding werkzaam is geweest. De tweede, derde en vierde volzin van het vorige lid zijn alsdan van toepassing.

  • 3 Ten aanzien van de ambtenaar, aangesteld in de rang van wetenschappelijk hoofdambtenaar A, die in een functie van universitair hoofddocent wordt geplaatst, blijft schaal 14 van toepassing; hij behoudt in die schaal zijn salarispositie.

  • 4 Onverminderd het bepaalde in artikel 1, eerste lid, wordt voor de toepassing van dit artikel onder wetenschappelijk ambtenaar, wetenschappelijk ambtenaar 1ste klasse, wetenschappelijk hoofdambtenaar en wetenschappelijk hoofdambtenaar A mede verstaan degene die vanaf 1 januari 1984 is aangesteld in een functie waaraan vóór 1 januari 1984 één van die rangen zou zijn verbonden.

Artikel 7

Het Koninklijk besluit van 25 februari 1975, Stb. 81, houdende regelen met betrekking tot de aanstelling in tijdelijke dienst op proef van een bepaalde categorie der wetenschappelijke medewerkers als bedoeld in artikel 63, tweede lid, onder f, van de Wet op het wetenschappelijk onderwijs, wordt ingetrokken, met dien verstande dat het gelding behoudt ten aanzien van de ambtenaar die met toepassing van artikel 2, eerste lid van dat besluit is aangesteld voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel 8

In afwijking van artikel 11, eerste lid van het Bezoldigingsbesluit Wetenschappelijk Onderwijs, (Stb. 1984, 225) juncto artikel 12 van de Overgangsregeling Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984, (Stb. 1983, 572) blijft het Koninklijk besluit van 30 augustus 1977, nummer 7 genoemd in artikel 1, tweede lid, van kracht voor zover en voor zolang het rangenstelsel voor wetenschappelijke medewerkers ingevolge de voorgaande bepalingen van dit besluit gelding behoudt.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 25 juni 1984

Beatrix

De minister van onderwijs en wetenschappen,

W. J. Deetman

De minister van landbouw en visserij,

G. J. M. Braks

Uitgegeven de achtentwintigste juni 1984

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes