Postbankwet

[Regeling vervallen per 01-01-2014.]
Geraadpleegd op 21-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-06-2000.
Geldend van 01-06-2000 t/m 31-03-2009

Wet van 11 september 1985, houdende regelen met betrekking tot de oprichting van de Postbank N.V.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is dat de Staat der Nederlanden overgaat tot oprichting van de naamloze vennootschap Postbank N.V. waarin de vermogensbestanddelen van de Staat welke kunnen worden toegerekend aan de Postcheque- en Girodienst en de vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank worden ingebracht en dat ingevolge artikel 40 van de Comptabiliteitswet 1976 (Stb. 671) voor de oprichting van deze vennootschap machtiging bij wet is vereist;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Onze Minister van Financiën wordt gemachtigd om namens de Staat der Nederlanden bij eenzijdige rechtshandeling op te richten de naamloze vennootschap Postbank N.V., waarop van toepassing zijn de artikelen 158 tot en met 164 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, en welke ten doel heeft de uitoefening van het bankbedrijf met het oog op de voortzetting van de dienstverlening zoals die werd verricht door de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank, waarbij de vennootschap dient te streven naar continuïteit van de instelling alsmede naar een vanuit bedrijfseconomisch oogpunt redelijk rendement op het eigen vermogen.

  • 2 Onze voornoemde minister wordt gemachtigd om namens de Staat deel te nemen in verdere plaatsing van kapitaal door de vennootschap.

  • 3 De vennootschap kan ingevolge het eerste lid worden opgericht zonder dat op de datum van oprichting een ondernemingsraad is ingesteld. Tot het tijdstip waarop de Postbank N.V. krachtens wettelijke verplichting een ondernemingsraad heeft ingesteld, worden commissarissen benoemd, geschorst en ontslagen door de algemene vergadering van aandeelhouders.

Hoofdstuk II

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Alle vermogensbestanddelen van de Staat, welke aan de Postcheque- en Girodienst worden toegerekend, gaan onder algemene titel over op de Postbank N.V. zonder dat daarvoor een nadere akte of betekening wordt gevorderd, met dien verstande dat een bedrag ter grootte van de som van de reserve koersverschillen ten name van de Postcheque- en Girodienst en van het op die dienst betrekking hebbende deel van de reserves en het vernieuwingsfonds van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, vervalt aan de Staat onder dienovereenkomstige vermindering van het bedrag van de reserves en het vernieuwingsfonds van genoemd Staatsbedrijf. De reserve koersverschillen wordt opgeheven.

  • 2 De rechtsbetrekking, welke ten gevolge van het bepaalde in het eerste lid ontstaat tussen de Postbank N.V. en een derde, die tot het tijdstip van overgang van de vermogensbestanddelen, in het eerste lid bedoeld, gebruik maakte van de diensten van de Postcheque- en Girodienst, blijft, voor zolang tussen de bank en die derde geen andere voorwaarden zijn overeengekomen dan wel de rechtsbetrekking niet door een der partijen is opgezegd, op overeenkomstige wijze beheerst door de voorwaarden, die op dat tijdstip op die rechtsbetrekking van toepassing waren ingevolge het bij of krachtens artikel 7, eerste lid, van de Postwet 1954 (Stb. 592) en artikel 4 van de Aanwijzingswet PTT 1954 (Stb. 593) bepaalde, met dien verstande dat bevoegdheden, in die voorwaarden gegeven aan organen van de Staat, als rechten worden uitgeoefend door de bank.

  • 3 De op 20 augustus 1982 tussen Onze Minister van Financiën en de directeur van de Rijkspostspaarbank, mede namens de directeur-generaal van het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie, gesloten overeenkomst betreffende de financiële regeling tussen 's Rijks schatkist en de Postcheque- en Girodienst vervalt.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Alle vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank, bedoeld in artikel 1 van de Postspaarbankwet 1954 (Stb. 594), gaan onder algemene titel over op de Postbank N.V. zonder dat daarvoor een nadere akte of betekening wordt gevorderd.

  • 2 De rechtsbetrekking, welke ten gevolge van het bepaalde in het eerste lid ontstaat tussen de Postbank N.V. en een derde, die tot het tijdstip van overgang van de vermogensbestanddelen, in het eerste lid bedoeld, rechthebbende was op een tegoed bij de Rijkspostspaarbank, blijft, voor zolang tussen de bank en die derde geen andere voorwaarden zijn overeengekomen dan wel de rechtsbetrekking niet door een der partijen is opgezegd, op overeenkomstige wijze beheerst door de voorwaarden, die op dat tijdstip op die rechtsbetrekking van toepassing waren ingevolge het bij of krachtens artikel 7, eerste, derde en vijfde lid, van de Postspaarbankwet 1954 bepaalde, met dien verstande, dat bevoegdheden, in die voorwaarden gegeven aan organen van de Staat of de Rijkspostspaarbank, als rechten worden uitgeoefend door de bank.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De overgang op de Postbank N.V. van alle vermogensbestanddelen van de Staat welke aan de Postcheque- en Girodienst worden toegerekend en van de vermogensbestanddelen van de Rijkspostspaarbank, zoals bepaald in de artikelen 2 en 3, wordt aangemerkt als storting door de Staat op aandelen of op leningen van de Staat aan de bank welke leningen, behalve bij conversie in aandelen, niet vatbaar zijn voor verrekening, en al dan niet achtergesteld kunnen zijn bij de vorderingen van derden.

  • 2 Onze Minister van Financiën stelt, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, vast tot welke bedragen de in het eerste lid bedoelde storting wordt aangemerkt als storting op de in het eerste lid bedoelde leningen, waarbij Onze voornoemde Minister bepaalt welk gedeelte van deze leningen als achtergesteld wordt aangemerkt, een en ander zodanig dat de solvabiliteitspositie van de Postbank N.V. niet onevenredig afwijkt van de gemiddelde solvabiliteitspositie van de Nederlandse kredietinstellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, c en f, van de Wet toezicht kredietwezen (Stb. 1978, 255).

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De leningen, bedoeld in artikel 4, hebben een looptijd van vijfentwintig jaar en worden, onverminderd het bepaalde in het derde en vierde lid, na vijftien jaar in tien zo veel mogelijk gelijke delen afgelost. De Postbank N.V. is bevoegd in overeenstemming met Onze Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, een of meer van de leningen geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.

  • 2 Over de leningen, bedoeld in artikel 4, is de Postbank N.V. rente verschuldigd, die door Onze Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, voor de aanvang van de leningen wordt vastgesteld. De vaststelling geschiedt aan de hand van de tarieven die gelden op de kapitaalmarkt en, voor zover de bijzondere balansstructuur van de bank zulks vereist, aan de hand van de te verwachten opbrengst van door Onze voornoemde Minister, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord, aan te wijzen uitzettingen op overeenkomstige termijn van de bank.

  • 3 De leningen zijn te allen tijde geheel of gedeeltelijk converteerbaar in aandelen in de Postbank N.V. tegen een koers die gelijk is aan de intrinsieke waarde van de uitstaande aandelen op het tijdstip van conversie. Onze Minister van Financiën bepaalt ten laste van welke lening of leningen de conversie plaatsvindt. Het geconverteerde deel van de lening of leningen wordt in gelijke delen in mindering gebracht op de nog af te lossen delen van de lening of leningen ten laste waarvan de conversie plaatsvindt.

  • 4 Conversie geschiedt telkens op verzoek van Onze Minister van Financiën, De Nederlandsche Bank N.V. gehoord.

    Onze voornoemde Minister kan slechts een verzoek tot conversie doen

    • a. indien de conversie vanuit het oogpunt van de aandeelhouder op bedrijfseconomische gronden verantwoord is, of

    • b. indien de omstandigheden die tot conversie aanleiding geven hun oorzaak vinden in de balansstructuur van de Postbank N.V. op de datum van oprichting,

    mits de conversie niet leidt tot een solvabiliteitspositie van de bank die onevenredig afwijkt van de gemiddelde solvabiliteitspositie van de Nederlandse kredietinstellingen, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, c en f, van de Wet toezicht kredietwezen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ten aanzien van de in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste lid, bedoelde vermogensbestanddelen welke in openbare registers te boek zijn gesteld, zal verandering van de tenaamstelling in die registers plaatsvinden. De daartoe nodige opgaven worden door de zorg van Onze Minister van Financiën aan de bewaarders van de desbetreffende registers gedaan.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De Postbank N.V. wordt geacht op het tijdstip van haar oprichting een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet toezicht kredietwezen te hebben verkregen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De Staat waarborgt de uitbetaling door de Postbank N.V. van een tegoed dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel wordt aangehouden bij de Postcheque- en Girodienst en bij de Rijkspostspaarbank. Deze waarborg vervalt dertig dagen na genoemd tijdstip. Voor zover binnen deze periode het saldo van het tegoed afneemt, vervalt de waarborg voor het desbetreffende gedeelte.

  • 2 In afwijking van het in het eerste lid bepaalde waarborgt de Staat de uitbetaling door de Postbank N.V. van een tegoed dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel wordt aangehouden bij de Rijkspostspaarbank voor zover dat tegoed op dat tijdstip niet algemeen kortingvrij opvraagbaar is, alsmede de na dat tijdstip op dat tegoed gekweekte niet opvraagbare rente. De waarborg vervalt dertig dagen na het tijdstip waarop het tegoed algemeen kortingvrij opvraagbaar is geworden; indien een gedeelte van het tegoed algemeen kortingvrij opvraagbaar is geworden, vervalt de waarborg voor dat gedeelte dertig dagen na dat tijdstip.

  • 3 De in het eerste en tweede lid bedoelde waarborg geldt slechts voor zover de nakoming van de desbetreffende verplichtingen van de Postbank N.V. niet op andere wijze is verzekerd.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De kosten die in verband met de oprichting van de Postbank N.V. voor het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie voortvloeien uit een andere tewerkstelling van personeel van het Staatsbedrijf, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel niet bij doch wel ten behoeve van de Postcheque- en Girodienst of de Rijkspostspaarbank werkzaam was, komen ten laste van de Postbank N.V. behoudens voor zover deze betrekking hebben op de periode die begint twee jaar na de inwerkingtreding van dit artikel.

  • 2 Onze Minister van Verkeer en Waterstaat kan, op verzoek van de Postbank N.V., bepalen dat door hem aan te wijzen werkzaamheden die vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel bij het Staatsbedrijf werden verricht ten behoeve van de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank, met uitzondering van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 12, ten behoeve van de bank worden voortgezet gedurende een door hem te bepalen periode van ten hoogste vijf jaar. De wijze waarop deze werkzaamheden worden verricht en de daarvoor door de bank aan het Staatsbedrijf te betalen vergoeding worden bij overeenkomst vastgesteld.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De onder de Postcheque- en Girodienst en de Rijkspostspaarbank berustende archiefbescheiden worden ter beschikking gesteld aan de Postbank N.V. Daarvan wordt een verklaring opgemaakt, die tenminste inhoudt een specificatie van de archiefbescheiden. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, de bank en de algemene rijksarchivaris bewaren ieder een exemplaar van deze verklaring.

  • 2 De Archiefwet 1995 (Stb. 276) is op de in het eerste lid bedoelde archiefbescheiden van toepassing, met dien verstande, dat de archiefbescheiden welke ouder zijn dan vijfentwintig jaar, binnen een tijdvak van vijf jaar door de Postbank N.V., door tussenkomst van Onze Minister van Financiën, worden overgebracht naar de algemene rijksarchiefbewaarplaats.

Hoofdstuk III

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Instemming met wijziging van de statuten van de Postbank N.V. met betrekking tot het doel en de werkzaamheden van de bank kan door de Staat als aandeelhouder slechts worden gegeven met goedkeuring van de Staten-Generaal.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde goedkeuring wordt uitdrukkelijk of stilzwijgend verleend.

  • 3 De uitdrukkelijke goedkeuring wordt verleend bij de wet.

  • 4 De stilzwijgende goedkeuring is verleend indien niet binnen dertig dagen na een daartoe strekkende overlegging van het voorstel tot wijziging van de statuten aan de beide Kamers der Staten-Generaal door of namens een der Kamers of door ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van een der Kamers de wens wordt te kennen gegeven, dat het voorstel aan de uitdrukkelijke goedkeuring zal worden onderworpen. Van de overlegging van het voorstel wordt mededeling gedaan in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De Postbank NV maakt bij de uitoefening van haar bedrijf in ieder geval gebruik van die postinrichtingen van PTT Post BV welke door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat, na overleg met de bank en PTT Post BV, zijn aangewezen.

  • 2 De rechtsbetrekkingen tussen de Postbank NV en PTT Post BV ten aanzien van het gebruik van de aangewezen postinrichtingen worden bij overeenkomst vastgesteld.

Artikel 12a

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Aan de Postbank NV wordt de uitvoering opgedragen van de voor Nederland bindende verplichtingen ter zake van de postwissels en de reispostbons, de postchequedienst, de internationale spaarbankdienst en de overmaking van verrekenbedragen, die voortvloeien uit de akten van de Wereldpostunie, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Postwet.

Hoofdstuk IV

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ten aanzien van de Postbank N.V. bedraagt de vennootschapsbelasting, in afwijking in zoverre van artikel 22 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, over de eerste zes boekjaren het hierna aangegeven deel van de op de voet van dat artikel berekende belasting:

over het eerste jaar: 37/48;

over het tweede jaar: 38/48;

over het derde jaar: 39/48;

over het vierde jaar: 41/48;

over het vijfde jaar: 43/48;

over het zesde jaar: 45/48.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ten aanzien van de Postbank N.V. wordt voor de berekening van de investeringsbijdragen en de desinvesteringsbetalingen ter zake van bedrijfsmiddelen waarin de investering plaatsvindt in een jaar waarop artikel 14 van toepassing is, in afwijking in zoverre van het bepaalde in Hoofdstuk VA van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Stb. 519), het investeringsbedrag onderscheidenlijk de overdrachtsprijs slechts voor een zodanig gedeelte in aanmerking genomen als overeenkomt met het voor het jaar van investering in artikel 14 aangegeven deel ter berekening van de over dat jaar verschuldigde vennootschapsbelasting.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Ter zake van de verkrijging door de Postbank N.V. van de bezittingen van de Staat, betrekking hebbend op de Postcheque- en Girodienst en de bezittingen van de Rijkspostspaarbank, blijft heffing van overdrachtsbelasting achterwege.

Hoofdstuk V

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 De Postspaarbankwet 1954 wordt ingetrokken.

  • 2 Het bepaalde in artikel 8, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van die wet blijft van toepassing op rechtsbetrekkingen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel bestaan tussen de Rijkspostspaarbank en de desbetreffende rechthebbende op een tegoed bij die instelling.

  • 3 De Rijkspostspaarbank wordt opgeheven.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

De Girowet 1936 (Stb. 307) wordt ingetrokken.

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

[Red: Bevat wijzigingen in andere regelgeving.]

Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-01-2014]

  • 1 Deze wet kan worden aangehaald als: Postbankwet.

  • 2 De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden gesteld.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 11 september 1985

Beatrix

De Minister van Financiën,

O. Ruding

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

N. Smit-Kroes

Uitgegeven de zesentwintigste september 1985

De Minister van Justitie a.i.,

Rietkerk