Regeling bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984

Geraadpleegd op 14-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 30-07-1994.
Geldend van 30-07-1994 t/m 12-10-2005

Regeling bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984

De minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op artikel 5a, derde lid, van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

Besluit:

Artikel 1

Artikel 2

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. bezoldigingsbesluit:

het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984;

b. functie:

de functie in de zin van het bezoldigingsbesluit;

c. bevoegd gezag:

het voor de toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 5 van het bezoldigingsbesluit bevoegde gezag, met dien verstande dat in voorkomende gevallen de Kroon in dezen wordt vertegenwoordigd door de minister wie het aangaat;

d. waarderingsuitkomst:

de uitkomst van de bepaling van zwaarte van de functie van de ambtenaar als bedoeld in artikel 5, derde lid, van het bezoldigingsbesluit.

Artikel 3

Het bevoegd gezag stelt de ambtenaar schriftelijk en met redenen omkleed in kennis van de voorgenomen waarderingsuitkomst. Daarbij wordt de ambtenaar gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van bedenkingen op de wijze als bedoeld in artikel 4.

Artikel 4

Binnen vier weken na ontvangst van de in artikel 3 bedoelde kennisgeving kan de ambtenaar bij het bevoegd gezag tegen de voorgenomen waarderingsuitkomst schriftelijk en met redenen omkleed zijn bedenkingen indienen. Het bevoegd gezag stelt de waarderingsuitkomst vast, wanneer de ambtenaar binnen deze termijn geen bedenkingen heeft ingediend.

Artikel 5

Binnen 13 weken na ontvangst van de in artikel 4 bedoelde bedenkingen stelt het bevoegd gezag de waarderingsuitkomst al dan niet gewijzigd vast.

Artikel 6

Indien de ambtenaar bezwaar maakt tegen de vastgestelde waarderingsuitkomst vraagt het bevoegd gezag binnen twee weken na ontvangst van het bezwaar daaromtrent het advies aan de in artikel 7 bedoelde bezwarencommissie.

Artikel 7

  • 1 Er is een commissie van advies bezwaren functiewaardering, nader te noemen; de bezwarencommissie.

  • 2 Voor de behandeling van een bezwaar bestaat de bezwarencommissie uit: de voorzitter, tevens lid, dan wel een plaatsvervangend voorzitter, tevens lid; één lid dat door de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger wordt aangewezen uit de groep personen bedoeld in het zevende lid onder a; en één lid dat door de voorzitter dan wel diens plaatsvervanger wordt aangewezen uit de groep van personen bedoeld in het zevende lid onder b.

  • 3 De bezwarencommissie wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.

  • 4 De voorzitter, de secretaris en hun plaatsvervangers, zomede de in het zevende lid bedoelde personen worden benoemd door de Minister van Binnenlandse Zaken die eveneens bevoegd is een benoeming in te trekken.

  • 6 Behoudens in geval zulks plaatsvindt op verzoek van de betrokkenen wordt omtrent een intrekking van de benoeming van de in het vijfde lid bedoelde personen niet beslist dan na overleg met de in dat lid genoemde commissie.

  • 7 De voor aanwijzing als bedoeld in het tweede lid in aanmerking komende personen worden onderscheiden in twee groepen te weten:

    • a. een groep van tenminste zes personen benoemd ingevolge het bepaalde in het vierde lid, op voordracht van de Interdepartementale Coördinatievergadering Personeelsbeleid Rijksdienst;

    • b. een groep van tenminste zes personen benoemd ingevolge het bepaalde in het vierde lid, op voordracht van de tot de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken toegelaten centrales van verenigingen van ambtenaren.

Artikel 8

Bij de samenstelling van de bezwarencommissie voor de behandeling van een haar toegezonden bezwaar als bedoeld in artikel 6, wijst de voorzitter, dan wel diens plaatsvervanger, geen personen aan die behoren tot het personeel van – of ressorteren onder – hetzelfde ministerie, als dat waaronder de ambtenaar wiens bezwaar door de bezwarencommissie behandeld wordt, ressorteert.

Artikel 9

  • 1 De beslissing inzake het uit te brengen advies wordt door de bezwarencommissie genomen in voltallige samenstelling en bij meerderheid van stemmen. Wanneer bij de beraadslagingen inzake het uit te brengen advies meer dan twee gevoelens zijn geuit, wordt beslist in de zin die het meest overeenkomt met het gevoelen van de meerderheid.

  • 2 Het is de leden en hun plaatsvervangers verboden met betrekking tot een te behandelen bezwaar:

    • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie in de bezwarencommissie gevorderd wordt;

    • b. anders dan ter zitting, zich in te laten in enig onderhoud of gesprek met de desbetreffende ambtenaren of het bevoegd gezag;

    • c. de gevoelens te openbaren welke in de commissie zijn geuit bij de beraadslaging omtrent het uit te brengen advies.

Artikel 11

  • 1 Het advies, dat met redenen is omkleed, wordt door de voorzitter en de secretaris, dan wel in voorkomend geval door hun plaatsvervangers, ondertekend en toegezonden aan het bevoegd gezag.

  • 2 Een gewaarmerkt afschrift van het advies, bestemd voor de ambtenaar, wordt gelijktijdig aan het bevoegd gezag gezonden.

Artikel 12

Het bevoegd gezag zendt een afschrift van zijn beslissing aan de bezwarencommissie.

Artikel 13

Deze regeling is niet van toepassing op ambtenaren voor wie, met instemming en medewerking van de Minister van Binnenlandse Zaken na ter zake ingewonnen advies van de desbetreffende bijzondere commissie als bedoeld in artikel 113 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, een soortgelijke regeling is getroffen.

Artikel 14

Deze regeling die kan worden aangehaald als Regeling bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984, wordt in de Nederlandse Staatscourant bekendgemaakt en treedt in werking met ingang van 1 september 1986.

De

minister

van Binnenlandse Zaken,

R. W. de Korte