Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting

[Regeling vervallen per 01-07-2015.]
Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 05-11-2001.
Geldend van 05-11-2001 t/m 05-10-2008

Besluit van 17 oktober 1988, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 59, vijfde lid, van de Woningwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 22 juli 1988, no. MJZ 2278002), Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op artikel 59, vijfde lid, van de Woningwet (Stb. 1964, 222).

Gezien het advies van de Raad voor de Gemeentefinanciën van 7 juni 1988, no. 24058 RGF 175/14;

Gehoord de Raad voor de Volkshuisvesting (advies van 11 juli 1988, no. 151/U/10);

De Raad van State gehoord (advies van 10 oktober 1988, nr. W08.880421);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 14 oktober 1988, no. MJZ 1408038, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a. weerstandsvermogen: eigen vermogen van een toegelaten instelling, verhoogd met de egalisatierekening en de voorzieningen, en verminderd met immateriële vaste activa en herwaarderingsreserve;

  • b. woongelegenheid: zelfstandige woning, wooneenheid, standplaats en woonwagen.

§ 2. Verstrekking door het fonds van subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden van toegelaten instellingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Het fonds verstrekt op hun aanvraag aan toegelaten instellingen subsidie ter tegemoetkoming in de kosten van werkzaamheden welke door die toegelaten instellingen in het belang van de volkshuisvesting worden uitgevoerd.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De subsidie, bedoeld in artikel 2, wordt slechts verstrekt, indien de in artikel 2 bedoelde werkzaamheden zonder die subsidie niet zouden kunnen worden uitgevoerd.

§ 3. Toezicht van het fonds op toegelaten instellingen

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Het fonds stelt jaarlijks op:

    • a. overzichten van de financiële situatie van de afzonderlijke toegelaten instellingen, waarin in elk geval wordt aangegeven of naar het oordeel van het fonds de financiële situatie van een toegelaten instelling zodanig is, dat zij niet slaagt in het op een voor haar in het bijzonder aangewezen wijze, anders dan het aanvragen van subsidie bij het fonds, aantrekken van de noodzakelijke financiële middelen, en

    • b. een overzicht van de financiële situatie van de toegelaten instellingen gezamenlijk.

  • 2 Ten behoeve van het opstellen van de overzichten, bedoeld in het eerste lid, kan het fonds aan de toegelaten instellingen inlichtingen vragen en van hen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden.

  • 3 Het fonds doet:

    • a. jaarlijks voor 1 november de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde overzichten aan Onze Minister toekomen en

    • b. jaarlijks voor 1 december het in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde overzicht aan Onze Minister toekomen, vergezeld van een oordeel over de in dat overzicht geschetste financiële situatie van de toegelaten instellingen gezamenlijk.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 3 Het fonds bevestigt binnen vier weken de ontvangst van de krachtens het eerste lid gezonden bescheiden.

  • 4 Indien een toegelaten instelling de bescheiden op 1 juli van een jaar niet aan het fonds heeft doen toekomen, stelt het fonds onverwijld een termijn van ten hoogste vier weken binnen welke de bescheiden alsnog moeten worden verstrekt en doet daarvan mededeling aan die toegelaten instelling.

  • 5 Indien de toegelaten instelling de bescheiden niet binnen de krachtens het vierde lid gestelde termijn verstrekt, kan het fonds bepalen, dat zij, totdat zij de bescheiden alsnog verstrekt, de door het fonds aangegeven rechtshandelingen slechts kan verrichten na zijn instemming.

§ 4. De inhoud van de door het fonds op te stellen beleidsregels

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 In de beleidsregels, bedoeld in artikel 71b, eerste lid, van de Woningwet, wordt met betrekking tot de subsidie, bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, van die wet, bepaald:

    • a. dat een aanvraag voor subsidie bij het fonds wordt ingediend;

    • b. welke gegevens door de aanvragende toegelaten instelling aan het fonds moeten worden overgelegd, en dat tot die gegevens in elk geval een plan voor de sanering van de toegelaten instelling dan wel een plan met betrekking tot de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, behoort, dat door die toegelaten instelling is voorgelegd aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar zij haar woonplaats heeft en aan de huurders van haar woongelegenheden, teneinde hen in de gelegenheid te stellen zich daarover uit te spreken;

    • c. binnen welke termijn de gegevens, bedoeld in onderdeel b, aan het fonds moeten worden verstrekt, en dat het fonds, indien de toegelaten instelling die gegevens niet binnen die termijn verstrekt, kan bepalen dat zij, totdat zij de gegevens alsnog verstrekt, de door het fonds aangegeven rechtshandelingen slechts kan verrichten na zijn instemming;

    • d. onder welke verplichtingen of voorschriften het fonds de subsidie verstrekt, waartoe verplichtingen kunnen behoren met betrekking tot de wijze waarop de toegelaten instelling uitvoering geeft aan artikel 21, eerste lid, van het Besluit beheer sociale-huursector, en

    • e. aan de hand van welke criteria ten aanzien van de vermogenspositie van een toegelaten instelling wordt beoordeeld of die instelling voor de subsidie in aanmerking komt.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De beleidsregels bevatten voorts:

  • a. de criteria die het fonds hanteert bij het opstellen van de overzichten, bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • b. de wijze waarop het fonds toepassing geeft aan de artikelen 5, eerste en vijfde lid, en 12, tweede lid, aan de ingevolge artikel 6, eerste lid, onderdeel c, gestelde beleidsregels en aan artikel 31, derde lid, van het Besluit beheer sociale-huursector;

  • c. de criteria aan de hand waarvan het fonds bepaalt of en voor hoelang het over voldoende financiële middelen beschikt om uitvoering te geven aan artikel 71a, eerste lid, van de Woningwet en

  • d. de termijn waarbinnen de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, door het fonds moet zijn bepaald, de termijn waarbinnen de hoogte van die bijdrage door het fonds aan de toegelaten instellingen moet zijn bekendgemaakt, en de termijn vanaf het tijdstip van bekendmaking waarbinnen die bijdrage door de toegelaten instellingen aan het fonds moet zijn betaald, met dien verstande dat de hoogte van het totaal aan bijdragen op hetzelfde tijdstip moet zijn bepaald als waarop de begroting, bedoeld in artikel 71f, eerste lid, van de Woningwet, is vastgesteld.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

De beleidsregels, bedoeld in artikel 71b, eerste lid, van de Woningwet, worden door het fonds bekendgemaakt in de Staatscourant.

§ 5. De bijdrage van toegelaten instellingen aan het fonds

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 De bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, bestaat uit:

    • a. een bedrag ten behoeve van het door het fonds verstrekken van subsidie ter bevordering van de sanering van toegelaten instellingen, en

    • b. een bedrag ten behoeve van het verstrekken van subsidie als bedoeld in artikel 2.

  • 2 Ten behoeve van de bepaling van de hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, stelt het fonds vast:

    • a. een bedrag per zelfstandige woning, en

    • b. een bedrag per andere woongelegenheid, dat lager is dan het bedrag, bedoeld in onderdeel a.

  • 3 Het fonds bepaalt de hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, door:

    • a. per categorie woongelegenheden als bedoeld in het tweede lid met elkaar te vermenigvuldigen:

      • 1°. het aantal woongelegenheden in die categorie dat de toegelaten instelling op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is in eigendom of in beheer had volgens de vermelding daarvan in aanhangsel D van bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector, en

      • 2°. het betrokken in het tweede lid, onderdeel a of b, bedoelde bedrag, en

    • b. de aldus verkregen bedragen bij elkaar op te tellen.

  • 4 Ten behoeve van de bepaling van de hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, stelt het fonds vast:

    • a. indien het weerstandsvermogen van een toegelaten instelling 20 procent of meer van het balanstotaal in het jaar voorafgaand aan het bijdragejaar bedraagt: een bedrag per woongelegenheid, dan wel

    • b. indien het weerstandsvermogen van een toegelaten instelling minder dan 20 procent van het balanstotaal in het jaar voorafgaand aan het bijdragejaar bedraagt: een bedrag per woongelegenheid, dat lager is dan het bedrag, bedoeld in onderdeel a.

  • 5 Het fonds bepaalt de hoogte van het bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, door met elkaar te vermenigvuldigen:

    • a. het aantal woongelegenheden dat de toegelaten instelling op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is in eigendom of in beheer had volgens de vermelding daarvan in aanhangsel D van bijlage II bij het Besluit beheer sociale-huursector, en

    • b. het betrokken in het vierde lid, onderdeel a of b, bedoelde bedrag.

  • 7 Het percentage, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a en b, kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 1 Het fonds bepaalt de hoogte van de bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, zodanig, dat het voor ten minste het kalenderjaar waarover deze verschuldigd is over voldoende financiële middelen beschikt om uitvoering te geven aan artikel 71a, eerste lid, van die wet, met dien verstande dat zowel het bedrag, verkregen volgens artikel 9, derde lid, als het bedrag, verkregen volgens artikel 9, vijfde lid, niet meer is dan 1 procent van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst van de woongelegenheden, bedoeld in bijlage II, aanhangsel D, rubriek 3, bij het Besluit beheer sociale-huursector, als volgens genoemde rubriek voor de bijdrageplichtige toegelaten instellingen gezamenlijk bepaald over het jaar voorafgaand aan het jaar waarover de bijdrage verschuldigd is.

  • 2 Het fonds bepaalt de hoogte van de bijdrage aan de hand van de ingevolge artikel 30 van het Besluit beheer sociale-huursector aan het fonds gezonden bescheiden. Het kan in plaats daarvan de hoogte van de bijdrage door schatting bepalen, uitsluitend indien het toepassing heeft gegeven aan artikel 5, vierde lid, of aan artikel 31, tweede lid, van het Besluit beheer sociale-huursector en de betrokken toegelaten instelling de ontbrekende bescheiden niet binnen de krachtens het betrokken artikellid gestelde termijn heeft verstrekt. Het fonds kan aan de betrokken toegelaten instelling administratiekosten in rekening brengen die verbonden zijn aan het door schatting bepalen van de hoogte van de bijdrage.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Bij niet volledige betaling van de bijdrage, bedoeld in artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet, op de uiterste betalingsdatum is de betrokken toegelaten instelling aan het fonds de wettelijke rente, bedoeld in artikel 120 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, verschuldigd, berekend vanaf die datum tot de dag van volledige betaling en berekend over die bijdrage of het niet betaalde gedeelte daarvan.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

  • 2 Het fonds kan op verzoek van een toegelaten instelling het gedeelte van de op grond van artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet door die instelling verschuldigde bijdrage, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, kwijtschelden, indien naar het oordeel van het fonds de betrokken toegelaten instelling aannemelijk heeft gemaakt dat zij in aanzienlijke mate heeft bijgedragen aan werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting die door andere toegelaten instellingen worden verricht, of dat zij in aanzienlijke mate werkzaamheden op het gebied van de volkshuisvesting ten behoeve van andere toegelaten instellingen heeft verricht.

  • 4 Indien bij een beschikking op een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid dat verzoek wordt ingewilligd, betaalt het fonds een als gevolg van die beschikking onverschuldigd betaald bedrag terug aan de betrokken toegelaten instelling. Tevens wordt rente over dat bedrag betaald, berekend vanaf de datum van de onverschuldigde betaling tot de datum van terugbetaling, bedoeld in de eerste volzin, van welke rente het percentage gelijk is aan dat van de depositorente die de Europese Centrale Bank vaststelt, vermeerderd met 1,25.

§ 6. Slotbepaling

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2015]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 17 oktober 1988

Beatrix

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

E. Heerma

Uitgegeven de vijfentwintigste oktober 1988

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes