Ondernemersregeling zendinrichtingen

Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-09-1996.
Geldend van 01-09-1996 t/m heden

Ondernemersregeling zendinrichtingen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen D.1.3, D.1.4 en D.4.3 van het Besluit radio-elektrische inrichtingen (Stb. 1988, 552);

Besluit:

Artikel 1. Indeling

Ten behoeve van registratie worden zendinrichtingen ingedeeld in de volgende klassen:

  • a. zendinrichtingen klasse 1: zendinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk D en E van het Besluit radio-elektrische inrichtingen, die van een toegelaten type zijn alsmede zendinrichtingen voor algemene radiocommunicatie die niet van een toegelaten type zijn, voor zover deze zendinrichtingen zijn voorzien van een vanwege de bevoegde buitenlandse autoriteiten aangebracht keurmerk met een van de navolgende aanduidingen:

    • -

      CEPT-PR 27 aangevuld met het in de CEPT-Recommandatie T/R 20–09 vastgesteld symbool van het land waar de zendinrichting is toegelaten;

    • -

      PR 27D-FM en het bijbehorende toelatingsnummer van de Bondsrepubliek Duitsland;

    • -

      PR27A;

    • -

      PR 27 GB

  • b. zendinrichtingen klasse II: zendinrichtingen als bedoeld in hoofdstuk D van het Besluit radio-elektrische inrichtingen welke zijn geconstrueerd voor het doen van onderzoekingen, ingericht voor de frequentiebanden zoals aangegeven in bijlage 1 behorend bij deze regeling en waarvan het zendvermogen niet meer dan 800 Watt bedraagt;

  • c. zendinrichtingen klasse III: andere zendinrichtingen dan bedoeld onder a en b.

Artikel 2. Registratie van zendinrichtingen

  • 1 De ondernemer aan wie machtiging is verleend ten behoeve van de vervaardiging, de handel, export, reparatie en installatie van zendinrichtingen is verplicht voor zendinrichtingen voor lokale radio-omroep, alsmede voor zendinrichtingen van de klassen II en III, voor elke klasse afzonderlijk een doorlopend register te houden overeenkomstig het model zoals is opgenomen in bijlage 2 behorend bij deze regeling en daarin onverwijld aantekening te houden van alle door hem vervaardigde, ontvangen en afgeleverde zendinrichtingen.

  • 2 Met het register als bedoeld in het eerste lid wordt gelijkgesteld de registratie van de in het register verlangde gegevens in een geautomatiseerd bestand, op een zodanige wijze dat deze gegevens voor elke klasse afzonderlijk op een overzichtelijke en eenvoudige wijze voor het toezicht als bedoeld in Hoofdstuk IX van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen beschikbaar zijn.

  • 3 Indien de ondernemer aan wie machtiging is verleend bedoeld in het eerste lid meerdere bedrijfsvestigingen heeft, dient op elke bedrijfsvestiging afzonderlijk register te worden gehouden van de op die vestiging vervaardigde, ontvangen en afgeleverde zendinrichtingen.

  • 4 Indien de te registreren zendinrichtingen niet zijn voorzien van een serienummer, is de ondernemer verplicht een eigen serienummer hierop aan te brengen op een zodanige wijze dat dit nummer niet op eenvoudige wijze uitwisbaar of verwijderbaar is.

Artikel 3. Niet voor het publiek toegankelijke plaats

  • 1 Als zendinrichtingen die op een niet voor het publiek toegankelijke plaats aanwezig dienen te zijn worden aangewezen zendinrichtingen van de klasse III.

  • 2 De niet voor het publiek toegankelijke plaats dient zodanig te zijn ingericht dat de daar aanwezige zendinrichtingen niet voor het publiek zichtbaar zijn.

  • 3 Tot de niet voor het publiek toegankelijke plaats mogen de ondernemer en de tot zijn onderneming behorend personeel slechts toegang hebben, alsmede diegenen die in het bezit zijn van de voor die zendinrichtingen vereiste machtiging dan wel ingevolge de wettelijke regelingen een zodanige machtiging niet behoeven.

  • 4 Ten behoeve van beurzen en tentoonstellingen kan Onze Minister onder daarbij te stellen voorschriften en beperkingen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid.

Artikel 4. Slotbepaling

  • 1 Het ‘Ondernemersbesluit zendinrichtingen’ van 22 augustus 1985, nr. 850821/1607 wordt ingetrokken.

  • 2 Deze regeling treedt in werking met ingang van de datum van inwerkingtreding van de Wet op de telecommunicatievoorzieningen en kan worden aangehaald als: Ondernemersregeling zendinrichtingen.

's-Gravenhage, 19 december 1988

De minister voornoemd,

N. Smit-Kroes

Bijlage 1. frequentiebanden

Frequentiebanden in MHZ:

   

Van

Tot

   

1,81

1,85

3,5

3,8

7,0

7,1

10,1

10,15

14,0

14,35

18,068

18,168

21,0

21,45

24,89

24,99

28,0

29,7

50,0

50,45

144,0

146,0

430,0

440,0

1240,0

1300,0

2320,0

2450,0

3400,0

3410,0

5650,0

5850,0

10000,0

10500,0

2400,0

24500,0

47000,0

47200,0

75500,0

81000,0

142000,0

149000,0

241000,0

250000,0