Wet van 13 december 1989, houdende regelen omtrent de wijze van samenstelling en de
werkwijze van de commissies, bedoeld in artikel 214 van Boek 6 van het nieuwe Burgerlijk
Wetboek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is met het oog op de invoering
van de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek regelen vast te stellen
omtrent de wijze van samenstelling en de werkwijze van de commissies, bedoeld in artikel
6.5.1.2 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: