Wet van 22 mei 1991, tot verlenging van de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen
vervatte termijn van navordering voor vermogens- en inkomensbestanddelen in het buitenland
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de in de Algemene wet inzake rijksbelastingen vervatte termijn voor navordering tot twaalf jaren te verlengen voor gevallen waarin
te weinig belasting is geheven over een bestanddeel van het voorwerp van enige belasting
dat in het buitenland wordt gehouden of is opgekomen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: