Wet van 14 november 1991, houdende aanpassing van de Wet op het consumentenkrediet
aan de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek alsmede enige correctie
in de Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op het consumentenkrediet aan te passen aan de Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek alsmede enige correcties aan te brengen in het zesde en zevende gedeelte Invoeringswet
Boeken 3, 5 en 6 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: