Tarievenregeling

[Regeling vervallen per 19-07-2008.]
Geraadpleegd op 25-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-1993.
Geldend van 01-01-1993 t/m 18-07-2008

Beschikking houdende tarievenregeling 1993 voor toepassing luchtvaartwet en uitvoeringsregelen (deel 2159)

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 76, tweede lid Luchtvaartwet en artikel 159, eerste lid van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

Besluit:

Artikel 1. Algemeen

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

De vergoedingen van de kosten, welke voor de overheid voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van de Luchtvaartwet en zijn uitvoeringsmaatregelen, worden berekend naar de in de volgende artikelen genoemde tarieven.

Artikel 2. Tarieven ingevolge de Luchtvaartwet

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

Artikel 3. Tarieven ingevolge het Luchtverkeersreglement-1980

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 Het tarief voor een ontheffing van het verbod, genoemd in:

    • a. artikel 18, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om tijdens de vlucht voorwerpen of stoffen te verwijderen, bedraagt f 100;

    • b. artikel 19, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om met een luchtvaartuig voorwerpen of andere luchtvaartuigen in de lucht te slepen, bedraagt f 100;

    • c. artikel 20, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om, behalve in geval van nood, valschermen te gebruiken voor het verlaten van een zich in de lucht bevindend luchtvaartuig, bedraagt f 100;

    • d. artikel 21, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om een vlucht uit te voeren, waarbij met opzet bewegingen worden uitgevoerd die een plotselinge verandering in de stand, een abnormale stand of een abnormale verandering in de snelheid van het luchtvaartuig meebrengt, bedraagt f 100;

    • e. artikel 52, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om een VFR-vlucht uit te voeren, bedraagt f 100;

    • f. artikel 53, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de vastgestelde minimum vlieghoogte, bedraagt f 100;

    • g. artikel 58, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om een IFR-vlucht uit te voeren beneden de vastgestelde minimum vlieghoogte, bedraagt f 100;

    • h. artikel 65, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement-1980 om krachtens artikel 1, onder b, van de Luchtvaartwet aangewezen toestellen, niet zijnde luchtvaartuigen, in het luchtruim te gebruiken, bedraagt f 100.

  • 2 Het tarief voor een ontheffing van het voorschrift genoemd in:

    • a. artikel 43, eerste en tweede lid, om positiemelding te doen, bedraagt f 100;

    • b. artikel 45, eerste lid, om te luisteren op de aangewezen radiofrequentie en zo nodig tweezijdig radiocontact tot stand te brengen met de betrokken verkeersleidingsdienst, bedraagt f 100.

Artikel 4. Tarieven ingevolge de Regeling Toezicht Luchtvaart

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 Indien in verband met het overheidstoezicht op de bouw van een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 87 van de Regeling Toezicht Luchtvaart en/of op het onderhoud, de revisie of herstelling van een luchtvaartuig als bedoeld in artikel 88 van de Regeling Toezicht Luchtvaart, het daarbij betrokken Rijkspersoneel in het buitenland werkzaam moet zijn, komen de reis- en verblijfkosten van het Rijkspersoneel ten laste van de aanvrager van het bewijs van luchtwaardigheid onderscheidenlijk de eigenaar of houder van het luchtvaartuig. Bij het vaststellen van de reis- en verblijfkosten moeten ten minste de bepalingen van het Reisbesluit 1971 in acht worden genomen.

  • 3 Indien in verband met de beoordeling van een aanvraag voor afgifte, wijziging of verlenging van de termijn van geldigheid van en vergunning tot vluchtuitvoering als bedoeld in artikel 104 van de Regeling Toezicht Luchtvaart, dan wel een onderzoek naar aanleiding van een schorsing van een zodanige vergunning, het daarbij betrokken Rijkspersoneel in het buitenland werkzaam moet zijn, komen de reis- en verblijfkosten van het Rijkspersoneel ten laste van de aanvrager onderscheidenlijk de houder van de vergunning.

    Bij het vaststellen van de reis- en verblijfkosten moeten tenminste de bepalingen van het Reisbesluit 1971 in acht worden genomen.

Artikel 5. Tarieven met betrekking tot de inschrijving van luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

De tarieven voor de hierna genoemde verrichtingen bedragen voor:

  • a. de afgifte van een bewijs van inschrijving f 260;

  • b. de afgifte van een bewijs van inschrijving ingeval van overschrijving f 260;

  • c. de vernieuwing van een bewijs van inschrijving f 57.

Artikel 6. Tarieven met betrekking tot de bewijzen van bevoegdheid, tot de bewijzen van gelijkstelling van elders afgegeven bewijzen van bevoegdheden en tot examens

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 De tarieven voor de eerste afgifte bedragen voor:

    • a. een oefenbewijs, een beperkt vliegbewijs A, een vliegbewijs A, een vliegbewijs B2, een bewijs van bevoegdheid als ballonvoerder, of bestuurder van zweefvliegtuigen f 129;

    • b. een bewijs van bevoegdheid als zweefvliegtechnicus f 75;

    • c. een bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige, f 220;

    • d. een vliegbewijs B3, een bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige f 238;

    • e. een vliegbewijs B1 f 274.

  • 2 Het tarief voor de eerste afgifte van een bewijs van gelijkstelling van een elders afgegeven bewijs van bevoegdheid bedraagt f 41.

  • 3 Het tarief voor de vernieuwing van een bewijs van bevoegdheid of een bewijs van gelijkstelling van een elders afgegeven bewijs van bevoegdheid bedraagt f 41.

  • 4 De tarieven voor de examens van de bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen zijn in de tabel in guldens aangegeven.

Bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen (tarieven in guldens)

Theoretisch examen

Theoretisch (her)examen in één vak

Praktisch examen

Gedeeltelijk (her)examen praktisch

a. beperkt vliegbewijs A

252

83

b. vliegbewijs A

62

252

83

c. vliegbewijs B3

72

252 Tenzij het praktisch examen met een meermotorig vliegtuig wordt afgelegd; in dat geval is het tarief f 252,-.

87 Tenzij het gedeeltelijk praktisch examen met een meermotorig vliegtuig wordt afgelegd; in dat geval is het tarief f 141,-.

d. vliegbewijs B3 met bevoegdverklaring ‘blindvliegen’

72

252

141

e. vliegbewijs B2

72

252

141

f. vliegbewijs B2 met bevoegdverklaring ‘blindvliegen’

72

252

141

g. vliegbewijs B1

72

252

141

h. bewijs van bevoegdheid als ballonvoerder

147

62

147

i. bewijs van bevoegdheid als boordwerktuigkundige

72

263

141

j. bevoegdverklaring ‘radiotelefonie’

111

111

k. bewijs van bevoegdheid als grondwerktuigkundige

328

115

l. bewijs van bevoegdheid als zweefvliegtechnicus

179

84

m. bevoegdverklaring voor een klasse en/of type vliegtuig

172Tenzij het praktisch examen met een meermotorig vliegtuig wordt afgelegd; in dat geval is het tarief f 252,-.

87Tenzij het gedeeltelijk praktisch examen met een meermotorig vliegtuig wordt afgelegd; in dat geval is het tarief f 141,-.1

n. bevoegdverklaring ‘blindvliegen’

72

252

141

o. bevoegdverklaring ‘spuitvliegen’

133

158

p. bevoegdverklaring ‘vliegonderricht’ in het vliegbewijs

72

205

98

q. bevoegdverklaring ‘wolkenvliegen’

147

r. bevoegdverklaring ‘vliegonderricht’ in het zweefvliegbewijs

133

62

133

s. geluidsseinen

   

28

Artikel 7. Tarieven met betrekking tot de bewijzen van luchtwaardigheid, de bewijzen van gelijkstelling van elders afgegeven bewijzen van luchtwaardigheid, de bewijzen van deugdelijkheid, de bewijzen van erkenning

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 De tarieven voor de hierna genoemde verrichtingen bedragen voor:

    • a. de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid dan wel van een bewijs van deugdelijkheid voor een serie-luchtvaartuig, f 443 vermeerderd met telkens f 183 voor elke 1000 kgm of gedeelte daarvan waarmede de maximaal toegelaten totaalmassa van het luchtvaartuig een massa van 2000 kgm overschrijdt;

    • b. de verlenging van de termijn van geldigheid van het bewijs van luchtwaardigheid, f 210 vermeerderd met telkens f 72 voor elke 1000 kgm of gedeelte daarvan, waarmede de maximaal toegelaten totaalmassa van het luchtvaartuig een massa van 2000 kgm overschrijdt;

    • c. de vernieuwing van een bewijs van luchtwaardigheid van een luchtvaartuig, (inclusief de daarbij behorende documenten) f 141;

    • d. de afgifte van een bewijs van gelijkstelling van een elders afgegeven bewijs van luchtwaardigheid f 141 vermeerderd met telkens f 23 voor elke 1000 kgm of gedeelte daarvan, waarmede de maximaal toegelaten totaal massa van het luchtvaartuig een massa van 2000 kgm overschrijdt;

    • e. de afgifte van een bewijs van deugdelijkheid, behoudens voor een serie-luchtvaartuig, als bedoeld onder a, f 141; de verlenging van de termijn van geldigheid van een bewijs van deugdelijkheid, behoudens voor een serie-luchtvaartuig, als bedoeld onder a, f 47;

    • f. de afgifte van een beperkt bewijs van luchtwaardigheid voor een in Nederland gebouwd amateurluchtvaartuig dan wel een in oorspronkelijke staat hersteld, historisch luchtvaartuig of replica daarvan is gelijk aan het tarief dat is vastgesteld voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid dan wel een bewijs van deugdelijkheid voor een serie-luchtvaartuig, voor zover het een luchtvaartuig betreft van een type dat reeds in het buitenland dan wel in Nederland voorzien is van een R-BVL dan wel een gelijksoortig document;

    • g. de afgifte van een bewijs van erkenning, ingevolge artikel 13 van de Regeling Vervoer Gevaarlijke Stoffen door de Lucht voor een bedrijf: f 367;

    • h. de afgifte van een bewijs van erkenning ingevolge artikel 93 Regeling Toezicht Luchtvaart voor een persoon f 186;

    • i. erkenning van bedrijven ingevolge artikel 93 Regeling Toezicht Luchtvaart, dan wel ingevolge EG-verordening nr. 3922/91 van 16-12-1992 (JAR 145)

      1. de jaarlijkse kosten, verbonden aan de erkenning van een bedrijf bedragen P × T. De factor T wordt vastgesteld op f 380.

      In geval van een eerste afgifte van een bewijs van erkenning bedragen de kosten een evenredig deel van P × T, dat wil zeggen evenredig met de resterende periode van het kalenderjaar waarop de erkenning betrekking heeft:

      2. de factor P, zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt bepaald aan de hand van het aantal personeelsleden E van het bedrijf dan wel het bedrijfsonderdeel waarop erkenning betrekking heeft, volgens onderstaande tabel.

      Als peildatum voor de bepaling van E geldt 1 januari, dan wel in het geval van een eerste afgifte van een bewijs van erkenning de datum van de eerste afgifte.

      E

      t/m 5 personen P = 8

      6 t/m 10 personen P = E + 6

      11 t/m 50 personen P = 0,6 E + 10

      51 t/m 100 personen P = 0,4 E + 20

      vanaf 101 personen P = 0,3 E + 30;

    • j. de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig ingeval de afgifte geschiedt krachtens een internationale overeenkomst inzake erkenning of gelijkstelling van bewijzen van luchtwaardigheid, evenveel als onder a voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid voor een serie-luchtvaartuig is bepaald.

Artikel 8. Tarieven voor vergunning tot vluchtuitvoering bij gebruik van buitenlandse luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 De tarieven met betrekking tot afgifte Vergunning tot Vluchtuitvoering, de wijziging van een vergunning en de verlenging van de termijn van geldigheid, voor zover het buitenlandse vliegtuigen betreft, welke krachtens de vergunning worden of mogen worden gebruikt, worden als volgt bepaald:

    • a. het verschuldigde bedrag is gelijk aan het tarief als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b, bepaald voor maximaal toegelaten totaalmassa van het betrokken buitenlandse vliegtuig;

    • b. het onder a bedoelde tarief is jaarlijks verschuldigd voor elk buitenlands vliegtuig dat op 1 januari van het jaar krachtens de vergunning tot vluchtuitvoering wordt of mag worden gebruikt.

  • 2

    • a. Een verklaring voor buitenlandse luchtvaartuigen die in Nederland worden gebruikt voor het valschermspringen f 100;

    • b. een verklaring voor buitenlandse luchtvaartuigen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit voor het slepen van luchtvaartuigen, sleepnetten of andere voorwerpen f 100.

  • 3 Indien, in verband met de in artikel 5 en artikel 7, eerste lid genoemde verrichtingen ingevolge de aanvrage het daarbij betrokken Rijkspersoneel in het buitenland werkzaam moet zijn, komen de reis- en verblijfkosten in het buitenland van dit Rijkspersoneel ten laste van vorenbedoelde aanvrager. Bij het vaststellen van de reis- en verblijfkosten moeten ten minste de bepalingen van het Reisbesluit 1971 in acht worden genomen.

  • 4 Indien naar het oordeel van de Directeur-Generaal bij een onderzoek is gebleken dat een aanvraag tot het verrichten van een in het eerste lid genoemde handeling door schuld van de aanvrager van zodanige handeling niet kan worden ingewilligd, vervalt de aanvraag en worden daarvoor betaalde gelden niet terugbetaald.

Artikel 9. Tarieven voor Vergunning tot Vluchtuitvoering

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

Onverminderd het in artikel 8, van deze regeling bepaalde, gelden met betrekking tot een Vergunning tot Vluchtuitvoering zoals bedoeld in artikel 104 van de Regeling Toezicht Luchtvaart de volgende tarieven.

  • 1 Het tarief met betrekking tot de afgifte van een Vergunning tot Vluchtuitvoering wordt vastgesteld op basis van de maximum take-off mass, MTOM, van het zwaarste type vliegtuig gebruikt door de aanvrager als volgt:

    • -

      MTOM 2000 kilogrammassa (kgm) of minder: f 2000;

    • -

      MTOM meer dan 2000 kgm en minder dan 15 000 kgm: f 2000 vermeerderd met f 200 voor elke 500 kgm of deel daarvan boven de 2000 kgm;

    • -

      MTOM 15 000 kgm of meer: f 7300.

      Dit wordt vermeerderd met een toeslag van 20% voor elk ander type, volgens bovenstaande indeling.

  • 2 Het tarief voor een wijziging van een Vergunning tot Vluchtuitvoering, voor zover deze betreft het bijschrijven van een type vliegtuig, wordt per type vliegtuig vastgesteld op basis van het MTOM van het bijgeschreven type, overeenkomstig het in het eerste lid van dit artikel bepaalde.

  • 3 Het tarief voor een wijziging, anders dan bedoeld in het tweede lid, bedraagt f 200.

  • 4 De periodieke kosten, verbonden aan een Vergunning tot Vluchtuitvoering, worden vastgesteld op basis van het aantal krachtens de vergunning gevlogen uren per type vliegtuig naar onderstaande indeling.

    • -

      MTOM 2000 kgm of minder: f 1,65 per uur;

    • -

      MTOM meer dan 2000 kgm en minder dan 15000 kgm: f 2,65 per uur;

    • -

      MTOM 15 000 kgm of meer: f 4,25 per uur.

  • 5

    • a. De tarieven, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid van dit artikel dienen gelijktijdig met het indienen van de aanvraag te worden betaald.

    • b. Het tarief bedoeld in het vierde lid dient na afloop van elk kwartaal te worden betaald.

    • c. In bijzondere gevallen kan de directeur-generaal afwijking toestaan van het in dit lid bepaalde.

Artikel 10. Tarieven met betrekking tot type-certificatie, aanvullingen daarop en de goedkeuring van type-wijzigingen

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

  • 1 De tarieven voor de hierna genoemde verrichtingen bedragen voor:

    • a. het onderzoek benodigd voor de afgifte van een type-certificaat voor een luchtvaartuig met een maximaal toegelaten totaalmassa van 2730 kg, of minder, f 3410;

    • b. het onderzoek benodigd voor de afgifte van een type-certificaat dan wel een aanvulling daarop, voor een luchtvaartuig met een maximaal toegelaten totaalmassa van meer dan 2730 kgm. f 170 per uur besteed door Rijkspersoneel aan het onderzoek, met een minimum van f 3410;

    • c. het onderzoek benodigd voor de goedkeuring van een type-wijziging aan een luchtvaartuig met een maximaal toegelaten totaalmassa van meer dan 2730 kgm, f 170 per uur besteed door Rijkspersoneel aan het onderzoek;

    • d. het onderzoek benodigd voor de goedkeuring van in Nederland ontwikkelde of vervaardigde onderdelen en uitrustingsstukken, die bedoeld zijn voor gebruik in een luchtvaartuig met een totaal toegelaten totaalmassa van meer dan 2730 kgm, f 170 per uur besteed door Rijkspersoneel aan het onderzoek.

  • 2 Indien voor een in dit artikel genoemd onderzoek het daarbij betrokken Rijkspersoneel in het buitenland werkzaam moet zijn, komen hun reis- en verblijfkosten in het buitenland ten laste van de aanvrager. Bij het vaststellen van de reis- en verblijfkosten moeten ten minste de bepalingen van het Reisbesluit 1971 in acht worden genomen.

  • 3 Indien naar het oordeel van de Directeur-Generaal, bij een onderzoek is gebleken dat een aanvraag tot de afgifte van een type-certificaat, een aanvulling daarop dan wel een goedkeuring van een type-wijziging door de schuld van de aanvrager niet kan worden ingewilligd, vervalt de aanvraag. De kosten tot dat moment, zoals bedoeld in lid 1, blijven voor rekening van de aanvrager en zullen niet worden terugbetaald.

  • 4

    • a. Het tarief zoals bedoeld in het eerste lid onder a dient gelijktijdig met het indienen van de aanvraag betaald te worden.

    • b. De kosten zoals bedoeld in het eerste lid onder b en c worden achteraf per kwartaal in rekening gebracht. De kosten worden vastgesteld door vermenigvuldiging van het genoemde tarief met het aantal werkelijk bestede uren. De kosten zoals bedoeld in het eerste lid onder b bedragen minimaal f 3410. Na de beëindiging van het onderzoek vindt de eindverrekening plaats.

    • c. In afwijking van het gestelde in het vorige lid kan in bijzondere gevallen de Directeur-Generaal een andere regeling voor de betaling toestaan.

Artikel 11. Ontheffing

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

In bijzondere gevallen kan door de Directeur-Generaal van de Rijksluchtvaartdienst gehele of gedeeltelijke ontheffing worden verleend van de in deze regeling vastgestelde tarieven.

Artikel 12. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1993.

Artikel 13. Publicatie

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

Deze regeling zal worden geplaatst in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 14. Intrekking

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

De regeling van 13 december 1991, nr LI 8555a wordt ingetrokken te rekenen vanaf 1 januari 1993.

Artikel 15. Citeertitel

[Regeling vervallen per 19-07-2008]

Deze regeling kan worden aangehaald als Tarievenregeling.

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

J. R. H. Maij-Weggen