Stcrt. 2004, 189, datum inwerkingtreding 03-10-2004, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-07-2004.
1 De aquicultuurprodukten die zijn verzonden vanuit een Lid-Staat dienen in het kader
van de invoer, tot en met de ontvangst door de handelaar, en in het kader van de doorvoer
naar een Lid-Staat, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied, vergezeld te
gaan van een vervoersdocument als bedoeld in de artikelen 13, 14, 17 of 18, voor zover
zij bestemd zijn voor een bedrijf gelegen in een erkend gebied of voor een erkend
bedrijf.
2 De partij aquicultuurproducten die is verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied
van een lidstaat op Nederlands grondgebied wordt gebracht, dient in het kader van
de invoer, tot en met de ontvangst door de handelaar, en in het kader van de doorvoer
naar een lidstaat, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vergezeld te gaan
van een Gemeenschappelijk veterinair document van binnenkomst als bedoeld in verordening 136/2004/EG en van een gewaarmerkt afschrift als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van richtlijn 97/78/EG.
3 De partij aquicultuurproducten die is verzonden vanuit een derde land en via het grondgebied
van een lidstaat op Nederlands grondgebied wordt gebracht, dient in het kader van
de doorvoer naar een derde land, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied,
vergezeld te gaan van het bij de partij behorende document en van een Gemeenschappelijk
veterinair document van binnenkomst als bedoeld in verordening 136/2004/EG, waarin is aangegeven langs welke grensinpectiepost als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel g, van richtlijn 97/78/EG de partij de Gemeenschap verlaat.
-
a. indien de partij vóór 1 januari 1994 ter controle is aangeboden in de Lid-Staat waar
de partij voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen is gebracht,
de controle van de documenten als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn 90/675/EEG is verricht en voldaan is aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van deze richtlijn;
-
b. indien de partij op 1 januari 1994 of daarna ter controle is aangeboden in de Lid-Staat
waar de partij voor het eerst op het grondgebied van de Europese Gemeenschappen is
gebracht, alle controles als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van richtlijn 90/675/EEG zijn verricht en voldaan is aan het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van deze
richtlijn.
4 Ten aanzien van de aquicultuurprodukten dient voldaan te zijn aan het bepaalde in
artikel 2, tweede en derde lid, en, indien de aquicultuurprodukten zijn bestemd voor
Zweden, in afwachting van de met betrekking tot IPN, BKD, furunculose en ERM-Yersiniose
gestelde algemene of beperkte aanvullende garanties, bedoeld in artikel 12, tweede
lid, van richtlijn 91/67/EEG, en de met betrekking tot voorjaarsviremie bij karpers gestelde algemene of beperkte
aanvullende garanties, bedoeld in artikel 13, tweede lid, van richtlijn 91/67/EEG, aan de voorschriften die Zweden stelt met betrekking tot IPN, BKD, furunculose,
ERM-Yersiniose, en bij karpers de voorjaarsviremie.
5 Op de in- en doorvoer van aquicultuurprodukten, bedoeld in het eerste tot en met het
derde lid, is voorts het bepaalde in de artikelen 23, derde lid, 24, eerste en tweede
lid, 25 en 27 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het woord ‘ontvanger’
telkenmale vervangen dient te worden door ‘handelaar’ en dat bij het in artikel 24,
tweede lid, bedoelde onderzoek, de documenten, bedoeld in het eerste of tweede lid,
dienen te worden overgelegd.
6 De handelaar dient te zijn ingeschreven in het register bedoeld in artikel 63, terwijl
die inschrijving niet is getroffen door een beslissing als bedoeld in het derde lid
van dat artikel.
7 Het vervoer van de in het derde lid bedoelde partij geschiedt onder douanetoezicht
tot op de plaats waar het Nederlands grondgebied wordt verlaten in verzegelde voertuigen
of verzegelde containers en zonder splitsing of, tenzij de partij overeenkomstig het
derde lid wordt opgeslagen, lossing van de partij.
8 Op de in het zevende lid bedoelde partij zijn de artikelen 2.23, 2.23a, 2.23c en 2.23
e van de Regeling keuring en handel dierlijke producten van overeenkomstige toepassing,
met dien verstande dat het certificaat als bedoeld in artikel 2.23c, tweede lid, onderdeel
a, voor de toepassing van dit artikellid een Gemeenschappelijk veterinair document
van binnenkomst als bedoeld in verordening 136/2004/EG en dat opslag in een van de in artikel 2.23a genoemde opslagruimten is toegestaan,
mits elders geen opslag heeft plaatsgevonden.
9 De vanuit een Lid-Staat verzonden partij aquicultuurproducten, voor zover het eieren
en gameten van levende gekweekte vis betreft, dient in de situatie, bedoeld in artikel
1 van beschikking 99/567/EG, in het kader van de invoer, tot en met de ontvangst door
de geadresseerde, genoemd in het hierna bedoelde document, en in het kader van de
doorvoer, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied, vergezeld te gaan van een
uit één enkel blad bestaand origineel document dat is opgesteld overeenkomstig het
model van bijlage I bij beschikking 99/567/EG.
10 De vanuit een Lid-Staat verzonden partij aquicultuurproducten, voor zover het eieren
en gameten van levende gekweekte vis betreft, dient in de situatie, bedoeld in artikel
2 van beschikking 99/567/EG, in het kader van de invoer, tot en met de ontvangst door
de geadresseerde, genoemd in het hierna bedoelde document, en in het kader van de
doorvoer, tijdens het vervoer over Nederlands grondgebied vergezeld te gaan van een
uit één enkel blad bestaand origineel document dat is opgesteld overeenkomstig het
model van bijlage II bij beschikking 99/567/EG.