Uitvoeringsbesluit WHW 2008

Geraadpleegd op 18-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2017.
Geldend van 01-01-2017 t/m 09-02-2017

Besluit van 22 september 1993, houdende uitvoeringsbepalingen van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Onderwijs en Wetenschappen, van 28 mei 1993, nr. 92077964/4685, directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Gelet op artikel 6.13, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

Gezien het advies van de Onderwijsraad (advies van 21 december 1992, nr. OR 92000271/3 T);

De Raad van State gehoord (advies van 2 augustus 1993, No. W05.93.0338);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, van 21 september 1993, nr. 93064058/4685, directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2. Bepalingen betreffende studenten

Afdeling 1. Persoonlijke en bijzondere omstandigheden

Artikel 2.1. Persoonlijke omstandigheden bij bindend studieadvies en verwijzing naar afstudeerrichting

  • 1 De persoonlijke omstandigheden bedoeld in de artikelen 7.8b, derde lid, en 7.9, derde lid, van de wet, zijn uitsluitend:

    • a. ziekte van betrokkene,

    • b. lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene,

    • c. zwangerschap van betrokkene,

    • d. bijzondere familie-omstandigheden,

    • e. het lidmaatschap, daaronder begrepen het voorzitterschap, van:

      • 1. bij universiteiten: de universiteitsraad, faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, onderscheidenlijk artikel 9.51, tweede lid, van de wet, het bestuur van een opleiding of de opleidingscommissie, alsmede het lidmaatschap van het bestuur van een stichting die blijkens haar statuten tot doel heeft de exploitatie van voorzieningen, behorende tot de studentenvoorzieningen, dan wel van een daarmee naar het oordeel van het instellingsbestuur gelet op de taak gelijk te stellen orgaan,

      • 2. bij hogescholen: de medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie,

    • f. andere in de regelingen, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid, van de wet door het instellingsbestuur aan te geven omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de instelling,

    • g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk activiteiten ontplooit.

  • 2 Het instellingsbestuur kan voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel g, nadere regels vaststellen omtrent het aantal bestuursleden dat ten hoogste per organisatie per studiejaar in aanmerking komt, zomede omtrent welke bestuursfuncties in aanmerking komen.

Afdeling 2. Collegegeld

Artikel 2.2. Omvang collegegeld

  • 3 De bedragen, bedoeld in het eerste en tweede lid, worden tot en met het studiejaar 2018/2019 jaarlijks verhoogd met € 22.

  • 4 Bij ministeriële regeling worden de in het eerste en tweede lid genoemde bedragen na verhoging van het bedrag, genoemd in het derde lid, jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. De ministeriële regeling wordt vastgesteld voor 1 november voorafgaand aan het studiejaar waarvoor het aangepaste collegegeld zal gelden. De aanpassing wordt bepaald door de procentuele wijziging die de consumentenprijsindex over de maand april, voorafgaand aan de vaststelling van de ministeriële regeling, heeft ondergaan ten opzichte van de maand april in het daaraan voorafgaande jaar. De aldus verkregen wijziging van het collegegeldbedrag wordt afgerond op het naastbij gelegen gehele getal. De overeenkomstig dit lid gewijzigde bedragen treden in de plaats van de in het eerste tot met derde lid genoemde bedragen.

  • 5 Onder de consumentenprijsindex, bedoeld in het vierde lid, wordt verstaan: de consumentenprijsindex «reeks alle huishoudens» zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 2.3. Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving

De categorie studenten waarvoor de in artikel 7.45a, eerste lid, onder a, van de wet genoemde voorwaarde niet geldt, wordt uitgebreid met studenten die zijn ingeschreven bij de opleidingen:

  • a. B Educatie en Kennismanagement Groene Sector;

  • b. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in levensmiddelentechnologie;

  • c. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Dierhouderij en Verwerking I en II;

  • d. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Tuinbouw en Plantenteelt en Verwerking I en II;

  • e. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Plantenteelt en Verwerking I en II;

  • f. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Veehouderij en Verwerking I en II;

  • g. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Agrarische Techniek I en II;

  • h. B Opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede graad in Agrarische Economie; en

  • i. M Leren en Innoveren.

Artikel 2.3a. Uitbreiding categorie studenten wettelijk collegegeld in verband met gelijktijdig gevolgde opleidingen

  • 1 Een persoon die blijkens het basisregister onderwijs sedert 1 september 1991 voor de eerste keer een bacheloropleiding of een masteropleiding volgt en zich voor het behalen van de aan die opleiding verbonden graad heeft ingeschreven voor een of meer andere bachelor- of masteropleidingen, is voor die andere opleiding of andere opleidingen wettelijk collegegeld verschuldigd, mits hij behoort tot één van de groepen van personen, bedoeld in artikel 2.2 van de Wet studiefinanciering 2000, of de Surinaamse nationaliteit bezit.

  • 2 Een persoon, bedoeld in het eerste lid, komt uitsluitend in aanmerking voor de aanspraak, bedoeld in het eerste lid, indien:

    • a. de inschrijving voor de andere opleiding of de andere opleidingen, bedoeld in het eerste lid, heeft plaatsgevonden voordat Onze minister met betrekking tot de voor de eerste keer gevolgde opleiding de mededeling, bedoeld in artikel 7.9d van de wet, heeft ontvangen; en

    • b. die andere opleiding of die andere opleidingen waarop de aanspraak op wettelijk collegegeld betrekking heeft, door de betrokkene wordt gevolgd in de vorm van aaneengesloten studiejaren.

  • 3 In dit artikel wordt onder een bachelor- of masteropleiding een bachelor- of masteropleiding als bedoeld in artikel 7.3a van de wet begrepen.

  • 4 Artikel 7.48 van de wet is op de andere opleiding of andere opleidingen, bedoeld in het eerste lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.3b. Uitzondering voor deeltijdstudenten ingeschreven op of vóór 1 februari 2011

[Vervallen per 01-09-2013]

Hoofdstuk 3. Bepalingen betreffende opleidingen

Afdeling 1. Centraal register opleidingen hoger onderwijs

Artikel 3.1. Indeling register

Het register bestaat uit de volgende onderdelen:

  • a. onderwijs,

  • b. landbouw en natuurlijke omgeving,

  • c. natuur,

  • d. techniek,

  • e. gezondheidszorg,

  • f. economie,

  • g. recht,

  • h. gedrag en maatschappij,

  • i. taal en cultuur, en

  • j. sectoroverstijgend.

Artikel 3.2. Subonderdelen

  • 1 Het onderdeel onderwijs kent, naast opleidingen die niet onder een subonderdeel worden ondergebracht, het subonderdeel lerarenopleidingen op het gebied van de kunst.

  • 2 Het onderdeel taal en cultuur kent, naast opleidingen die niet onder een subonderdeel worden ondergebracht, het subonderdeel opleidingen op het gebied van de kunst.

  • 3 Het onderdeel sectoroverstijgend kent, naast opleidingen die niet onder een subonderdeel worden ondergebracht, het subonderdeel Onderwijs/Landbouw en Natuurlijke Omgeving/Natuur/Techniek/Gezondheid.

Artikel 3.3. Levering gegevens

Onze minister kan voorschriften geven voor de wijze waarop gegevens die in het register worden opgenomen, dienen te worden geleverd.

Artikel 3.4. Verstrekking gegevens

  • 1 Op een daartoe ingediend verzoek kunnen gegevens die in het register zijn opgenomen, worden verstrekt. Bij dat verzoek wordt aangegeven welke gegevens worden verlangd alsmede de gewenste wijze van verstrekking.

  • 2 Binnen een maand na ontvangst van het verzoek, wordt aan aanvrager bekendgemaakt of het verzoek kan worden gehonoreerd. Indien het verzoek zal worden gehonoreerd, wordt tevens aangegeven binnen welke termijn dit zal geschieden alsmede of aan de verstrekking kosten zijn verbonden en zo ja, hoe hoog de verschuldigde vergoeding, met inachtneming van artikel 3.5, zal zijn.

  • 3 De verstrekking kan slechts worden geweigerd als de gevraagde gegevens niet beschikbaar zijn, of de gevraagde wijze van verstrekking niet kan worden uitgevoerd.

Artikel 3.5. Vergoeding verstrekte gegevens

  • 1 Indien een verzoek als bedoeld in artikel 3.4 wordt gedaan door anderen dan de besturen van instellingen waarop de wet betrekking heeft, is voor het verstrekken van gegevens een vergoeding verschuldigd.

  • 2 De verschuldigde vergoeding is afhankelijk van:

    • a. de tijd die aan het afhandelen van het verzoek wordt besteed, waarbij een tarief van € 26,32 per uur wordt berekend,

    • b. de hoeveelheid te verstrekken gegevens, waarbij een tarief van € 34,03 per 1 000 records wordt berekend en een tarief van € 2,27 per 1 000 regels,

    • c. de wijze van verstrekking van de gegevens, waarbij voor de gegevensdragers de kostprijs wordt berekend, en

    • d. de administratiekosten van € 3,18 per aanvraag alsmede de verzendkosten, waarvoor de kostprijs wordt berekend.

Afdeling 2. Bijzondere nadere vooropleidingseisen leraar basisonderwijs

Artikel 3.6. Reikwijdte

Artikel 3.7. Kennisgebieden en kennisniveaus

Artikel 3.8. Corresponderende vakken

Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld met welke vakken die deel hebben uitgemaakt van het examen ter verkrijging van een diploma als bedoeld in artikel 7.24 van de wet, een persoon kan aantonen te voldoen aan het niveau, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.

Afdeling 3. Masteropleidingen in het wetenschappelijk onderwijs met een studielast van 120 studiepunten

[Vervallen per 01-09-2015]

Hoofdstuk 4. Bepalingen over de berekening van de rijksbijdrage

Afdeling 1. Algemene bepalingen over de berekening van de rijksbijdrage

Artikel 4.1. Vaststelling omvang van de landelijk beschikbare rijksbijdrage

  • 1 Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap stelt jaarlijks, in overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap die voor het desbetreffende begrotingsjaar is vastgesteld, de omvang vast van de landelijk beschikbare rijksbijdrage voor de instellingen die onderwijs verzorgen of onderzoek verrichten op een ander gebied dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, en de omvang van de delen daarvan.

  • 2 Onze Minister van Economische Zaken stelt jaarlijks, in overeenstemming met het desbetreffende onderdeel van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken die voor het desbetreffende begrotingsjaar is vastgesteld, de omvang vast van de landelijk beschikbare rijksbijdrage voor de instellingen die onderwijs verzorgen of onderzoek verrichten op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, en de omvang van de delen daarvan.

  • 3 De landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in het eerste lid, bestaat uit:

    • a. een onderwijsdeel wo,

    • b. een onderwijsdeel hbo,

    • c. een onderzoekdeel wo,

    • d. een deel ontwerp en ontwikkeling hbo, en

    • e. een deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek.

  • 4 De landelijk beschikbare rijksbijdrage, bedoeld in het tweede lid, bestaat uit:

    • a. een onderwijsdeel wo,

    • b. een onderwijsdeel hbo,

    • c. een onderzoekdeel wo, en

    • d. een deel ontwerp en ontwikkeling hbo.

Artikel 4.2. Verdeling van de landelijk beschikbare rijksbijdrage

  • 1 Het onderwijsdeel wo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onderdeel a, wordt overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk verdeeld over de instellingen die opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving of bij ministeriële regeling aan te wijzen sectoroverstijgende opleidingen verzorgen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het onderwijsdeel wo, bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, onderdeel a.

  • 2 Het onderwijsdeel hbo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onderdeel b, wordt overeenkomstig afdeling 2 van dit hoofdstuk verdeeld over de instellingen die opleidingen in het hoger beroepsonderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving of bij ministeriële regeling aan te wijzen sectoroverstijgende opleidingen verzorgen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het onderwijsdeel hbo, bedoeld in artikel 4.2, vierde lid, onderdeel b.

  • 3 Het onderzoekdeel wo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onderdeel c, wordt overeenkomstig afdeling 3, paragraaf 1, van dit hoofdstuk verdeeld over de instellingen die opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving of bij ministeriële regeling aan te wijzen sectoroverstijgende opleidingen verzorgen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het onderwijsdeel wo, bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, onderdeel c.

  • 4 Het deel ontwerp en ontwikkeling hbo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, onderdeel d, wordt overeenkomstig afdeling 3, paragraaf 2, verdeeld over de instellingen die opleidingen in het hoger beroepsonderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving verzorgen. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op het deel ontwerp en ontwikkeling hbo, bedoeld in artikel 4.1, vierde lid, onderdeel d.

  • 5 Het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, wordt over de universiteiten verdeeld overeenkomstig afdeling 4.

Artikel 4.3. Gegevens

  • 1 Het instellingsbestuur verstrekt uiterlijk 30 november in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar aan Onze minister de ingevolge dit besluit voor de toepassing van afdeling 2 en artikel 4.20 noodzakelijke gegevens.

  • 2 Het instellingsbestuur heeft tot 15 april voorafgaand aan het begrotingsjaar de gelegenheid de aangeleverde gegevens, bedoeld in het eerste lid, te corrigeren.

  • 3 Gegevens die door het instellingsbestuur na 30 november in het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar aan Onze minister worden geleverd, worden niet tot de gegevens voor de bekostiging gerekend, tenzij deze als gevolg van een buiten het instellingsbestuur liggende oorzaak na 30 november zijn aangeleverd.

  • 4 Het instellingsbestuur van een universiteit verstrekt uiterlijk 15 april voorafgaand aan het begrotingsjaar Onze minister een overzicht van het aantal proefschriften en ontwerperscertificaten, bedoeld in artikel 4.21.

  • 5 Het instellingsbestuur van de Universiteit Maastricht verstrekt uiterlijk 15 april voorafgaand aan het begrotingsjaar Onze minister tevens een overzicht van de aantallen inschrijvingen en van de aantallen graden, bedoeld in artikel 4.12.

  • 6 Voor de toepassing van dit hoofdstuk en hoofdstuk 5 wordt inzake de gegevens voorafgaand aan de peilperiode uitgegaan van de gegevens uit het basisregister onderwijs zoals vastgelegd in een historisch bestand hoger onderwijs aan de hand van de door instellingen aan het basisregister onderwijs aangeleverde gegevens over de periode 1 september 1991 tot en met 30 september 2008 inzake getuigschriften, graden en inschrijvingen voor zover deze bij ministeriële regeling zijn gelijkgesteld met bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden als bedoeld in dit besluit.

  • 7 Aan het historisch bekostigingsbestand hoger onderwijs, bedoeld in het zesde lid, worden vanaf september 2008 jaarlijks toegevoegd de bekostigde inschrijvingen en de bekostigde graden, vastgesteld op basis van artikel 4.10.

  • 8 Indien de naam van een opleiding, zoals opgenomen in bijlage 1, wordt gewijzigd, terwijl het inhoudelijk dezelfde opleiding betreft en de code waarmee de opleiding in het CROHO staat niet is veranderd, blijft het bekostigingsniveau gelden dat van toepassing was op de opleiding voordat de naamwijziging plaatsvond.

Artikel 4.4. Controleprotocol

  • 2 Bij ministeriële regeling worden voorschriften vastgesteld over de controle van de jaarrekening, de besteding van de rijksbijdrage en de juistheid van de door de instellingsbesturen opgegeven bekostigingsgegevens, daaronder begrepen voorschriften over de controle op de rechtmatigheid van de verkrijging van de rijksbijdrage en de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de rijksbijdrage.

Artikel 4.5. Bijstelling bedragen en percentages

De bedragen en verdelingen, vastgesteld op grond van de afdelingen 2, 3 en 4 van dit hoofdstuk, kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd, voor zover wijzigingen in de onderdelen van de rijksbegroting die op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek betrekking hebben daartoe aanleiding geven.

Afdeling 2. Bepalingen over de rijksbijdrage vanwege het verzorgen van onderwijs

Artikel 4.7. Studentgebonden financiering

  • 1 Uit elk van de onderwijsdelen wordt aan de rijksbijdrage van een instelling een bedrag toegevoegd dat gelijk is aan de som van de bedragen per opleiding, bedoeld in het tweede lid, voor alle opleidingen behorend tot de desbetreffende soort hoger onderwijs die door die instelling worden verzorgd.

  • 2 Het bedrag per opleiding is het product van het studentgebonden bedrag, bedoeld in het derde lid, en het aantal bekostigde inschrijvingen en graden voor die opleiding, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.10, eerste lid.

  • 3 Het studentgebonden bedrag per bekostigde inschrijving of graad is:

    • 1°. voor opleidingen in wetenschappelijk onderwijs, het quotiënt van een door Onze Minister te bepalen percentage van het onderwijsdeel wo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, resterend na toepassing van artikel 4.11, eerste lid, en de som van de aantallen bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden bij opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving;

    • 2°. voor opleidingen in hoger beroepsonderwijs, het quotiënt van een door Onze Minister te bepalen percentage van het onderwijsdeel hbo, bedoeld in artikel 4.1, derde lid, resterend na toepassing van artikel 4.11, eerste lid, en de som van de aantallen bekostigde inschrijvingen en bekostigde graden bij opleidingen in hoger beroepsonderwijs op andere gebieden dan het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving;

Artikel 4.8. Bekostigde inschrijving

  • 1 Een in het basisregister onderwijs geregistreerde inschrijving voor een opleiding van eerste inschrijving van een student voor een bacheloropleiding geldt als een bekostigde inschrijving op de peildatum, indien het totaal aantal eerder bekostigde inschrijvingen voor bacheloropleidingen kleiner is dan de wettelijke studielast van de desbetreffende opleiding, gedeeld door 60.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een inschrijving van een student voor een masteropleiding.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op inschrijvingen aan de Open Universiteit.

Artikel 4.9. Bekostigde graden

  • 1 Onder bekostigde graad Bachelor wordt verstaan: een graad Bachelor als bedoeld in artikel 7.10a van de wet, in de peilperiode verleend aan een student.

  • 2 Onder bekostigde graad Master wordt verstaan: een graad Master als bedoeld in artikel 7.10a van de wet, in de peilperiode verleend aan een student.

Artikel 4.10. Aantal bekostigde inschrijvingen en graden per opleiding

  • 1 Het aantal bekostigde inschrijvingen en graden voor een opleiding is het product van de factor behorend bij het bekostigingsniveau van de desbetreffende opleiding, bedoeld in het tweede lid, en de som van:

    • a. het aantal bekostigde inschrijvingen voor die opleiding, en

    • b. het aantal bekostigde graden dat in die opleiding is verleend.

  • 2 De factoren behorend bij de bekostigingsniveaus van de opleidingen worden vastgesteld bij ministeriële regeling. Deze factoren kunnen verschillen voor opleidingen in het wetenschappelijk onderscheidenlijk het hoger beroepsonderwijs, en voor bachelor- onderscheidenlijk masteropleidingen.

  • 3 Indien in het kader van een gezamenlijke opleiding of gezamenlijke afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3c van de wet sprake is van registratie van bekostigde graden bij verschillende Nederlandse instellingen wordt het aantal bekostigde graden dat het betreft bij elk van deze instellingen gedeeld door het aantal Nederlandse instellingen dat bij de gezamenlijke opleiding of gezamenlijke afstudeerrichting betrokken is.

Artikel 4.11. Onderwijsopslag

  • 2 Het gedeelte van een onderwijsdeel dat resteert na toepassing van het eerste lid en van artikel 4.7 wordt over de universiteiten onderscheidenlijk hogescholen verdeeld volgens percentages, vastgesteld bij ministeriële regeling.

Artikel 4.12. Bijzondere bepaling Universiteit Maastricht en Open Universiteit

  • 2 Bij de vaststelling van het aantal bekostigde inschrijvingen en het aantal bekostigde graden van de Universiteit Maastricht worden de op grond van artikel 4.10, eerste lid, berekende aantallen vermeerderd met de aantallen inschrijvingen van personen met de Nederlandse nationaliteit, respectievelijk de aantallen graden van personen met de Nederlandse nationaliteit van de transnationale Universiteit Limburg. Onder de aantallen inschrijvingen en graden met de Nederlandse nationaliteit worden tevens begrepen de aantallen inschrijvingen en graden van ingeschrevenen die de Nederlandse noch de Belgische nationaliteit bezitten en die voor bekostiging door de Nederlandse overheid in aanmerking worden genomen op grond van artikel 7 van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de transnationale Universiteit Limburg.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 4.9 en 4.20 gelden voor de Open Universiteit als bekostigde graden, de graden die zijn verleend in de peilperiode aan een persoon die voldoet aan het nationaliteitsvereiste als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 of de Surinaamse nationaliteit heeft en die is ingeschreven bij de Open Universiteit voor een onderdeel van een bacheloropleiding, terwijl aan hem nog niet de graad Bachelor is verleend of voor een onderdeel van een masteropleiding, terwijl hem nog niet de graad Master is verleend.

Artikel 4.13. Aantal inschrijvingsjaren en fusies van hogescholen

[Vervallen per 01-01-2011]

Artikel 4.15. Niet mee te tellen studenten, afgestudeerden en uitvallers

[Vervallen per 01-01-2011]

Artikel 4.16. Afwijkende onderwijsvraagfactor bacheloropleidingen

[Vervallen per 01-01-2011]

Artikel 4.17. Afwijkende onderwijsvraag kunstopleidingen

[Vervallen per 01-01-2011]

Afdeling 3. Bepalingen over de rijksbijdrage vanwege het verrichten van onderzoek

§ 1. Onderzoekdeel wo

Artikel 4.20. Graden

  • 1 Een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoekdeel wo wordt over de universiteiten verdeeld naar rato van de som van de aantallen bekostigde graden per opleiding, bedoeld in artikel 4.9, die in de peilperiode onderzoek door een universiteit zijn verleend.

  • 2 Het aantal te bekostigen graden in een opleiding is gelijk aan het product van het aantal graden, verleend in die opleiding, de factor 2 voor zover het een graad Master betreft, en de factor, behorend bij het bekostigingsniveau van de desbetreffende opleiding.

  • 3 De factoren behorend bij de bekostigingsniveaus van de opleidingen zijn:

    • a. voor een laag bekostigingsniveau: 1,

    • b. voor een hoog bekostigingsniveau: 1,5, en

    • c. voor een topbekostigingsniveau: 3.

  • 4 Onder de aantallen graden, bedoeld in het eerste lid, verleend door de Universiteit Maastricht, zijn begrepen de aantallen graden, vastgesteld overeenkomstig artikel 4.12, tweede lid, verleend door de transnationale Universiteit Limburg, bedoeld in artikel 2.5a van de wet.

Artikel 4.21. Promoties en certificaten

  • 1 Een bij ministeriële regeling vast te stellen deel van het onderzoeksdeel wo wordt over de universiteiten verdeeld naar rato van de som van de aantallen proefschriften die hebben geleid tot een promotie en de aantallen ontwerperscertificaten die in het tweede, derde en vierde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door een universiteit zijn verleend.

  • 2 De op grond van het eerste lid in verband met de proefschriften en de ontwerperscertificaten per promotie en per ontwerperscertificaat toe te kennen bedragen worden bij ministeriële regeling vastgesteld.

  • 3 Indien vanwege toepassing van artikel 7.18, zesde lid, van de wet sprake is van gezamenlijke graadverlening bij verschillende Nederlandse instellingen wordt het aantal proefschriften dat het betreft bij elk van deze instellingen gedeeld door het aantal Nederlandse instellingen dat bij de gezamenlijke graadverlening betrokken is.

Artikel 4.23. Voorziening onderzoek

  • 1 Bij ministeriële regeling worden bedragen vastgesteld, die uit het onderzoekdeel wo aan universiteiten worden toegekend in verband met toponderzoekscholen en bijzondere voorzieningen.

  • 4 Indien het overleg, bedoeld in het derde lid, daartoe aanleiding geeft, kan bij ministeriële regeling worden afgeweken van de verdeling, bedoeld in het tweede lid.

  • 5 Een herverdeling als bedoeld in het vierde lid kan per universiteit ten hoogste drie procent van de omvang van het bedrag strategische overwegingen voor die universiteit betreffen.

§ 2. Deel ontwerp en ontwikkeling hbo

Artikel 4.24. Ontwerp en ontwikkeling hbo

  • 1 Onze minister kan uit het deel ontwerp en ontwikkeling hbo aan een instelling een bedrag toekennen dat bij ministeriële regeling wordt vastgesteld.

  • 2 Het gedeelte van het deel ontwerp en ontwikkeling hbo dat resteert nadat het eerste lid is toegepast, wordt over de hogescholen verdeeld naar rato van de verdeling van het onderwijsdeel hbo.

Afdeling 4. Bepalingen betreffende de rijksbijdrage vanwege werkzaamheden ten dienste van wetenschappelijk geneeskundig onderwijs en onderzoek

Artikel 4.25. Rente en afschrijving voor investeringen tot en met 2007

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4.26. Rente en afschrijving voor investeringen vanaf 2008

[Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 4.27. Ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek

  • 1 Uit het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek wordt aan de rijksbijdrage van een universiteit waaraan een academisch ziekenhuis is verbonden, een bedrag toegevoegd voor rente en afschrijving, dat wordt samengesteld uit:

    • a. het jaarlijkse afschrijvingsbedrag ter hoogte van 3,36 procent van een bij ministeriële regeling voor een begrotingsjaar vast te stellen investeringbedrag, totdat het investeringsbedrag volledig is afgeschreven, en

    • b. de jaarlijks te berekenen rentevergoeding over het verschil tussen het investeringsbedrag en de som van het totaal van de vergoede afschrijvingsbedragen op het investeringsbedrag in dat jaar, met inbegrip van het afschrijvingsbedrag voor het begrotingsjaar waarvoor de rijksbijdrage wordt vastgesteld.

  • 2 Jaarlijks wordt bij ministeriële regeling het rentepercentage voor de berekening van de rentevergoeding vastgesteld.

  • 3 Van het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek dat na toepassing van het eerste lid resteert wordt:

    • a. 21 procent verdeeld naar rato van het aantal bekostigde inschrijvingen, bedoeld in artikel 4.8, aan de opleidingen geneeskunde, geneeskunde-klinisch onderzoeker en arts-klinisch onderzoeker van de universiteit,

    • b. 14 procent verdeeld naar rato van het aantal door de universiteit verleende bekostigde graden Master, bedoeld in artikel 4.9, voor opleidingen geneeskunde, geneeskunde-klinisch onderzoeker en arts-klinisch onderzoeker van de universiteit,

    • c. een bij ministeriële regeling vast te stellen bedrag toegevoegd aan de rijksbijdrage van de desbetreffende universiteit.

  • 4 Het deel van het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek dat na toepassing van het eerste en derde lid resteert, wordt verdeeld volgens de percentages, vastgesteld bij ministeriële regeling.

Hoofdstuk 5. Overgangsbepalingen

Artikel 5.1. Afwijkende gegevenslevering door universiteiten

[Vervallen per 01-01-2011]

Artikel 5.2. Opleidingen onderwijs en gezondheidszorg

  • 1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder leraren- of gezondheidszorgopleiding verstaan: een opleiding die is ingedeeld in het CROHO-onderdeel onderwijs of het onderdeel gezondheidszorg of een bij ministeriële regeling daarmee gelijkgestelde opleiding.

  • 2 Indien een persoon is ingeschreven voor een leraren- of gezondheidszorgopleiding wordt in afwijking van artikel 1.1, onderdeel r, onder 2° en 3° het volgende gelezen:

    • 2°. blijkens het basisregister onderwijs is ingeschreven voor een bacheloropleiding leraren- of gezondheidszorgopleiding, terwijl hem nog niet de graad Bachelor voor een leraren- of gezondheidszorgopleiding is verleend; of

    • 3°. blijkens het basisregister onderwijs is ingeschreven voor een masteropleiding leraren- of gezondheidszorgopleiding, terwijl hem nog niet de graad Master voor een leraren- of gezondheidszorgopleiding is verleend;

  • 3 Indien het tweede lid van toepassing is en de student is reeds een graad voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding verleend, blijven voor de toepassing van artikel 4.8 de bekostigde inschrijvingen voor een bacheloropleiding voorafgaand aan het moment van de eerste graadverlening voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding buiten beschouwing.

  • 4 Indien het tweede lid van toepassing is en de student is reeds een graad Master voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding verleend, blijven voor de toepassing van artikel 4.8 de bekostigde inschrijvingen voor een masteropleiding voorafgaand aan het moment van de verlening van de eerste graad Master voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding buiten beschouwing.

Artikel 5.3. Gelijkstelling bekostigde inschrijvingen en graden

  • 1 Voor de toepassing van hoofdstuk 4 en dit hoofdstuk wordt onder een bacheloropleiding ook verstaan een inschrijving voor een ongedeelde opleiding van een persoon aan wie nog niet de graad Bachelor is verleend en bij wie het aantal eerder bekostigde inschrijvingen voor bachelor- en ongedeelde opleidingen kleiner is dan drie. Onder een masteropleiding wordt ook verstaan een inschrijving voor een ongedeelde opleiding van een persoon bij wie het aantal eerder bekostigde inschrijvingen voor bachelor- of ongedeelde opleidingen drie of meer bedraagt of aan wie de graad Bachelor is verleend. De studielast van deze masteropleiding is gelijk aan de studielast van de ongedeelde opleiding verminderd met 180.

  • 2 Voor de toepassing van hoofdstuk 4 en dit hoofdstuk wordt voor een student aan wie reeds een graad voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding is verleend en bij wie het totaal aantal eerder bekostigde inschrijvingen voor een bachelor- of ongedeelde leraren- of gezondheidszorgopleiding kleiner is dan drie, een inschrijving voor een bachelor- of ongedeelde leraren- of gezondheidszorgopleiding beschouwd als een inschrijving voor een bacheloropleiding.

  • 3 Voor de toepassing van hoofdstuk 4 en dit hoofdstuk wordt een inschrijving voor een ongedeelde leraren- of gezondheidszorgopleiding van een student aan wie reeds een graad voor een andere dan een leraren- of gezondheidszorgopleiding is verleend en bij wie het totaal aantal eerder bekostigde inschrijvingen voor een bachelor- of ongedeelde leraren- of gezondheidszorgopleiding drie of meer bedraagt of aan wie de graad Bachelor voor een leraren- of gezondheidszorgopleiding is verleend, beschouwd als een inschrijving voor een masteropleiding met een studielast die gelijk is aan de studielast van de ongedeelde opleiding verminderd met 180.

  • 5 Voor de toepassing van hoofdstuk 4 en dit hoofdstuk wordt als een student aan wie de graad Master is verleend, tevens beschouwd een student die:

    • a. het afsluitend examen van een universitaire lerarenopleiding als bedoeld in artikel 18.64 van de wet met goed gevolg heeft afgelegd, of

    • b. het afsluitend examen van een voortgezette hbo-opleiding als bedoeld in artikel 18.20 van de wet met goed gevolg heeft afgelegd.

  • 6 Voor de toepassing van hoofdstuk 4 en dit hoofdstuk wordt een student die het afsluitend examen van een ongedeelde opleiding met goed gevolg heeft afgelegd beschouwd als een student aan wie zowel de graad Bachelor als de graad Master is verleend.

Artikel 5.5. Afwijkende bekostiging Theologische Universiteit Kampen

[Vervallen per 01-01-2012]

Artikel 5.6. Tijdelijke aanpassing definitie uitvallers vanwege de maatregel niet-EER-studenten in 2009

[Vervallen per 01-01-2010]

Hoofdstuk 6. Bepalingen over personeel

Artikel 6.1. Algemene bepaling hoofdstuk 6

  • 1 De bepalingen van dit hoofdstuk zijn regels voor onderzoekinstellingen en voor openbare universiteiten, academische ziekenhuizen en hogescholen, alsmede voorwaarden voor bekostiging van bijzondere universiteiten en hogescholen.

  • 3 In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bestuur: het instellingsbestuur van een universiteit, hogeschool, de raad van bestuur van een academisch ziekenhuis of het algemeen bestuur van een onderzoekinstelling.

  • 4 Het bestuur of diens rechtsopvolger is gehouden de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel die uit de wet voortvloeien of krachtens dit besluit worden vastgesteld dan wel bij of krachtens dit besluit worden gehandhaafd, te honoreren.

  • 5 Indien een rechtsopvolger als bedoeld in het vierde lid ontbreekt, waaronder tevens is begrepen het geval van een onherroepelijk vonnis tot faillietverklaring van de desbetreffende instelling, voorzien de besturen in het desbetreffende deelgebied er gezamenlijk in dat aan de verplichtingen van het vierde lid jegens het personeel en het gewezen personeel wordt voldaan.

Artikel 6.2. Werkloosheid

Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens werkloosheid draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in elk geval ten minste gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het personeel zou hebben op grond van de Werkloosheidswet. Het bestuur handhaaft hierbij tevens de aanspraken van het gewezen personeel die aan dat personeel zijn gegarandeerd bij of krachtens de regelingen die volgens dit besluit komen te vervallen.

Artikel 6.3. Ziekte en arbeidsongeschiktheid

Bij de vaststelling van de regels voor uitkeringen wegens ziekte en arbeidsongeschiktheid draagt het bestuur er zorg voor dat de aanspraken van het personeel en het gewezen personeel ten minste gelijk, doch in elk geval ten minste gelijkwaardig zijn aan de aanspraken die het personeel zou hebben op grond van de Ziektewet, de Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte, onderscheidenlijk de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen.

Artikel 6.4. Tegemoetkoming aan de voorzitter en de andere leden van een raad van toezicht

  • 2 De tegemoetkoming wordt naar evenredigheid verminderd, indien het voorzitterschap of het lidmaatschap van de raad van toezicht in de loop van een kalenderjaar is aangevangen of beëindigd.

Artikel 6.5. Ondernemingsraden

De Wet op de ondernemingsraden is, met uitzondering van hoofdstuk VIII B, van toepassing op:

  • a. de Open Universiteit,

  • b. de openbare academische ziekenhuizen, en

  • c. de onderzoeksinstellingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 7.1. Overgangsbepaling Besluit bovenwettelijke werkloosheidsregeling voor onderwijspersoneel primair onderwijs

  • 2 De uit deze overgangsbepaling voortvloeiende aanspraken gelden jegens het bevoegd gezag.

Artikel 7.1a. Overgangsbepaling Besluit rechtspositie leden van de centrale directies en van colleges van bestuur

In afwijking van hoofdstuk 2 van het Besluit rechtspositie leden van de centrale directies en van colleges van bestuur, zoals dat luidde op het tijdstip voordat het werd ingetrokken, blijven ten aanzien van degene die voor 1 juli 2001 is benoemd of aangesteld tot lid van een centrale directie of van een college van bestuur de rechtspositievoorschriften, zoals die jegens hem golden op 30 juni 2001, van kracht, indien en voor zolang de betrokkene niet schriftelijk binnen een door het bevoegd gezag vast te stellen termijn van tenminste drie maanden vanaf 1 juli 2001 aan het bevoegd gezag heeft medegedeeld dat hij ermee instemt dat zijn rechtspositie krachtens artikel 2 wordt vastgesteld.

Artikel 7.1b. Overgangsbepaling Besluit rechtspositie leden van colleges van bestuur van openbare universiteiten

Ten aanzien van degenen die voor 19 maart 1997 wat betreft de openbare universiteiten dan wel voor 11 juli 1997 wat betreft de Open Universiteit tot lid van een college van bestuur zijn benoemd, blijven de salarissen, toelagen en wachtgeldaanspraken, vastgesteld en toegekend op grond van de op 18 maart 1997 onderscheidenlijk de op 10 juli 1997 geldende voorschriften gehandhaafd. Indien de salarisbedragen van de overeenkomstige salarisschaal van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 worden gewijzigd, is deze wijziging van toepassing op de salarisbedragen van de in de eerste volzin bedoelde salarissen.

Artikel 7.2. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit WHW 2008.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage , 22 september 1993

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

M. J. Cohen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

P. Bukman

Uitgegeven de dertigste september 1993

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Bijlage 1. , behorend bij artikel 1.1. onderdeel v

Bekostigingsniveaus per CROHO-onderdeel

CROHO-onderdeel

standaard

uitzonderingen

 

niveau

opleiding of CROHO-subonderdeel*

niveau

onderwijs

Hoog

– opleidingen tot leraar speciaal onderwijs

laag

   

– opleiding tot leraar basisonderwijs

 
   

– opleidingskunde

 
   

– opleiding tot leraar voortgezet onderwijs van de tweede dan wel eerste graad in:

 
   

– aardrijkskunde

 
   

– algemene economie

 
   

– bedrijfseconomie

 
   

– Duits

 
   

– Engels

 
   

– Frans

 
   

– Fries

 
   

– geschiedenis

 
   

– gezondheidszorg en welzijn

 
   

– godsdienst

 
   

– islamgodsdienst

 
   

– lichamelijke oefening

 
   

– maatschappijleer

 
   

– mens en maatschappij

 
   

– Nederlands

 
   

– omgangskunde

 
   

– pedagogiek

 
   

– Spaans

 
   

– Turks

 
   

– verpleegkunde

 
   

– verzorging/gezondheidskunde

 

landbouw en natuurlijke omgeving

Hoog

– accountancy en agribusiness

– agrarische accountancy

laag

   

– international business and management studies

 

natuur

Hoog

– wetenschapsdynamica

laag

   

– farmacie

top

techniek

Hoog

   

gezondheidszorg

Hoog

– bewegingstherapie/psychomotorische therapie

laag

   

– ergotherapie

 
   

– kader in de gezondheidszorg

 
   

– kunstzinnige therapie

 
   

– management in de zorg

 
   

– logopedie

 
   

– oefentherapie Cesar

 
   

– oefentherapie Mensendieck

 
   

– opleiding tot fysiotherapeut

 
   

– opleiding tot verpleegkundige

 
   

– opleiding tot verpleegkundige in de maatschappelijke gezondheidszorg

 
   

– sport, gezondheid en management

 
   

– voeding en diëtetiek

 
   

– bachelor klinische technologie

top

   

– diergeneeskunde

 
   

– geneeskunde

 
   

– master arts, klinisch onderzoeker

 
   

– master geneeskunde, klinisch onderzoeker

 
   

– master technical medicine

 
   

– tandheelkunde

 
   

– advanced nursing practice

 
   

– physician assistent

 
   

– verloskunde

 
   

– mondzorgkunde

 

economie

Laag

– business administration in hotel management

hoog

   

– communicatiesystemen

 
   

– facility management

 
   

– food & business

 
   

– hoger hotelonderwijs

 
   

– hogere Europese beroepenopleiding

 
   

– informatiedienstverlening en -management

 
   

– journalistiek

 
   

– journalistiek en voorlichting

 
   

– media, informatie en communicatie

 
   

– oriëntaalse talen en communicatie

 
   

– vertaalacademie

 

recht

Laag

   

gedrag en maatschappij

Laag

– beleidsgerichte milieukunde

hoog

   

– master environment and resource management

 
   

– milieu-maatschappijwetenschappen

 
   

– sociaal wetenschappelijke informatica

 
   

– technische cognitiewetenschap

 
   

– creatieve therapie

 
   

– University College Maastricht

 

taal en cultuur

Laag

– bachelor liberal arts and sciences

hoog

   

* opleidingen op het gebied van de kunst

 
   

* masteropleidingen op het gebied van de bouwkunst

 
   

– museologie

 

sectoroverstijgend

Laag

* Onderwijs/Landbouw en Natuurlijke Omgeving/Natuur/Techniek/Gezondheid

hoog

Indien bij de opleidingen niet expliciet is aangegeven dat het bachelor- of masteropleidingen betreft, worden, voor zover van toepassing, zowel de bachelor-, de master-, de voortgezette, als de ongedeelde opleiding bedoeld.

Bijlage 7. , behorend bij artikel 4.21, derde lid

Onderwijs met een ontwerperscertificaat

Onderwijs verbonden aan de Universiteit van Amsterdam

  • Restaurator-in-opleiding

Onderwijs verbonden aan de Technische Universiteit Delft

  • Proces- en Apparaatontwerpen (voor de chemische, biotechnologische en milieutechnologische industrie)

  • Bioprocestechnologie

Onderwijs verbonden aan de Technische Universiteit Eindhoven

  • Architechtural Design Management Systems

  • Informatie en Communicatie Technologie

  • Logistics Management Systems

  • Wiskunde voor de Industrie

  • Fysische Instrumentatie

  • Proces- en Produktontwerp

  • Software Technology

  • User-System Interaction

Onderwijs verbonden aan de Universiteit Twente (Enschede)

  • Computational Mechanics

  • Procestechnologie