Stb. 2006, 343, datum inwerkingtreding 21-07-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Bepaling onderwijsvraag per hogeschool
[Regeling vervallen per 09-05-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]
1 De onderwijsvraag van een hogeschool wordt per opleiding of groep van opleidingen
die door de desbetreffende hogeschool worden aangeboden, bepaald door de onderwijsvraagfactor,
bedoeld in het tweede lid, te vermenigvuldigen met het aantal studenten dat op 1 oktober
van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar aan een hogeschool
ingeschreven staat. Bij ministeriële regeling wordt de indeling van de groepen van
opleidingen vastgesteld.
2 De onderwijsvraagfactor wordt berekend met de volgende formule:
In deze formule wordt verstaan onder:
A: het aantal personen aan wie blijkens het Centraal register inschrijving een getuigschrift
is uitgereikt voorzover deze personen aan die hogeschool een inschrijving hebben gehad
als bedoeld in het eerste lid, gedurende meer dan de helft van de NBA die op de opleiding
waarvoor het getuigschrift is uitgereikt van toepassing is;
U: het aantal studenten op 1 oktober van het derde kalenderjaar voorafgaand aan het
begrotingsjaar dat op 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar
geen student is aan die hogeschool en aan wie in die periode blijkens het Centraal
register inschrijving door die hogeschool geen getuigschrift is uitgereikt, tenzij
het een student betreft die in deze periode is overleden;
S: de factor studielast, waarbij S gelijk is aan het quotiënt van de studielast van
de opleiding en 240.
Ja:
-
a. voor de onder A bedoelde personen die op 1 oktober van het derde kalenderjaar voorafgaand
aan het begrotingsjaar niet als student aan de betreffende hogeschool waren ingeschreven:
per persoon 4,5 voor degene aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en 1 oktober
van het derde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door die hogeschool
een getuigschrift is uitgereikt en 1,35 in de overige gevallen,
-
b. voor de onder A bedoelde personen bij wie sprake is van herinstroom: het aantal peildata
waarop zij vanaf het moment van herinstroom zonder onderbreking aan de betreffende
hogeschool zijn ingeschreven geweest, per persoon vermeerderd met 4,5 voor degene
aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en het moment van herinstroom door die
hogeschool een getuigschrift is uitgereikt en met 1,35 in de overige gevallen, en
-
c. voor de overige onder A bedoelde personen het aantal peildata waarop de onder A bedoelde
personen aan de betreffende hogeschool als student zijn ingeschreven geweest.
Ju:
-
a. voor de onder U bedoelde studenten bij wie sprake is van herinstroom: het aantal peildata
waarop zij vanaf het moment van herinstroom zonder onderbreking aan de betreffende
hogeschool zijn ingeschreven geweest, per student vermeerderd met 4,5 voor degene
aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en het moment van herinstroom door die
hogeschool een getuigschrift is uitgereikt en met 1,35 in de overige gevallen, en
-
b. voor de overige onder U bedoelde studenten het aantal peildata waarop de onder U bedoelde
studenten aan de betrokken hogeschool als student zijn ingeschreven geweest.
3 Onder het aantal studiejaren van afgestudeerden en uitvallers, bedoeld in tweede lid,
zijn tevens begrepen de studiejaren gedurende welke zij aan een andere hogeschool
als student zijn ingeschreven geweest, voor zover het betreft een opleiding die naar
de betrokken hogeschool is overgegaan en voor zover deze studenten in het studiejaar
voorafgaand aan de overgang van de opleiding aan de andere hogeschool voor die opleiding
zijn ingeschreven geweest.
4 Bij de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder: herinstroom: de situatie
waarin een persoon op een peildatum na 30 september 1999 als student aan een hogeschool
ingeschreven staat waar deze op de daaraan voorafgaande peildatum niet stond ingeschreven
maar wel op een eerdere peildatum na 31 juli 1991; peildatum:
-
a. 15 september voor de studiejaren tot en met het studiejaar 1992/1993, en
-
b. 1 oktober voor de studiejaren vanaf het studiejaar 1993/1994.
5 De in het tweede lid onder A bedoelde gegevens ten aanzien van de getuigschriften
hebben betrekking op het tijdvak van 12 maanden voorafgaand aan het tijdstip genoemd
in het eerste lid. De in het tweede lid onder A bedoelde gegevens ten aanzien van
de studenten hebben betrekking op de situatie per 1 oktober van het derde kalenderjaar
voorafgaand aan het begrotingsjaar.
6 Indien de in het tweede lid onder A en U bedoelde gegevens ten aanzien van een groep
van opleidingen die door de desbetreffende hogeschool wordt aangeboden, in een tijdvak
als bedoeld in het tweede en vijfde lid, beide gelijk zijn aan nul, is ten aanzien
van die groep artikel 3.5 van overeenkomstige toepassing in het tweede op bedoeld
tijdvak volgende kalenderjaar.
Stb. 2006, 646, datum inwerkingtreding 01-01-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
Bepaling onderwijsvraag per hogeschool
[Regeling vervallen per 09-05-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]
1 De onderwijsvraag van een hogeschool wordt per opleiding of groep van opleidingen
die door de desbetreffende hogeschool worden aangeboden, bepaald door de onderwijsvraagfactor,
bedoeld in het tweede lid, te vermenigvuldigen met het aantal studenten dat op 1 oktober
van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar aan een hogeschool
ingeschreven staat. Bij ministeriële regeling wordt de indeling van de groepen van
opleidingen vastgesteld.
2 De onderwijsvraagfactor wordt berekend met de volgende formule:
In deze formule wordt verstaan onder:
A: het aantal personen aan wie blijkens het Centraal register inschrijving een getuigschrift
is uitgereikt voorzover deze personen aan die hogeschool een inschrijving hebben gehad
als bedoeld in het eerste lid, op meer dan 2,25 x S peildata, waarbij S de factor
studielast is die op de opleiding waarvoor het getuigschrift is uitgereikt van toepassing
is;
U: het aantal studenten op 1 oktober van het derde kalenderjaar voorafgaand aan het
begrotingsjaar dat op 1 oktober van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar
geen student is aan die hogeschool en aan wie in die periode blijkens het Centraal
register inschrijving door die hogeschool geen getuigschrift is uitgereikt.
Niet tot U wordt gerekend:
S: de factor studielast, waarbij S gelijk is aan het quotiënt van de studielast van
de opleiding en 240.
Ja:
-
a. voor de onder A bedoelde personen die op 1 oktober van het derde kalenderjaar voorafgaand
aan het begrotingsjaar niet als student aan de betreffende hogeschool waren ingeschreven:
per persoon 4,5 voor degene aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en 1 oktober
van het derde kalenderjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar door die hogeschool
een getuigschrift is uitgereikt en 1,35 in de overige gevallen,
-
b. voor de onder A bedoelde personen bij wie sprake is van herinstroom: het aantal peildata
waarop zij vanaf het moment van herinstroom zonder onderbreking aan de betreffende
hogeschool zijn ingeschreven geweest, per persoon vermeerderd met 4,5 voor degene
aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en het moment van herinstroom door die
hogeschool een getuigschrift is uitgereikt en met 1,35 in de overige gevallen, en
-
c. voor de overige onder A bedoelde personen het aantal peildata waarop de onder A bedoelde
personen aan de betreffende hogeschool als student zijn ingeschreven geweest.
Ju:
-
a. voor de onder U bedoelde studenten bij wie sprake is van herinstroom: het aantal peildata
waarop zij vanaf het moment van herinstroom zonder onderbreking aan de betreffende
hogeschool zijn ingeschreven geweest, per student vermeerderd met 4,5 voor degene
aan wie in de periode tussen 1 augustus 1991 en het moment van herinstroom door die
hogeschool een getuigschrift is uitgereikt en met 1,35 in de overige gevallen, en
-
b. voor de overige onder U bedoelde studenten het aantal peildata waarop de onder U bedoelde
studenten aan de betrokken hogeschool als student zijn ingeschreven geweest.
3 Onder het aantal studiejaren van afgestudeerden en uitvallers, bedoeld in tweede lid,
zijn tevens begrepen de studiejaren gedurende welke zij aan een andere hogeschool
als student zijn ingeschreven geweest, voor zover het betreft een opleiding die naar
de betrokken hogeschool is overgegaan en voor zover deze studenten in het studiejaar
voorafgaand aan de overgang van de opleiding aan de andere hogeschool voor die opleiding
zijn ingeschreven geweest.
4 Bij de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder: herinstroom: de situatie
waarin een persoon op een peildatum na 30 september 1999 als student aan een hogeschool
ingeschreven staat waar deze op de daaraan voorafgaande peildatum niet stond ingeschreven
maar wel op een eerdere peildatum na 31 juli 1991; peildatum:
-
a. 15 september voor de studiejaren tot en met het studiejaar 1992/1993, en
-
b. 1 oktober voor de studiejaren vanaf het studiejaar 1993/1994.
5 De in het tweede lid onder A bedoelde gegevens ten aanzien van de getuigschriften
hebben betrekking op het tijdvak van 12 maanden voorafgaand aan het tijdstip genoemd
in het eerste lid. De in het tweede lid onder A bedoelde gegevens ten aanzien van
de studenten hebben betrekking op de situatie per 1 oktober van het derde kalenderjaar
voorafgaand aan het begrotingsjaar.
6 Indien de in het tweede lid onder A en U bedoelde gegevens ten aanzien van een groep
van opleidingen die door de desbetreffende hogeschool wordt aangeboden, in een tijdvak
als bedoeld in het tweede en vijfde lid, beide gelijk zijn aan nul, is ten aanzien
van die groep artikel 3.5 van overeenkomstige toepassing in het tweede op bedoeld
tijdvak volgende kalenderjaar.