Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand

[Regeling vervallen per 01-07-2009.]
Geraadpleegd op 22-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-05-2004.
Geldend van 01-05-2004 t/m 31-12-2005

Besluit van 11 januari 1994, tot vaststelling van het Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 20 oktober 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht nr. 401654/93/6, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Justitie;

Gelet op de artikelen 25, 34 en 35 van de Wet op de rechtsbijstand;

De Raad van State gehoord (advies van 28 december 1993, no. W03.93.0706);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 3 januari 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht nr. 419551/93/6, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. de wet: de Wet op de rechtsbijstand;

  • b. inkomen: het inkomen,met uitzondering van de in de verschuldigde inkomstenbelasting begrepen kinderkorting, de aanvullende kinderkorting, de combinatiekorting, de alleenstaande-ouderkorting en de aanvullende alleenstaande-ouderkorting, na aftrek van de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremie;

  • c. vermogen: de waarde van de bezittingen als bedoeld in artikel 9, eerste lid, verminderd met de waarde van de schulden als bedoeld in artikel 9 tweede lid;

  • d. alleenstaande: een persoon, die geen gezamenlijke huishouding voert noch minderjarige kinderen heeft die tot de huishouding behoren;

  • e. gezamenlijke huishouding: een huishouding die gevoerd wordt door twee personen van gelijk of verschillend geslacht, gehuwd of ongehuwd, niet zijnde bloedverwanten in de eerste of tweede graad, die gezamenlijk voorzien in huisvesting en bovendien beiden een bijdrage leveren in de kosten van de huishouding dan wel op andere wijze in elkaars verzorging voorzien.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Indien de rechtzoekende minderjarig is, wordt ter bepaling van de draagkracht het inkomen en vermogen van de ouder(s) in aanmerking genomen, tenzij:

  • a. de minderjarige 16 jaar of ouder en uitwonend is;

  • b. de minderjarige thuiswonend is en de ouder(s) geen kinderbijslag voor hem ontvangen;

  • c. de rechtsbijstand waarvoor een toevoeging wordt aangevraagd, betrekking heeft op een geschil met de ouder(s).

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Bij de bepaling van de draagkracht van natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de wijze waarop de draagkracht van loontrekkenden wordt vastgesteld.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij de vaststelling van de draagkracht worden in aanmerking genomen het vermogen alsmede alle regelmatige inkomsten van de rechtzoekende voorzover deze ingevolge artikel 6 niet buiten beschouwing worden gelaten en, overeenkomstig het bepaalde in artikel 34, derde lid, van de wet, van degene met wie hij een gezamenlijke huishouding voert.

  • 2 Indien een voorwaardelijke toevoeging is verleend in een zaak betreffende een aanmerkelijk financieel belang, wordt bij de vaststelling van de financiële draagkracht het inkomen en vermogen in aanmerking genomen op het tijdstip van de aanvraag om verlening van een toevoeging, tenzij dit inkomen of vermogen ten gevolge van de definitieve afhandeling in de desbetreffende zaak is gewijzigd. In dat laatste geval worden de uitkomsten van de zaak betrokken bij de vaststelling van de financiële draagkracht.

Hoofdstuk II. De vaststelling van de draagkracht in het inkomen en vermogen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

§ 1. De draagkracht in het inkomen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 De draagkracht in het inkomen wordt op maandbasis vastgesteld.

  • 2 Bij de vaststelling van het inkomen wordt:

    • a. ten aanzien van de periodiek genoten inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over een of meer van de gebruikelijke betalingsperioden, voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag om de verlening van rechtsbijstand is ingediend;

    • b. ten aanzien van de niet-periodiek genoten inkomsten uitgegaan van de hoogte van deze inkomsten over de twaalf maanden voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag om de verlening van rechtsbijstand is ingediend.

  • 3 Bij natuurlijke personen die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefenen, wordt voor de vaststelling van het inkomen uitgegaan van het inkomen in het jaar voorafgaand aan het jaar van de aanvraag.

  • 4 De in het tweede en derde lid bedoelde inkomsten worden herleid tot een maandinkomen.

  • 5 Indien zich onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop de aanvraag om de verlening van rechtsbijstand werd ingediend, wijzigingen in de hoogte van de inkomsten bedoeld in het tweede en derde lid hebben voorgedaan, wordt daarmee bij de vaststelling van het inkomen rekening gehouden.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Bij de vaststelling van het inkomen worden niet in aanmerking genomen:

  • a. uitkeringen ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet;

  • b. door de overheid of een particuliere instelling toegekende studietoelagen ten behoeve van de minderjarige kinderen van de rechtzoekende;

  • c. vakantie-uitkeringen op basis van het ten laste van de werkgever komende loon, dan wel ingevolge een der sociale verzekeringswetten of de Wet werk en bijstand;

  • d. bijdragen ingevolge de Huursubsidiewet, jaarlijkse bijdragen ingevolge de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1975, de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1979 en de Beschikking geldelijke steun eigen woningen 1984, het Besluit woninggebonden subsidies, het Besluit woninggebonden subsidies 1995, alsmede toeslagen ingevolge de artikelen 6b en 6c van het Besluit landelijke normering;

  • e. bijstand toegekend voor bijzondere noodzakelijke kosten van bestaan, alsmede andere uitkeringen voor daarmee vergelijkbare en ten laste van de rechtzoekende komende kosten en voorzieningen op grond van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet;

  • f. inkomsten uit vermogen met uitzondering van netto-inkomsten uit verhuur van woon- of bedrijfsruimte.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Het vastgestelde maandinkomen wordt verminderd met:

    • a. de uitgaven op maandbasis in verband met betalingen met een duurzaam karakter, die ten laste van de rechtzoekende komen voor levensonderhoud ten behoeve van de gewezen partner en de niet tot het huishouden van de rechtzoekende behorende kinderen waarvoor hij onderhoudsplichtig is;

    • b. het bedrag van de ten laste van de rechtzoekende komende premie van vrijwillige verzekering tegen ziektekosten en het bedrag dat de verzekerde krachtens de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als nominale premie verschuldigd is;

    • c. het bedrag dat de gemeente op de rechtzoekende verhaalt in het kader van de Wet werk en bijstand.

  • 2 Voorts kan het vastgestelde maandinkomen worden verminderd voor bijzondere uitgaven die noodzakelijk ten laste komen van de rechtzoekende en die hij gedwongen is te doen ten gevolge van persoonlijke omstandigheden hemzelf of de leden van zijn huishouding betreffende, indien door deze uitgaven zijn draagkracht in het inkomen duurzaam aanmerkelijk wordt verminderd.

  • 3 De uitgaven, bedoeld in het tweede lid, worden over een periode van twaalf maanden in aanmerking genomen en herleid tot een maandbedrag.

Artikel 7a

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Bij het vaststellen van het inkomen wordt een bedrag van € 80,– van het netto-inkomen vrijgesteld voor het bepalen van de inkomensgrenzen, genoemd in artikel 34, eerste lid, van de wet.

  • 2 Bij het vaststellen van het inkomen wordt een bedrag van € 48,– van het netto-inkomen vrijgesteld voor het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage, bedoeld in artikel 35, derde lid, van de wet. Indien het resultaat van deze berekening een bedrag is dat hoger is dan het hoogste inkomensbedrag, genoemd in artikel 35, derde lid, onder l, is de hoogste eigen bijdrage verschuldigd, mits de overschrijding van het hoogste inkomensbedrag niet groter is dan € 32,–

§ 2. De draagkracht in het vermogen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Voor de vaststelling van het vermogen van de rechtzoekende wordt uitgegaan van de toestand zoals deze is op het tijdstip dat de aanvraag om verlening van rechtsbijstand wordt ingediend.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een natuurlijke persoon, die een bedrijf of zelfstandig een beroep uitoefent, gaat de raad uit van de toestand van het vermogen op 31 december van het jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Voor de vaststelling van het vermogen worden als bezittingen in aanmerking genomen: giro-, bank- en spaartegoeden, kasgelden en cheques, effecten, onroerende zaken, ondernemingsvermogen, hypothecaire en andere vorderingen, het aandeel in onverdeelde boedels, alsmede overige bezittingen, ter beoordeling van de raad, voorzover zij een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen.

  • 2 Voor de vaststelling van het vermogen worden als schulden in aanmerking genomen:

    • a. schulden die zijn aangegaan ter verkrijging van bezittingen als bedoeld in het vorige lid;

    • b. schulden die betrekking hebben op bijzondere uitgaven die de rechtzoekende gedwongen is te doen als gevolg van persoonlijke omstandigheden hemzelf of zijn huishouding betreffende.

  • 3 Voor de vaststelling van het vermogen worden niet in aanmerking genomen:

    • a. a. de waarde, bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet waardering onroerende zaken, van de eigen woning die de rechtzoekende bewoont of, in geval van opheffing van de gezamenlijke huishouding, bewoond heeft voorzover deze waarde, na aftrek van het nog niet afgeloste bedrag van de daarop gevestigde hypotheek of hypotheken, minder dan € 65 344 bedraagt;

    • b. de waarde van vermogensbestanddelen die niet dan onder voor de rechtzoekende onredelijk bezwarende of belastende voorwaarden te gelde kunnen worden gemaakt.

  • 4 Voor de vaststelling van het vermogen wordt niet in aanmerking genomen een geheel of een gedeelte van het vermogen dat door de rechtzoekende of degene met wie de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert is gereserveerd ten behoeve van oudedagsvoorziening, mits op de dag dat de aanvraag om verlening van de toevoeging is ingediend de leeftijd van één van beiden 65 jaar of ouder is. In het jaarplan, bedoeld in artikel 7 van de wet, wordt inzicht verschaft in het terzake gevoerde beleid.

Hoofdstuk III. Vrijstelling en vermindering van de eigen bijdrage

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Indien binnen zes maanden nadat een toevoeging of voorwaardelijke toevoeging is verleend onder oplegging van een eigen bijdrage, als bedoeld in het tweede lid van artikel 35 van de wet, wederom een of meer toevoegingen of voorwaardelijke toevoegingen worden verleend aan dezelfde rechtzoekende of aan degene met wie de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert op het moment van afgifte van de eerste toevoeging aan de rechtzoekende, bedraagt de eigen bijdrage bij de eerstvolgende en de daarop volgende twee toevoegingen vijftig procent van de eerst opgelegde eigen bijdrage. Met toevoegingen waarbij geen eigen bijdrage wordt opgelegd wordt geen rekening gehouden.

  • 2 Met toevoegingen die aan degene met wie de rechtzoekende een gezamenlijke huishouding voert zijn verleend, wordt uitsluitend rekening gehouden, indien de aanvrager daar om verzoekt en het een zaak betreft waarin geen onderling tegenstrijdige belangen aan de orde zijn.

  • 3 Indien de eigen bijdrage bij een volgende toevoeging zonder toepassing van het in het eerste lid bedoelde kortingspercentage lager is dan met toepassing van dit percentage, legt de raad de laagste eigen bijdrage op. Alsdan vangt de termijn, genoemd in het eerste lid, aan op het moment waarop de toevoeging is verleend, waarbij de laagste eigen bijdrage is opgelegd.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 3 Indien de rechtzoekende geen inkomen en vermogen heeft, kan de raad beslissen geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 35 van de wet op te leggen. In het jaarplan, bedoeld in artikel 7 van de wet, wordt inzicht verschaft in het terzake gevoerde beleid.

Artikel 11a

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De eigen bijdrage van degene die uitsluitend een ouderdomspensioen op grond van de Algemene ouderdomswet ontvangt en van degene die 65 jaar of ouder is en die krachtens de Wet werk en bijstand een uitkering wegens een onvolledige pensioenopbouw ontvangt, is gelijk aan het bedrag, genoemd in het derde lid, onder a, van artikel 35 van de wet, mits het vermogen van betrokkene binnen de grenzen van artikel 34, tweede lid van de wet blijft.

Artikel 11b

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 35 van de wet, is gelijk aan het bedrag, genoemd in het derde lid, onder a, van dat artikel, mits het vermogen van betrokkene, waarbij rekening wordt gehouden met het inkomen en vermogen van de personen, bedoeld in artikel 34, derde lid van de wet, binnen de grenzen van artikel 34, tweede lid, van de wet blijft, indien rechtsbijstand wordt verleend:

  • a. in hoger beroep tegen de afwijzing van het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling, bedoeld in artikel 292 van de Faillissementswet;

  • b. in de periode waarin de rechtzoekende in staat van faillissement verkeert;

  • c. in de periode waarin de schuldsaneringsregeling, bedoeld in Titel III van de Faillissementswet, van toepassing is;

  • d. in de periode gedurende welke een schriftelijk vastgelegd akkoord met betrekking tot een buitengerechtelijke schuldsanering, ondertekend door alle schuldeisers en de schuldenaar, overeenkomstig de daarin opgenomen verplichtingen wordt uitgevoerd en waarin in ieder geval zijn opgenomen:

    • 1º. alle vorderingen van de schuldeisers alsmede een opgave van de inkomsten en het vermogen van de schuldenaar;

    • 2º. een beschrijving van het saneringsplan;

    • 3º. het bedrag dat buiten de boedel wordt gelaten en is berekend overeenkomstig het rekenmodel dat door de rechter-commissaris in het faillissement wordt gebruikt voor de berekening van het inkomen, bedoeld in artikel 295 van de Faillissementswet;

    • 4º. de verplichting voor de schuldenaar om de schulden opgenomen in het saneringsplan binnen een zo kort mogelijke termijn te betalen;

    • 5º. de termijn gedurende welke het saneringsplan van kracht is met een maximum van drie jaar, en

    • 6º. dat, indien een organisatie de sanering begeleidt, deze telkens na verloop van zes maanden ten behoeve van de schuldeisers een verslag uitbrengt over de uitvoering van het saneringsplan alsmede een voorstel doet over de aanpassing van het bedrag dat buiten de boedel wordt gelaten.

Artikel 11c

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De raad legt geen eigen bijdrage als bedoeld in artikel 35, eerste lid van de wet op aan de rechtzoekende die met het oog op de toepassing van artikel 51a van het Wetboek van Strafvordering als benadeelde partij zijn schade wil vorderen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Indien de rechtzoekende overeenkomstig artikel 35, eerste lid, van de wet blijkens een betalingsbewijs een eigen bijdrage heeft voldaan, wordt deze, indien de rechtsbijstand op basis van een toevoeging wordt voortgezet, op de daarvoor vastgestelde eigen bijdrage in mindering gebracht.

Hoofdstuk IV. De verklaring omtrent inkomen en vermogen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 2 De verklaring is geldig gedurende zes maanden na de datum van afgifte, tenzij wijziging van de omstandigheden aanleiding geeft tot het verlangen van een nieuwe verklaring.

  • 3 Voor het opmaken van de verklaring door de burgemeester worden door de rechtzoekende de bescheiden die noodzakelijk zijn voor de vaststelling van de juistheid van de gegevens in de verklaring, overgelegd.

  • 4 De door de rechtzoekende op het formulier verstrekte gegevens worden door de burgemeester gecontroleerd respectievelijk geverifieerd aan de hand van de in het derde lid bedoelde bescheiden.

  • 5 Onze Minister stelt nadere regels omtrent de bescheiden die de rechtzoekende bij het aanvragen van de verklaring moet overleggen, en de indiening van de verklaring en de daarbij behorende bescheiden bij het bureau.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Indien de rechtzoekende een rechtspersoon is, kan bij de indiening van de aanvraag om toevoeging worden volstaan met de overlegging van de meest recente jaarrekening aan de raad. Desgewenst kan de raad van de rechtspersoon verlangen andere bescheiden over te leggen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Indien de rechtzoekende uitsluitend een uitkering geniet ingevolge de Wet werk en bijstand of uitsluitend verstrekkingen ontvangt ingevolge de Regeling opvang asielzoekers, kan bij de indiening van de aanvraag om toevoeging worden volstaan met de overlegging van een verklaring van de rechtzoekende hieromtrent en van een desbetreffend bewijsstuk. Desgewenst kan de raad van de rechtzoekende verlangen andere bescheiden over te leggen.

Hoofdstuk V. Inkomens- en vermogenstoets bij verlengde spreekuurvoorziening

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Alvorens rechtsbijstand wordt verleend overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 onder b van de wet legt de rechtzoekende een door hem ondertekende verklaring over waarin hij mededeelt dat zijn inkomen en vermogen blijven beneden de financiële grenzen die zijn gesteld ter verkrijging van rechtsbijstand in de zin van de wet.

  • 2 De rechtsbijstandverlener kan van de rechtzoekende ter staving van zijn verklaring aanvullende bescheiden verlangen.

  • 3 Desgevraagd zendt de rechtsbijstandverlener een kopie van de verklaring aan de raad.

  • 4 De raad betrekt de verklaring bij de steekproef als bedoeld in artikel 17, alsmede, indien de rechtzoekende aansluitend een aanvraag om een toevoeging doet, bij de beoordeling van die aanvraag.

Hoofdstuk VI. Opvragen van gegevens bij de belastingdienst

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

De raad vraagt in een door Onze Minister te bepalen regelmaat en omvang bij wijze van steekproef gegevens op bij de administratie van de belastingen.

Hoofdstuk VII. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 1994.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-07-2009]

  • 1 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit draagkrachtcriteria rechtsbijstand.

Lasten en bevelen dat dit besluit en de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 januari 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

De Staatssecretaris van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de achttiende januari 1994

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin