Stcrt. 2005, 218, datum inwerkingtreding 11-11-2005, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2005.
1 De deelname aan deze regeling eindigt van rechtswege indien het bevoegd gezag geen
loon uit tegenwoordige dienstbetrekking zoals bedoeld volgens de criteria die worden
gehanteerd bij het arbeidskostenforfait van de loon- en inkomstenbelasting meer aan
het personeelslid betaalt.
2 Bij beëindiging van de dienstbetrekking, daaronder begrepen het overlijden van het
personeelslid, geeft het personeelslid danwel zijn nagelaten betrekkingen aan het
bevoegd gezag aan of de gespaarde bedragen, met behoud van de opnamemogelijkheden
als genoemd in artikel 8, eerste lid, onder b, c en d, op de spaarloonrekening zullen
blijven staan zolang de in artikel 8, eerste lid, onder a, genoemde termijn nog niet
is verstreken danwel dat gespaarde bedragen zullen worden opgenomen.
3 Indien gespaarde bedragen volgens het tweede lid worden opgenomen geschiedt dit in
overleg met het bevoegd gezag, teneinde te bewerkstelligen dat overeenkomstig artikel
22 van de Uitvoeringsregeling werknemersspaarregelingen en winstdelingsregelingen
tot loonheffing krachtens de Wet op de loonbelasting, alsmede tot de inhouding van
premies ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Werkloosheidswet
en de Ziektewet, danwel hetgeen daarmee overeenkomt, kan worden gekomen. Artikel 9
is van overeenkomstige toepassing.
Stcrt. 2009, 85, datum inwerkingtreding 13-05-2009, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2001.
1 De deelname aan deze regeling eindigt van rechtswege indien het bevoegd gezag geen
loon uit tegenwoordige dienstbetrekking meer aan het personeelslid betaalt.