Besluit tenuitvoerlegging geldboeten

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2011.
Geldend van 01-07-2011 t/m 30-04-2012

Besluit van 8 juni 1994, houdende regels ter uitvoering van artikel 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 24 december 1993, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 418792/93/6;

Gelet op artikel 572, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering;

De Raad van State gehoord (advies van 3 mei 1994, nr. W03.93.0861);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 26 mei 1994, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 440005/94/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Het Centraal Justitieel Incassobureau

Artikel 1

Artikel 2

Het Centraal Justitieel Incassobureau verricht de werkzaamheden die Onze Minister van Justitie of het openbaar ministerie van hem in verband met de uitoefening van hun in artikel 1 genoemde taken verlangen.

§ 2. De plaats, wijze en termijn van betaling

Artikel 3

  • 1 De betaling van een geldboete, geschiedt door storting of overschrijving op een daartoe bestemde giro- of bankrekening van het Centraal Justitieel Incassobureau. In bijzondere gevallen kan de betaling geschieden op een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen plaats, dan wel aan een door het openbaar ministerie of door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te wijzen persoon.

  • 2 De betaling, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, geschiedt binnen dertig dagen na de dagtekening van de acceptgiro die de persoon aan wie de geldboete is opgelegd van het Centraal Justitieel Incassobureau ontvangt.

  • 4 De betaling van het ingevolge artikel 24b van het Wetboek van Strafrecht verhoogde bedrag geschiedt binnen dertig dagen na de dagtekening van de eerstvolgende acceptgiro die de persoon aan wie de geldboete is opgelegd van het Centraal Justitieel Incassobureau ontvangt.

Artikel 3a

  • 2 Als plaats van betaling, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts aangewezen een politiebureau of douanekantoor of, indien de bevoegde ambtenaar een militair van de Koninklijke marechaussee is, een brigadebureau of de betrokken doorlaatpost, dan wel een tijdelijke plaats van betaling, ingesteld door of vanwege de betrokken korpschef, bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening.

  • 4 Door of vanwege de korpschef, bedoeld in artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening, worden ambtenaren aangewezen die zijn belast met de inning van gelden die overeenkomstig het eerste lid worden betaald.

Artikel 4

  • 1 Degene die betaalt, maakt daarbij op een door het Centraal Justitieel Incassobureau aan te geven wijze melding van de zaak waar betaling van de geldboete betrekking op heeft.

  • 2 Ingeval geen melding is gemaakt van de zaak waar betaling van de geldboete betrekking op heeft op de wijze als bedoeld in het eerste lid, kan het Centraal Justitieel Incassobureau het aan hem betaalde bedrag terugstorten op de rekening waarvan het bedrag afkomstig is, of anderszins het bedrag terugbetalen aan de persoon die betaald heeft.

Artikel 5

  • 1 In het belang van een juiste taakuitoefening bij de inning van een opgelegde geldboete wordt in de gevallen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, tweede zin, en 3a, eerste lid, onverwijld een betalingsbewijs uitgereikt dat door de persoon aan wie wordt voldaan, is gedagtekend en ondertekend.

  • 3 De aantekeningen worden, uiterlijk een jaar nadat zij zijn opgemaakt, desverlangd getoond aan de personen die met het toezicht op de inning van geldboeten zijn belast.

Artikel 6

Een ieder die betrokken is bij de inning en incasso van een opgelegde geldboete verstrekt het Centraal Justitieel Incassobureau en het openbaar ministerie de gegevens die zij behoeven in verband met de uitoefening van hun in artikel 1 bedoelde taken.

§ 3. De verantwoording van de gelden

Artikel 7

  • 1 Het Hoofd van de Centrale Directie Financieel Economische Zaken van het Ministerie van Justitie draagt zorg voor de opening van een of meer afzonderlijke giro- of bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau welke rekeningen bestemd zijn voor de betaling van gelden voortvloeiend uit de tenuitvoerlegging van opgelegde geldboeten.

  • 2 De directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau is belast met het beheer van de in het eerste lid bedoelde giro- of bankrekeningen.

  • 3 Onze Minister van Justitie stelt nadere voorschriften vast omtrent het beheer van de in het eerste lid bedoelde giro- of bankrekeningen en de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 8

  • 1 Onze Minister stelt het formulier vast van het door de in artikel 5, eerste lid, bedoelde personen uit te reiken betalingsbewijs, dan wel de eisen waaraan het betalingsbewijs moet voldoen.

  • 2 De ontvangen gelden worden regelmatig op de door het Centraal Justitieel Incassobureau aangegeven wijze overgemaakt op de daartoe bestemde giro- of bankrekeningen van het Centraal Justitieel Incassobureau.

  • 3 Onze Minister van Justitie stelt nadere voorschriften vast omtrent de verstrekking en het beheer van de betalingswijzen, de afrekening en de verantwoording van de ontvangen gelden alsmede de in verband daarmee te voeren administratie.

Artikel 9

De beheerder van een politiekorps of van het Korps landelijke politiediensten doet op de door Onze Minister van Justitie te bepalen wijze jaarlijks opgave van de uitvoering van de in artikel 8, derde lid, bedoelde voorschriften en van de met het oog op de toepassing van dit besluit verrichte accountantscontrole. Wat de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaren betreft wordt de in de eerste zin bedoelde opgave gedaan door de betrokken korpschefs in de zin van artikel 3.1 van het Besluit OM-afdoening.

Artikel 9a

In het geval de bevoegdheid van artikel 257b van het Wetboek van Strafvordering wordt uitgeoefend gedurende de periode dat ingevolge Hoofdstuk IX van de Politiewet 1993 bijstand wordt verleend, geschiedt de betaling, bedoeld in artikel 3a, eerste lid, op de wijze van het politiekorps waaraan bijstand wordt verleend, en geschieden de afrekening, verantwoording en controle van de ontvangen gelden door dat politiekorps.

§ 3a. De kosten van verhaal

Artikel 9b

De kosten van het verhaal van een opgelegde geldboete worden op gelijke voet als de geldboete verhaald op degene aan wie deze geldboete is opgelegd. Onder de kosten van verhaal zijn begrepen de invorderingskosten. De kosten van verhaal, voor zover zij niet betreffen de invorderingskosten, worden berekend overeenkomstig de bij het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders vastgestelde tarieven. De omvang van de invorderingskosten wordt bepaald bij ministeriële regeling.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 8 juni 1994

Beatrix

De Minister van Justitie,

A. Kosto

Uitgegeven de veertiende juni 1994

De Minister van Justitie,

A. Kosto