In dit besluit en de daarop berustende regelingen wordt, voor zover niet anders is
bepaald, verstaan onder:
-
a. aanhangwagen: voertuig dat is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld,
met inbegrip van een oplegger; als aanhangwagen wordt voorts aangemerkt een dolly
met een oplegger;
-
b. achterlicht: licht dat, van de achterzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig
kenbaar maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
-
c. achteruitrijlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de weg achter het voertuig
en voor het waarschuwen van de overige weggebruikers dat het voertuig achteruit rijdt
of achteruit gaat rijden;
-
d. afsleepdolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van één van de assen van een voertuig;
-
d1: airbag: een inrichting in motorvoertuigen, gemonteerd ter aanvulling van autogordels,
die een systeem bevat dat bij een ernstige botsing van het voertuig automatisch een
flexibel omhulsel opblaast dat door samendrukking van het daarin opgesloten gas de
ernst van het contact van een of meer delen van het lichaam van een inzittende van
het voertuig met de binneninrichting van de passagiersruimte beperkt;
-
e. ambulance: motorrijtuig, bestemd om te worden gebruikt voor ambulancevervoer als bedoeld
in de Wet ambulancevervoer (Stb. 1971, 369);
-
f. as: geheel van aslichaam met inbegrip van wielgeleidingselementen;
-
f1. ashefinrichting: een op een voertuig vast aangebrachte inrichting om de belasting
op de as of assen naar gelang van de beladingstoestand van het voertuig te verlagen
of te verhogen;
-
g. asstel: combinatie van twee of meer assen, evenwijdig gelegen op een onderlinge afstand
van minder dan 1,80 m;
-
g1: autogordel: een geheel van banden met sluiting, verstelinrichtingen en bevestigingselementen
dat in een motorvoertuig kan worden bevestigd en zodanig is ontworpen dat de kans
op verwondingen voor de gebruiker bij botsing of plotselinge vertraging van het voertuig
wordt verminderd doordat het de bewegingsmogelijkheid van het lichaam van de gebruiker
beperkt en dat mede omvat alle onderdelen die energie kunnen opnemen of waarmee de
gordel wordt ingetrokken;
-
g2. autonome aanhangwagen: aanhangwagen met minimaal twee assen, waarvan in ieder geval
één gestuurd is, en die is uitgerust met een beweegbare trekinrichting die het trekkend
voertuig verticaal met minder dan 100 kg belast; als autonome aanhangwagen wordt voorts
aangemerkt een gekoppelde dolly met een oplegger;
-
h. bedrijfsauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een motorrijtuig met
beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker een motorrijtuig op vier wielen
als bedoeld in onderdeel q of een vierwielige bromfiets, en
-
1. ingericht voor het vervoer van personen, met meer dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats
niet meegerekend, of
-
2. ingericht voor het vervoer van goederen, of
-
3. ingericht voor het uitvoeren van andere werkzaamheden, of
-
4. ingericht als kampeerauto;
in ieder geval wordt als bedrijfsauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven
kentekenbewijs als bedrijfsauto is aangeduid;
-
h1. begrafeniswagen: motorrijtuig, bestemd en speciaal uitgerust voor het vervoer van
overledenen;
-
i. bermlicht: licht, bestemd voor het verlichten van de berm rechts voor het voertuig;
-
j.
[Red: vervallen;]
-
k. bestuurde as: as die rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de bestuurder
kan worden bediend;
-
l. bestuurd asstel: asstel dat rechtstreeks door middel van de stuurinrichting door de
bestuurder kan worden bediend;
-
l1: bevestigingspunten: de delen van de voertuigcarrosserie of van de zitplaatsconstructie
of andere delen van het voertuig waaraan autogordels moeten worden vastgemaakt;
-
m. bromfiets:
-
a. motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid
van niet meer dan 45 km/h, uitgerust met een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud
van niet meer dan 50 cm3 of een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4
kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;
-
b. motorrijtuig op drie wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid
van niet meer dan 45 km/h, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, uitgerust met:
-
1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,
-
2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan
4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
-
3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW;
dan wel
-
c. motorrijtuig op vier wielen, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig, met een door de
constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/h en een ledige massa
van minder dan 350 kg, de massa van de batterijen in elektrische voertuigen niet inbegrepen,
uitgerust met:
-
1°. een motor met elektrische ontsteking met een cilinderinhoud van niet meer dan 50 cm3,
-
2°. een motor met inwendige verbranding en een netto maximumvermogen van niet meer dan
4 kW voor andere dan onder 1° genoemde motoren, of
-
3°. een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW.
In ieder geval wordt als bromfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven
kentekenbewijs als bromfiets is aangeduid;
-
n. bus: bedrijfsauto, ingericht en blijkens het kentekenbewijs bestemd voor het vervoer
van personen, met meer dan acht zitplaatsen de bestuurderszitplaats niet meegerekend;
als bus wordt in ieder geval aangemerkt een bus van één van de volgende categorieën:
-
– klasse I: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 passagiers, de bestuurder
niet meegerekend, gebouwd met ruimte voor staande passagiers, zodat passagiers vaak
kunnen in- en uitstappen;
-
– klasse II: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder
niet meegerekend, voornamelijk gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en
ontworpen voor het vervoer van staande passagiers in het gangpad of op een oppervlak
dat niet groter is dan de ruimte voor twee dubbele zitplaatsen;
-
– klasse III: categorie bussen met een capaciteit van meer dan 22 personen, de bestuurder
niet meegerekend, uitsluitend gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers;
-
– klasse A: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder
niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van staande passagiers en tevens voorzien
van zitplaatsen;
-
– klasse B: categorie bussen met een capaciteit van ten hoogste 22 personen, de bestuurder
niet meegerekend, gebouwd voor het vervoer van zittende passagiers en zonder voorzieningen
voor staande passagiers.
-
n1. certificaat van overeenstemming: document opgesteld door de fabrikant van een voertuig
of van een niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel van een voertuig,
die houder is van een typegoedkeuring als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 70/156/EEG, in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 92/61/EEG of in artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van richtlijn 2002/24/EG voor dat type voertuig of dat type niet-oorpronkelijke technische eenheid of onderdeel,
waaruit blijkt dat eerstbedoeld voertuig of niet-oorspronkelijke technische eenheid
of onderdeel overeenstemt met het type waarvoor deze goedkeuring is verleend;
-
n1a. CNG-installatie: het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als
brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Compressed Natural Gas (CNG);
-
n2. contourmarkering: retroreflecterende belijning, aangebracht aan de zijkant of aan
de achterkant van een voertuig en bestemd om de contouren van het voertuig beter kenbaar
te maken.
-
n3. dagrijlicht: een licht dat voorwaarts gericht is en wordt gebruikt om het voertuig
tijdens het overdag rijden beter zichtbaar te maken.
-
o. dimlicht: licht waarmee de weg vóór het voertuig wordt verlicht zonder dat hierdoor
andere weggebruikers worden verblind of gehinderd;
-
p. dolly: aanhangwagen, bestemd voor het dragen van de voorzijde van een oplegger dan
wel een deel van in de lengte ondeelbare lading;
-
q. driewielig motorrijtuig: motorrijtuig op drie symmetrisch geplaatste wielen, met een
door de constructie bepaalde maximum snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met
een verbrandingsmotor met een cilinderinhoud van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid, een landbouw- of bosbouwtrekker
of een gehandicaptenvoertuig; onder driewielig motorrijtuig wordt mede verstaan een
vierwielig motorrijtuig met een motor met een netto maximum vermogen van ten hoogste
15 kW, en met een ledige massa van ten hoogste 400 kg of 550 kg voor voertuigen gebruikt
in het goederenvervoer, exclusief de massa van de batterijen in elektrische voertuigen,
niet zijnde een vierwielig motorrijtuig als bedoeld in onderdeel m;
-
q1. EG-goedkeuringsmerk: goedkeuringsmerk als bedoeld in artikel 8 van richtlijn 92/61/EEG of artikel 8 van richtlijn 2002/24/EG;
-
q2. fabrikant: persoon of organisatie die verantwoordelijk is voor alle aspecten van de
goedkeuringsprocedure en die instaat voor de overeenstemming van de productie;
-
q3. Geconditioneerd voertuig: voertuig waarvan de vaste of mobiele bovenbouw speciaal
is ingericht voor het vervoer van goederen bij een gecontroleerde temperatuur en waarvan
de zijwanden, met inbegrip van de isolatie, ten minste 45 mm dik zijn;
-
r. gelede bus: bus bestaande uit twee of meer vaste delen die blijvend zijn verbonden
door een scharnierende verbinding, waarover de passagiers zich van het ene deel naar
het andere kunnen begeven;
-
s. gestuurde as: as die wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering
vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
-
t. gestuurd asstel: asstel dat wordt gestuurd door stuurkrachten, veroorzaakt door richtingverandering
vanuit het voertuig zelf of vanuit het trekkend voertuig;
-
u. groot licht: licht dat de weg vóór het voertuig over een grote afstand verlicht;
-
v. handwagen met motorvermogen: motorrijtuig, hoofdzakelijk bestemd om te worden bestuurd
door een voetganger;
-
w. hoofdgroeven: brede groeven in het middelste gedeelte van het loopvlak van een band,
welk gedeelte ongeveer drievierde deel van de breedte van het loopvlak inneemt;
-
x. gehandicaptenvoertuig: voertuig dat is ingericht voor het vervoer van een gehandicapte,
niet breder is dan 1,10 m en niet is uitgerust met een motor, dan wel waarvan de door
de constructie bepaalde maximum snelheid niet meer dan 45 km/h bedraagt indien het
voertuig is uitgerust met een motor, en niet zijnde een bromfiets;
-
x1. inrichting voor indirect zicht: een inrichting om het aan het voertuig grenzende gebied
waar te nemen dat niet rechtstreeks kan worden waargenomen, zijnde een spiegel, een
camera-monitor of een andere inrichting die de bestuurder informatie over het indirecte
gezichtsveld geeft;
-
y. kampeerauto: personenauto of bedrijfsauto, waarvan de constructie woonaccommodatie
bevat die ten minste bestaat uit de volgende uitrusting:
-
1º. zitplaatsen en een tafel,
-
2º. slaapaccommodatie die met behulp van de zitplaatsen kan worden gecreëerd,
-
3º. kookgelegenheid en
-
4º. opbergfaciliteiten,
welke vast in de woonafdeling zijn bevestigd, met dien verstande dat de tafel zodanig
mag zijn ontworpen dat zij gemakkelijk kan worden verwijderd;
-
z. kermis- en circusvoertuig: voertuig, niet zijnde een voertuig op rupsbanden, dat wordt
gebruikt voor het kermis- of circusbedrijf;
-
z1: kinderbeveiligingssysteem: een geheel van onderdelen, eventueel bestaande uit een
combinatie van riemen of flexibele componenten met een sluiting, verstelinrichtingen
en bevestigingselementen, soms tevens voorzien van een zitje of botsingsscherm, dat
kan worden bevestigd aan een motorvoertuig, met het oogmerk de kans op verwonding
van de gebruiker bij een botsing of een abrupte vertraging van het voertuig te verminderen
doordat het de bewegingsmogelijkheid voor het lichaam van de gebruiker beperkt;
-
z2: klapstoel: extra zitplaats om bij gelegenheid te worden gebruikt en die gewoonlijk
is weggeklapt.
-
aa. lading: alle personen, dieren, goederen, lastdragers, alsmede zonder gebruik van gereedschap
van het voertuig los te nemen laad- en losinrichtingen en voertuiguitrustingen, het
reservewiel daaronder niet begrepen;
-
ab. landbouw- of bosbouwtrekker: motorrijtuig op wielen of rupsbanden, met ten minste
twee assen en een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet minder dan
6 km/h, die voornamelijk voor tractiedoeleinden is bestemd en in het bijzonder is
ontworpen voor het trekken, duwen, dragen of in beweging brengen van bepaalde verwisselbare
uitrustingsstukken die voor gebruik in de land- of bosbouw zijn bestemd, of voor het
trekken van aanhangwagens voor de land- of bosbouw, welk motorrijtuig kan zijn ingericht
om een lading te vervoeren voor landbouw- of bosbouwdoeleinden of kan worden uitgerust
met zitplaatsen voor meerijders;
-
ab1. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T1: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met
een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een
minimumspoorbreedte van de zich het dichtst bij de bestuurder bevindende as van niet
minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand van meer dan 600 kg en
met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 1000 mm;
-
ab2. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T2: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met
een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een
minimumspoorbreedte van minder dan 1150 mm, met een lege massa in rijklare toestand
van meer dan 600 kg en met een vrije hoogte boven het wegdek van ten hoogste 600 mm,
met dien verstande dat wanneer echter de waarde van de hoogte van het zwaartepunt
van de landbouw- of bosbouwtrekker – ten opzichte van het wegdek gemeten –, gedeeld
door het gemiddelde van de minimumspoorbreedten van elke as, meer dan 0,90 bedraagt,
de door de constructie bepaalde maximumsnelheid beperkt is tot 30 km/h;
-
ab3. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T3: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met
een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 40 km/h, met een
lege massa in rijklare toestand van ten hoogste 600 kg;
-
ab4. landbouw- of bosbouwtrekker categorie T5: landbouw- of bosbouwtrekker op wielen met
een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 40 km/h;
-
ac. lastdrager: constructie, met inbegrip van hulpmiddelen, die aan de bumper, op de trekhaak
of op het dak van een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa
van niet meer dan 3500 kg, of driewielig motorrijtuig is aangebracht en bestemd is
voor het vervoer van goederen;
-
ad. ledige massa: massa van het voertuig, in bedrijfsvaardige staat, met inbegrip van
een half gevulde brandstoftank, reservedelen en gereedschappen, die tot de normale
uitrusting behoren, maar zonder lading en zonder de bestuurder en andere personen,
die met het voertuig worden vervoerd, met dien verstande dat in afwijking hiervan
voor motorfietsen, driewielige motorrijtuigen en bromfietsen, die in gebruik zijn
genomen na 16 juni 1999, de ledige massa wordt bepaald met een lege brandstoftank;
-
ad1. lege massa in rijklare toestand: massa van een rijklare landbouw- of bosbouwtrekker
met inbegrip van de kantelbeveiligingsinrichting, zonder facultatieve accessoires,
maar met koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, outillage en bestuurder;
-
ad2. lijnmarkering: retroreflecterende belijning aangebracht aan de zijkant of aan de
achterkant van een voertuig en bestemd om de totale lengte, dan wel totale breedte
van het voertuig kenbaar te maken.
-
ae. loopvlak: deel van de band dat gemeten symmetrisch ten opzichte van het midden, 50 mm
minder bedraagt dan de breedte in de maataanduiding van de band;
-
ae1. LPG-installatie: het geheel van gemonteerde onderdelen dat het mogelijk maakt om als
brandstof voor de voortstuwingsmotor gebruik te maken van Liquefied Petroleum Gas
(LPG);
-
af. luchtband: band waarin zich in normale, bedrijfsvaardige toestand gas bevindt onder
een hogere spanning dan de atmosferische;
-
ag. markeringslicht: licht dat op het breedste punt van het voertuig zo hoog mogelijk
is aangebracht, waardoor duidelijk de totale breedte van het voertuig wordt aangegeven;
-
ah. massa in bedrijfsklare toestand: massa van het voertuig met carrosserie, in bedrijfsklare
toestand, met inbegrip van koelvloeistof, smeermiddelen, brandstof, reservewiel, gereedschap
en bestuurder; voor het vaststellen van de massa moet de tank voor 90% zijn gevuld
en wordt het gewicht van de bestuurder op 75 kg gesteld;
-
ai. massieve band: band zonder luchtkamers, geheel vervaardigd van een elastisch materiaal;
-
aj. mechanische koppelinrichting: alle onderdelen en inrichtingen op onderstellen, dragende
gedeelten van de carrosserie en het chassis van voertuigen, waarmee het trekkend voertuig
en het getrokken voertuig met elkaar kunnen worden verbonden; tevens behoren hiertoe
vaste of demontabele onderdelen voor de bevestiging, afstelling of het gebruik van
de bovengenoemde koppelinrichtingen;
-
ak. metalen band: band waarvan het loopvlak geheel van vormvast materiaal is vervaardigd;
-
al. middenasaanhangwagen: aanhangwagen waarvan de trekinrichting een onbeweeglijk deel
vormt, dan wel slechts in- en uitschuifbaar is, en waarbij, bij gelijkmatig verdeelde
lading, het trekkend voertuig door de trekinrichting van de aanhangwagen met ten hoogste
10% van de toegestane maximum massa van de aanhangwagen wordt belast, met een maximum
van 1000 kg;
-
am. mistlicht aan de achterzijde: licht dat het voertuig bij dichte mist aan de achterzijde
beter waarneembaar maakt;
-
an. mistlicht aan de voorzijde: licht, bestemd voor een betere verlichting van de weg
bij mist, sneeuwval, hevige regenval of stofwolken;
-
an1. mobiliteitshandicap: eigenschap welke het gebruik van het openbaar vervoer bemoeilijkt,
bijvoorbeeld als gevolg van een lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke handicap,
meereizende kinderen of meegevoerde goederen;
-
ao. motorfiets: motorrijtuig op twee wielen, met of zonder zijspanwagen, alsmede een motorrijtuig
op drie asymmetrisch geplaatste wielen, met een door de constructie bepaalde maximum
snelheid van meer dan 45 km/h of uitgerust met een verbrandingsmotor met een cylinderinhoud
van meer dan 50 cm3, niet zijnde een motorrijtuig met beperkte snelheid; in ieder
geval wordt als motorfiets aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven kentekenbewijs
als motorfiets is aangeduid;
-
ap. motorrijtuig met beperkte snelheid: motorrijtuig met een door de constructie bepaalde
maximum snelheid van niet meer dan 25 km/h, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker
of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer van personen, en ingericht voor
het bij op korte afstand van elkaar gelegen plaatsen afleveren of ophalen van goederen;
onder motorrijtuig met beperkte snelheid wordt mede verstaan: motorrijtuig niet zijnde
een landbouw- of bosbouwtrekker of een bromfiets, niet ingericht voor het vervoer
van personen, en
-
1. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden buiten de wegen;
-
2. ingericht voor het uitvoeren van werkzaamheden aan wegen of aan werken op, in, langs
en boven wegen.
-
ap1. niet-oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel
dat behoort tot een ander type dan waarvan het voertuig bij de goedkeuring oorspronkelijk
was voorzien en dat uitsluitend mag worden gebruikt ter vervanging van die oorspronkelijke
technische eenheid of dat oorspronkelijke onderdeel;
-
aq. ondeelbare lading: lading die ten behoeve van het vervoer over de weg niet in twee
of meer ladingen kan worden gesplitst zonder dat zulks overmatige kosten of risico
van schade meebrengt en die wegens haar afmetingen of massa niet kan worden vervoerd
door een motorrijtuig, aanhangwagen of samenstel van voertuigen dat in alle opzichten
aan dit besluit voldoet;
-
aq1. onderdeel: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de eisen van
een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring
mogelijk maakt onafhankelijk van een type voertuig;
-
aq2. oorspronkelijke technische eenheid of onderdeel: technische eenheid of onderdeel van
het type waarvan het voertuig bij de typegoedkeuring of de uitbreiding daarvan is
voorzien;
-
ar. oplegger: aanhangwagen die is bestemd om aan een motorrijtuig te worden gekoppeld
op zodanige wijze, dat een deel ervan op het motorrijtuig rust en dat een aanzienlijk
deel van de massa van de oplegger en van zijn lading door het motorrijtuig wordt gedragen;
-
as. parkeerlicht: licht, bestemd om de aanwezigheid van een geparkeerd voertuig aan te
geven;
-
at. personenauto: motorrijtuig op vier of meer wielen, niet zijnde een landbouw- of bosbouwtrekker,
een gehandicaptenvoertuig een motorrijtuig op vier wielen als bedoeld in onderdeel
q of een vierwielige bromfiets, ingericht voor het vervoer van personen, met niet meer
dan acht zitplaatsen, de bestuurderszitplaats niet meegerekend, of een kampeerauto;
in ieder geval wordt als personenauto aangemerkt een voertuig dat blijkens het afgegeven
kentekenbewijs als personenauto is aangeduid;
-
au. remlicht: licht, bestemd om weggebruikers die zich achter het voertuig bevinden kenbaar
te maken dat de bestuurder de bedrijfsrem bedient;
-
av. retroreflector: inrichting, bestemd om de aanwezigheid van een voertuig kenbaar te
maken door weerkaatsing van het licht afkomstig van een niet tot dat voertuig behorende
lichtbron, waarbij de waarnemer zich nabij deze lichten bevindt;
-
aw. richtingaanwijzer: licht, bestemd om andere weggebruikers kenbaar te maken dat de
bestuurder het voornemen heeft naar links of naar rechts van richting te veranderen;
-
ax. richtlicht: licht waarvan de lichtbundel naar wens kan worden gericht;
-
ay. rijdend werktuig: bedrijfsauto of motorrijtuig met beperkte snelheid, ingericht voor
het uitvoeren van in hoofdzaak andere werkzaamheden dan het vervoer van goederen of
personen;
-
az. samenstel van voertuigen: trekkend voertuig met een of meer aanhangwagens;
-
ba. stadslicht: licht dat, van de voorzijde gezien, de aanwezigheid van het voertuig kenbaar
maakt en een aanwijzing is voor de breedte van het voertuig;
-
ba1. technische eenheid: als onderdeel van een voertuig bedoelde inrichting, die aan de
eisen van een bijzondere richtlijn als bedoeld in de artikelen 4 van de richtlijnen 70/156/EEG, 92/61/EEG of 2002/24/EG moet voldoen en waarvan de betrokken bijzondere richtlijn een afzonderlijke typegoedkeuring
mogelijk maakt uitsluitend in samenhang met een of meer bepaalde typen voertuigen;
-
ba2. T100-bus: bus, ten aanzien waarvan uit een aantekening op het kentekenbewijs dan wel
uit het kentekenregister blijkt dat hij zodanig is ingericht dat hij in aanmerking
komt voor een maximumsnelheid van 100 km/h;
-
bb. trekker: bedrijfsauto, voorzien van een koppeling, bestemd voor het voortbewegen van
een oplegger;
-
bc. vervangingskatalysator: een katalysator of een samenstel van katalysatoren die bestemd
is of zijn om een originele katalysator te vervangen in een overeenkomstig richtlijn 70/220/EEG goedgekeurd voertuig;
-
bc1. verwarmingssysteem op brandstof: verwarmingssysteem dat rechtstreeks op vloeibare
of gasvormige brandstof werkt en geen gebruik maakt van de door de aandrijfmotor van
het voertuig voortgebrachte afvalwarmte;
-
bd. voertuig: motorrijtuig, aanhangwagen, fiets, zijspanwagen, wagen of andere constructie,
niet bestemd om langs spoorstaven te worden voortbewogen; onder een andere constructie
wordt niet verstaan een kinderwagen, niet-gemotoriseerde rolstoel, kruiwagen of soortgelijke
kleine constructie;
-
bd1. vooruitkijkspiegel: een spiegel van klasse VI als bedoeld in bijlage I, punt 1.1.1.14
van richtlijn 2003/97/EG;
-
be. waarschuwingsknipperlicht: gelijktijdige werking van alle richtingaanwijzers, bestemd
om aan te geven dat het voertuig tijdelijk een bijzonder gevaar oplevert voor andere
weggebruikers;
-
bf. wagens: voertuigen, met uitzondering van motorrijtuigen, aanhangwagens, niet-gemotoriseerde
gehandicaptenvoertuigen, fietsen en zijspanwagens, doch met inbegrip van handwagens
met motorvermogen;
-
bg. werklicht: licht, bestemd voor het verlichten van een plaats waar werkzaamheden worden
verricht;
-
bh. wet: Wegenverkeerswet 1994;
-
bi. wielbasis:
-
1. ten aanzien van vóór 1 april 1983 in gebruik genomen voertuigen: de horizontaal, evenwijdig
aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen het hart van de eerste
as, van het eerste samenstel van assen of van de koppelingspen en het hart van de
laatste as of het hart van het laatste samenstel van assen,
-
2. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen voertuigen, niet zijnde opleggers:
de horizontaal, evenwijdig aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand
tussen het hart van de eerste en het hart van de laatste as van het voertuig,
-
3. ten aanzien van na 31 maart 1983 in gebruik genomen opleggers: de horizontaal, evenwijdig
aan het middenlangsvlak van het voertuig gemeten afstand tussen de verticale hartlijn
van de koppelingspen en het hart van de laatste as;
-
bj. zelfsturende as: as die wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden op
het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan
van het voertuig volgen;
-
bk. zelfsturend asstel: asstel dat wordt gestuurd doordat, door de wrijving van de banden
op het wegdek, de wielen zelfstandig een zodanige stand innemen dat zij de cirkelbaan
van het voertuig volgen;
-
bl. zijmarkeringslicht: licht dat, van de zijkant gezien, de aanwezigheid van het voertuig
kenbaar maakt;
-
bm. zijspanwagen: voertuig, afneembaar verbonden aan de zijkant van een fiets, bromfiets
of motorfiets;
-
bn. zitbank: een constructie, die plaats biedt aan tenminste twee volwassenen;
-
bo. zitplaats: constructie die al dan niet een integrerend deel vormt van de constructie
van het voertuig, die plaats biedt aan een volwassen persoon, met dien verstande dat
de zitplaats zowel een afzonderlijke zitplaats kan zijn als een gedeelte van een bank
dat plaats biedt aan één persoon en die afhankelijk van de richting als volgt wordt
aangeduid:
-
1. naar voren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig
in beweging is en die zodanig naar de voorkant van het voertuig is gericht dat het
middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met
het middenlangsvlak van het voertuig;
-
2. naar achteren gerichte zitplaats: zitplaats die kan worden gebruikt terwijl het voertuig
in beweging is en die zodanig naar de achterkant van het voertuig is gericht dat het
middenlangsvlak van de zitplaats een hoek van minder dan + 10° of – 10° vormt met
het middenlangsvlak van het voertuig;
-
3. zijdelings gerichte zitplaats: zitplaats die, gelet op haar gerichtheid ten opzichte
van het middenlangsvlak van het voertuig, niet voldoet aan de onderdelen 1 en 2;