De in deze aanschrijving genoemde inkomsten zijn belast op het tijdstip als bedoeld
in artikel 33 van de Wet, zijnde het moment van betaalbaarstelling, het moment waarop
de aandelen omgewisseld kunnen worden dan wel het moment van bijschrijving.
Voor certificaathouders geldt hierbij het volgende. In de arresten van 22 januari
1958, BNB 1958/86 en van 19 maart 1958, BNB 1958/185 is, met betrekking tot de daar
aan de orde zijnde inkomsten, beslist dat de certificaathouders deze inkomsten op
hetzelfde tijdstip genieten als de houders van de originele aandelen.
Op grond van deze arresten kan echter niet de conclusie worden getrokken, dat certificaathouders
alle inkomsten uit certificaten – dus ook de normale jaarlijkse dividenden in contanten
– in de zin van artikel 33 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 op hetzelfde tijdstip
genieten als de houders van de originele aandelen.
In verband hiermede dienen de inspecteurs het standpunt in te nemen, dat het tijdstip
van genieten voor de certificaathouders en de houders van de originele aandelen alleen
samenvalt voor die inkomsten in natura, welke door het administratiekantoor naast
of in plaats van de originele aandelen in administratie worden genomen. Voor dividenden,
welke door het administratiekantoor worden doorbetaald en de inkomsten in natura,
welke door het administratiekantoor worden verkocht en waarvan de verkoopopbrengst
ter beschikking van de certificaathouders wordt gesteld, geldt het vorenstaande niet.
De aanschrijving van 12 december 1966, nr. B6/15767, heeft hiermee haar belang verloren
en zal bij de eerstvolgende zuivering van het boekwerk worden verwijderd.