Brandweerregeling Burgerluchtvaartterreinen

[Regeling vervallen per 29-07-2004.]
Geraadpleegd op 30-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-07-2001.
Geldend van 01-07-2001 t/m 28-07-2004

Brandweerregeling burgerluchtvaartterreinen

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 129, vijfde lid van de Regeling Toezicht Luchtvaart;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. alarmregeling:

het samenstel van maatregelen, dat is voorbereid, in geval van een ongeval of voorval op of in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein;

b. blusstof:

een vaste, vloeibare of gasvormige stof geschikt voor het blussen van branden;

c. brandrisicoklasse:
  • 1. de risicoklassen waarin een luchtvaartterrein met betrekking tot de brandweervoorzieningen wordt ingedeeld aan de hand van het aantal en de afmetingen van de vliegtuigen welke van het luchtvaartterrein gebruik maken of

  • 2. de risicoklassen waarin een vliegtuig met betrekking tot de brandbestrijding wordt ingedeeld aan de hand van de totale lengte en rompbreedte van dat vliegtuig;

d. brandweervoertuigen:

voertuigen, die voor het gebruik bij de brandweer op luchtvaartterreinen, zijn gebouwd, ingericht of uitgerust;

e. brandweervoorzieningen:

het personeel en de middelen aanwezig op het luchtvaartterrein voor het redden van mens en dier en voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand bij ongevallen met luchtvaartuigen;

f. gecontroleerd luchtvaartterrein:

een luchtvaartterrein, waar luchtverkeersleiding wordt gegeven aan luchtvaartterreinverkeer;

g. meldingspost:

de plaats op het luchtvaartterrein waar alle berichten voor de brandweer binnenkomen en worden verwerkt;

h. notice to airmen (NOTAM):

bericht aan luchtvarenden

i. opkomsttijd:

het tijdsverloop tussen de eerste melding van een luchtvaartongeval aan de brandweer en de aankomst van de brandweervoorzieningen met de minimum vereiste capaciteit;

j. onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein:

een in overleg met de lokale overheid vastgesteld gebied buiten een luchtvaartterrein;

k. svm:

schuimvormend middel voor de produktie van blusschuim;

l. uitruksterkte:

brandweerpersoneel en -materieel benodigd om de repressieve taak naar behoren uit te kunnen voeren;

m. vliegtuigbeweging:

een landing of opstijging van een vliegtuig

Artikel 2. Toepassing

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

De bepalingen in deze regeling zijn van toepassing op alle voor het openbaar luchtverkeer met burgerluchtvaartuigen aangewezen luchtvaartterreinen in Nederland, met uitzondering van terreinen welke uitsluitend zijn ingericht voor het gebruik van hefschroefvliegtuigen.

Artikel 3. Vaststelling alarmregeling

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 De exploitant draagt zorg voor de vaststelling van een alarmregeling met inachtneming van de overige wettelijke bepalingen terzake van het bestrijden van ongevallen en rampen.

  • 2 De alarmregeling van een luchtvaartterrein bevat in ieder geval:

    • a. begripsomschrijvingen;

    • b. een overzicht van de luchtvaartongevallen en overige voorvallen waarop de alarmregeling van toepassing is;

    • c. een overzicht van diensten, instanties, organisaties en individuele personen, die bij de bestrijding van de in punt b genoemde gevallen kunnen of moeten worden betrokken;

    • d. een overzicht waarin de leiding over en de gecoördineerde inzet van diensten en organisaties is weergegeven, gerelateerd aan de onder punt b genoemde gevallen;

    • e. een overzicht van de taken en verantwoordelijkheden van de functionarissen, diensten en organisaties per geval als bedoeld onder punt b;

    • f. een intern en extern verbindings- en alarmschema;

    • g. een overzichtskaart van het luchtvaartterrein en de onmiddellijke omgeving voorzien van een coördinatenstelsel;

    • h. regels over de verslaglegging;

    • i. een verzendlijst, in ieder geval bevattende de onder c genoemden en de Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 3 De exploitant overlegt over het ontwerp met de in het tweede lid onder c van dit artikel bedoelde diensten, instanties, organisaties en personen.

  • 4 Vóór de vaststelling van de alarmregeling wordt tevens overleg gepleegd met de burgemeester van de gemeente waarbinnen het luchtvaartterrein is gelegen.

  • 5 De alarmregeling wordt binnen 1 maand na vaststelling of wijziging aan de Minister van Verkeer en Waterstaat aangeboden.

  • 6 De Minister van Verkeer en Waterstaat kan de exploitant opdragen de vastgestelde alarmregeling binnen een door hem te bepalen termijn te wijzigen indien hij van oordeel is deze niet voldoet aan de eisen van het onderhavige artikel.

Artikel 4. Inwerkingtreding alarmregeling

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Bij inwerkingtreding van de alarmregeling moet over een ruimte kunnen worden beschikt van waaruit de algehele leiding en coördinatie kan plaatsvinden.

  • 2 De ruimte bedoeld in het eerste lid is of kan worden voorzien van de benodigde verbindingsmiddelen om contact te kunnen houden met de eigen eenheden en de bijstandverlenende instanties.

Artikel 5. Bruikbaarheidstoets

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Zo spoedig mogelijk na vaststelling maar tenminste éénmaal per jaar wordt de alarmregeling op haar bruikbaarheid getoetst.

  • 2 Op luchtvaartterreinen ingedeeld in brandrisicoklasse 3 en hoger vindt de toets als bedoeld in het eerste lid éénmaal in de twee jaar plaats in de vorm van een praktische oefening, waarbij een waarnemer van de divisie Luchtvaart van de Inspectie Verkeer en Waterstaat wordt uitgenodigd.

  • 3 Bij de uitvoering en de evaluatie van de bruikbaarheidstoets worden de diensten en organisaties, als bedoeld in artikel 3, tweede lid onder c, betrokken.

Artikel 6. Brandrisicoklassen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 De exploitant van een luchtvaartterrein stelt voor het luchtvaartterrein een brandrisicoklasse vast.

  • 2 De brandrisicoklasse wordt vastgesteld aan de hand van het aantal vliegtuigbewegingen van de vliegtuigen met de hoogste brandrisicoklasse, welke gedurende de drie drukste opeenvolgende maanden van het jaar van het luchtvaartterrein gebruik maken.

  • 3 Indien in deze drie maanden het aantal vliegtuigbewegingen van vliegtuigen met de hoogste brandrisicoklasse 700 of meer bedraagt, krijgt het luchtvaartterrein dezelfde brandrisicoklasse als de vliegtuigen bedoeld in het vorige lid.

  • 4 Indien in deze drie maanden het aantal vliegtuigbewegingen van vliegtuigen met de hoogste brandrisicoklasse 700 of minder bedraagt, krijgt het luchtvaartterrein een brandrisicoklasse welke één klasse lager ligt dan de brandrisicoklasse van de vliegtuigen bedoeld in het tweede lid.

  • 5 Tijdens perioden van verminderde vliegtuigbewegingen kan de exploitant voor het luchtvaartterrein een brandrisicoklasse vaststellen overeenkomstig de brandrisicoklasse van het grootste vliegtuig dat in deze periode het luchtvaartterrein gebruikt, ongeacht het aantal vliegtuigbewegingen.

  • 6 Vaststelling en wijziging van de brandrisicoklasse van het luchtvaartterrein maakt de exploitant bekend aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.

  • 7 Deze vaststelling of wijziging van de brandrisicoklasse wordt gemeld in de desbetreffende luchtvaartpublicaties. In spoedeisende gevallen wordt een NOTAM uitgegeven.

  • 8 Indien de Minister van Verkeer en Waterstaat van mening is dat de brandrisicoklasse van het luchtvaartterrein niet overeenkomstig dit artikel is vastgesteld kan hij de exploitant opdragen de brandrisicoklasse te wijzigen, waartoe de exploitant zo spoedig mogelijk dient over te gaan.

Artikel 7. Brandweervoorzieningen; personeel

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Tijdens de openstellingsuren van een luchtvaartterrein is voor de uitruksterkte tenminste het aantal personen aanwezig genoemd in tabel 1 van bijlage A.

  • 2 De exploitant treft zodanige voorzieningen dat de vereiste kennis en vaardigheid van het in het vorige lid bedoelde personeel voldoet aan de eisen opgenomen in bijlage A.

  • 3 Op aanwijzing van de Minister van Verkeer en Waterstaat dient de geoefendheid van het in het tweede lid bedoelde personeel te worden getoond.

  • 4 De exploitant kan de personen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, afhankelijk van de omstandigheden, met andere taken belasten mits deze niet strijdig zijn met hun taakuitvoering en paraatheid.

Artikel 8. Brandweervoorzieningen; materieel

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Het brandweer- en reddingsmaterieel op luchtvaartterreinen bestaat tenminste uit brandweervoertuigen zoals opgenomen in bijlage B en eventueel voorgeschreven bijzonder materieel.

  • 2 De voorgeschreven brandweervoertuigen bezitten zodanige eigenschappen dat onder de gemiddelde weers- en terreinomstandigheden op of in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein kan worden geopereerd.

  • 3 Een luchtvaartterrein dat tussen zonsondergang en zonsopgang is opengesteld beschikt, ten behoeve van opsporings- en reddingswerkzaamheden alsmede voor de verlichting van het werkterrein, over adequate verlichtingsmiddelen.

  • 4 Bij aanwezigheid van waterrijke of drassige gebieden op of in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein draagt de exploitant zorg voor voldoende en doelmatige reddingsmiddelen.

  • 5 Op ten minste één van de voertuigen opgenomen in bijlage B is adequaat redgereedschap aanwezig voor de onmiddellijke hulpverlening.

  • 6 Op gecontroleerde luchtvaartterreinen en luchtvaartterreinen waarvan de brandrisicoklasse 4 of hoger bedraagt, zijn de brandweervoertuigen voorzien van adequate verbindingsapparatuur voor het onderhouden van contact met ten minste:

    • a. de brandweervoertuigen onderling;

    • b. de meldingspost;

    • c. de plaatselijke verkeersleidingsdienst.

  • 7 Het brandweerpersoneel beschikt over een uitrusting die zijn persoonlijke bescherming zo goed mogelijk waarborgt.

  • 8 Voor het materieel en de middelen bedoeld in de vorige leden kunnen nadere voorwaarden worden gegeven.

Artikel 9. Afwijking

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Indien door bijzondere omstandigheden niet aan de eisen van artikel 6 kan worden voldaan, kunnen afwijkende brandweervoorzieningen op het luchtvaartterrein worden vastgesteld. Voorstellen hiertoe worden door de exploitant aan de Minister van Verkeer en Waterstaat ter toestemming voorgelegd.

  • 2 Bij een onvoorziene wijziging van 2 uur of minder in de brandweervoorzieningen worden de gezagvoerders van de luchtvaartuigen, welke van het luchtvaartterrein gebruik willen maken, hiervan onmiddellijk op de hoogte gesteld.

Artikel 10. Aanwezigheid brandweervoorzieningen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

De vereiste brandweervoorzieningen zijn tijdens de openstellingsuren van het luchtvaartterrein en tenminste tot 15 minuten na de werkelijke vertrektijd van het laatste luchtvaartuig aanwezig.

Artikel 11. Blusstoffen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 De brandweervoertuigen zijn ten minste voorzien van een hoeveelheid blusstof bestaande uit water met een bijbehorende hoeveelheid svm alsmede aanvullende blusstof, zoals aangegeven in bijlage B.

  • 2 De afgifte van water vermengd met svm bedraagt per minuut zoveel als aangegeven in bijlage B.

  • 3 Om de brandweervoertuigen na of tijdens een actie zo snel mogelijk weer gebruiksgereed te maken zijn op het luchtvaartterrein een reserve hoeveelheid svm en aanvullende blusstoffen beschikbaar ten minste gelijk aan de in bijlage B genoemde hoeveelheden.

  • 4 Op luchtvaartterreinen worden voldoende waterwinplaatsen aangebracht, waaruit minstens 1000 liter water per minuut kan worden onttrokken.

  • 5 Ten aanzien van de kwaliteit van de in de voorgaande leden bedoelde blusstoffen worden nadere eisen gesteld in bijlage C.

  • 6 In de hoeveelheden blusstof als genoemd in het eerste, derde of vierde lid zijn niet begrepen de voor het houden van oefeningen benodigde blusstoffen.

Artikel 12. Opkomsttijd

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 De opkomsttijd tot aan de baaneinden van elk der banen bedraagt niet meer dan drie minuten, onder optimale zicht- en terreinomstandigheden.

  • 2 Nadere voorwaarden kunnen worden gegeven voor de geleiding van reddings- en brandweervoertuigen tijdens beperkte zichtomstandigheden.

Artikel 13. Brandweerkazerne en meldingspost

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Het materieel bedoeld in artikel 8 wordt ondergebracht in een deugdelijke stallingsruimte, welke zodanig is geconstrueerd en ingericht dat de brandweervoertuigen bij alarmering onmiddellijk kunnen uitrukken.

  • 2 De stallingsruimte van het materieel is zodanig gelegen dat de brandweervoertuigen een onbelemmerde toegang hebben tot het landingsterrein.

  • 3 Indien een meldingspost aanwezig is beschikt deze tenminste over de volgende voorzieningen:

    • a. alarmregeling zoals genoemd in artikel 3;

    • b. een systeem ter alarmering van het brandweerpersoneel;

    • c. een directe lijnverbinding met de plaatselijke verkeersleidingsdienst (voor zover van toepassing);

    • d. voorzieningen ter alarmering van de in de alarmregeling genoemde instanties;

    • e. apparatuur voor draadloze verbinding met de brandweervoertuigen die uitrukken;

    • f. middelen om alle desbetreffende berichtgeving vast te leggen, en,

    • g. een naslagsysteem van alle typen luchtvaartuigen welke in de regel van het terrein gebruik maken, zodat bijzonderheden direct kunnen worden doorgegeven.

  • 4 De meldingspost is tijdens de openstellingsuren van het luchtvaartterrein bezet door terzake kundig personeel.

Artikel 14. Uitrukgebied

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 De exploitant draagt zorg voor uitvalswegen op en in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein voor zover de infrastructuur of de terreinomstandigheden dit toelaten.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde uitvalswegen zijn toegankelijk voor het brandweer- en reddingsmaterieel als bedoeld in artikel 8, eerste lid.

  • 3 Indien de in het eerste lid bedoelde uitvalswegen niet te onderscheiden zijn van hun directe omgeving moeten bermmarkeringen worden aangebracht.

Artikel 15. Grondafhandeling van luchtvaartuigen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Tijdens de grondafhandeling van luchtvaartuigen zijn aanwezig:

    • a. voor onmiddellijk gebruik geschikte blusstoffen ter bestrijding van vloeistofbranden, en

    • b. deskundige personeelsleden voor de bestrijding van vloeistofbranden.

  • 2 Bij een brand of een omvangrijke brandstoflekkage kan de brandweer snel worden gealarmeerd.

  • 3 Tijdens brandstofhandelingen aan een luchtvaartuig met passagiers aan boord dan wel tijdens in- of uitstappen van passagiers is het afhandelingsmaterieel zodanig opgesteld dat het gebruik van voldoende uitgangen voor een snelle evacuatie met een onbelemmerde vluchtweg mogelijk is.

Artikel 16. Rapportering

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Elke drie maanden brengt de exploitant verslag uit aan de Minister van Verkeer en Waterstaat over de toestand van het luchtvaartterrein.

  • 2 In het verslag wordt opgenomen:

    • a. de van belang zijnde wijzigingen met betrekking tot het personeel;

    • b. de toestand van materieel en middelen, en

    • c. overige bijzonderheden de brandweer betreffende.

  • 2 In het verslag van het eerste kwartaal wordt de uitruksterkte opgeven naar de toestand op 1 januari van dat jaar.

Artikel 16. Register

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1 Van ieder voorval met een luchtvaartuig op of in de onmiddellijke omgeving van het luchtvaartterrein, waarbij de brandweer daadwerkelijk is uitgerukt, dient een register te worden bijgehouden waarin wordt vermeld:

    • a. datum en tijd van de alarmering;

    • b. tijd ter plaatse;

    • c. aard alarmering;

    • d. eigenaar van het luchtvaartuig;

    • e. type luchtvaartuig;

    • f. de genomen acties.

  • 2 Een afschrift van dit register dient aan het verslag, zoals bedoeld in artikel 15, te worden toegevoegd.

  • 3 Indien de brandweer daadwerkelijk reddingsacties heeft verricht dan wel brand heeft voorkomen, beperkt of bestreden wordt door de exploitant een rapport opgemaakt zoals weergegeven in bijlage D.

  • 4 Het rapport wordt binnen 7 dagen aan de directeur-generaal aangeboden.

Artikel 17. Intrekking

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

De regeling van de directeur-generaal van 13 februari 1985, nr. LT/L/20565, wordt ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 1995.

Artikel 19. Citeertitel

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

De regeling wordt aangehaald als volgt: Brandweerregeling Burgerluchtvaartterreinen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst met uitzondering van de bijlage C en D, die ter inzage worden gelegd bij de Directie Luchtvaartinspectie, Saturnusstraat 71 te Hoofddorp.

's-Gravenhage, 20 december 1994

De

Minister

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Bijlage A. Brandweervoorzieningen; personeel

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

1. Algemeen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 1.1 Voor actieve dienst bij de brandweer op luchtvaartterreinen komt in aanmerking hij/zij die voldoet aan de keuringseisen voor brandweerpersoneel, zoals vastgelegd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

  • 1.2 Door de exploitant kunnen aanvullende eisen worden gesteld voor zover nodig voor een juiste dienstvervulling.

2. Aanstellings- en bevorderingseisen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 2.1 Voor luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 1 en 2 kan het personeel voor de brandweer geselecteerd worden uit het dienstdoend personeel van de havendienst, zonodig aangevuld met op het luchtvaartterrein aanwezige personeel van bedrijven, vliegclubs etc.

  • 2.2 Voor luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 3 t/m 9 zijn ten aanzien van de aanstellings- en bevorderingseisen voor het brandweerpersoneel de artikelen 2, 3, 4.a.1° t/m 4°, 6 en 7 Besluit Brandweerpersoneel, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder bevoegd gezag, in deze, de exploitant wordt verstaan.

  • 2.3 De exploitant draagt er zorg voor dat het brandweerpersoneel een opleiding volgt voor rijkscertificaten en rijksdiploma,s overeenkomstig het gestelde in tabel 1 behorende bij deze Bijlage.

3. Speciale opleiding

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 3.1 Naast de algemene opleiding als bedoeld in punt 2.3 dient het brandweerpersoneel zich te bekwamen in de specifieke kennis met betrekking tot de bestrijding van vliegtuigbranden, alsmede het redden van personen betrokken bij een vliegtuigongeval.

  • 3.2 Voor luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 1 en 2 dient het personeel mede belast met de repressieve brandweerdienst, tenminste jaarlijks in de gelegenheid te worden gesteld de specifieke brandweerkennis voor luchtvaartterreinen op peil te houden middels een daarvoor door de Minister van Verkeer en Waterstaat geaccepteerde opleiding.

  • 3.3 Voor de overige brandrisicoklassen dient, aansluitend op de verplichte modules, de module vliegtuigbrandbestrijding behorende bij het desbetreffende niveau, met goed gevolg te zijn afgesloten.

4. Examen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 4.1 Door de Minister van Verkeer en Waterstaat kan met betrekking tot de specifieke kennis en vaardigheid ten aanzien van het bestrijden van vliegtuigbranden voor personeel van luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 1 en 2 een bewijs van bekwaamheid worden afgegeven.

  • 4.2 Voor de overige brandrisicoklassen dient een examen ter beoordeling van de kennis en bedrevenheid van het brandweerpersoneel op luchtvaartterreinen in het bestrijden van vliegtuigbranden en het redden van mensenlevens conform de vigerende examenregelgeving die door het Ministerie van Binnenlandse Zaken voor het brandweerpersoneel is vastgesteld ter verkrijging van rijkscertificaten en rijksdiploma's.

5. Onderhouden van kennis en bedrevenheid

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

  • 5.1 De kennis en bedrevenheid van het brandweerpersoneel wordt geregeld door middel van lessen en oefeningen op een zo hoog mogelijk peil gehouden. De lessen en oefeningen bevatten tenminste de volgende onderwerpen:

    • a. vliegtuigkennis;

    • b. specifieke blusstoffen voor vliegtuigbrandbestrijding

    • c. specifiek materieel voor vliegtuigbrandbestrijding;

    • d. terreinkennis van het luchtvaartterrein en de onmiddellijke omgeving;

    • e. specifieke brandbestrijdingstechniek en tactiek;

    • f. de op het luchtvaartterrein geldende radioprocedures;

    • g. de van toepassing zijnde luchtvaartwetgeving.

  • 5.2 Indien het luchtvaartterrein ook 's nachts is opengesteld voor het luchtverkeer vinden ook 's nachts praktische oefeningen plaats.

  • 5.3 De exploitant van een luchtvaartterrein stelt een oefenprogramma voor het brandweerpersoneel vast, afgestemd op het soort en de hoeveelheid luchtverkeer, dat in de regel van het luchtvaartterrein gebruik maakt.

  • 5.4 De oefenfrequentie moet voldoende hoog zijn om te waarborgen, dat elk lid van de repressieve brandweerdienst:

    • a. bekwaam is in het uitvoeren van de hem toegewezen taken en functies in geval van een ongeval met een luchtvaartuig;

    • b. geoefend en bekwaam is in het gebruik van het materieel en de uitrusting ten behoeve van het bestrijden van brand en het redden van mensenlevens;

    • c. bekend is met de aan andere leden van zijn groep toegewezen taken voorzover dit voor de uitvoering van zijn eigen taak nodig is.

6. Minimale opleidingseisen voor brandweerpersoneel op luchtvaartterreinen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

Het personeel belast met de algehele leiding, de repressieve dienst en de minimale personele bezetting van de brandweer op een luchtvaartterrein dient te voldoen aan het gestelde in tabel 1 behorende bij deze bijlage.

Tabel 1. Minimale personele bezetting en opleidingsniveaus represieve brandweerdienst op een luchtvaartterrein.

Brandrisico klassen

Officier

Brandmeester

Onderbrandmeester1

Hoofdbrandwacht2

Brandwacht3

Certificaat

Totaal

1 en 2 geen geregelde diensten

-

-

-

-

-

24

2

1 en 2 geregelde diensten

-

-

-

-

15

1

2

3

-

-

-

16

2

-

3

4

-

7

1

1

2

-

4

5

-

8

1

1

2

-

4

6

9

1

-

2

4

-

7

7

10

1

-

2

4

-

7

8

111

1

-

3

6

-

11

9

112

1

-

3

6

-

11

N.B. De minimale bemanning van een blusvoertuig, bestemd voor vliegtuigbrandbestrijding, bedraagt twee personen.

Bijlage B. Brandweervoorzieningen; materieel

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

Brandrisicoklasse

Vliegtuig lengte in meters

Maximum rompbreedte in meters

Minimum hoeveelheid water voor schuimvorming in liters

Nevenblusstof

Blusvoertuigen

     

Type A

Type B

Poeder (kg)

CO₂ (kg)

 

Water

Afgifte cap. per minuut

Water

Afgifte cap. per minuut

1

0 tot 9

2

230

230

45

90

1

2

9 tot 12

2

670

550

90

180

1

3

12 tot 18

3

1200

900

135

270

1

4

18 tot 24

4

3600

2600

2400

1000

135

270

1

5

24 tot 28

4

8100

4500

5400

3000

180

360

1

6

28 tot 39

5

11800

6000

7900

4000

225

450

2

7

39 tot 49

5

18200

7900

12100

5300

225

450

2

8

49 tot 61

7

27300

10800

18200

7200

450

500

3

9

61 tot 76

7

36400

13500

24300

9000

450

900

3

  • 1 De brandrisicoklasse waarin een vliegtuig wordt ingedeeld is ten eerste afhankelijk van de lengte van dat vliegtuig en ten tweede van de rompbreedte. Indien de rompbreedte van het vliegtuig groter is dan de bij de lengte aangegeven maximum rompbreedte wordt het vliegtuig één klasse hoger ingedeeld.

  • 2 Het schuimvormend middel moet voldoen aan de kwalificaties zoals gesteld in bijlage C.

  • 3 Het schuimvormend middel op luchtvaartterreinen in de brandrisicoklassen 1 t/m 3 moeten ten alle tijden voldoen aan de kwalificatie van type B.

  • 4 De hoeveelheid water voor schuimvorming voor luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 3 t/m 9 mag bij gebruik van type A tot een totaal van 30% en de hoeveelheid water voor schuimvorming voor luchtvaartterreinen in de brandrisicoklasse 1 t/m 2 mag tot een totaal van 100% worden vervangen door een nevenblusmiddel.

  • 5 De vervangingswaarden die bij bovengenoemd punt 4 in acht moet worden genomen zijn: 1 liter water voor schuim kwaliteit A = 0,66 liter water voor schuim kwaliteit B = 1 kg bluspoeder = 2 kg CO2.

Bijlage C. Kwaliteit blusstoffen

[Regeling vervallen per 29-07-2004]

Overgenomen uit ICAO document:

Doc 9137-AN/898, Part 1

Airport Services Manual, Part 1

Rescue and Fire Fighting

Hoofdstuk 8: Extinguishing Agent Characteristics

Appendix 3: UNI 86 Foam Nozzle

  1. In het bezit van het certificaat module vliegtuigbrandbestrijding behorende bij het desbetreffende niveau ^ [1]
  2. In het bezit van het certificaat module vliegtuigbrandbestrijding behorende bij het desbetreffende niveau ^ [2]
  3. In het bezit van het certificaat module vliegtuigbrandbestrijding behorende bij het desbetreffende niveau ^ [3]
  4. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [4]
  5. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [5]
  6. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [6]
  7. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [7]
  8. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [8]
  9. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [9]
  10. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [10]
  11. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [11]
  12. Niveau personeel belast met de algehele leiding ^ [12]