Stcrt. 2009, 42, datum inwerkingtreding 05-03-2009, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van deze bijlage. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2009.
Handboek verantwoording cultuursubsidies instellingen 2009–2012 (inclusief musea en
sectorinstituten)
1. Inleiding
Het Handboek Verantwoording Cultuursubsidies Instellingen (het Handboek) is bedoeld
voor rechtspersonen (zowel aangewezen als niet aangewezen instellingen) die op grond
van de artikelen 4, 4a en 4b van de Wet op het specifiek cultuurbeleid een vierjaarlijkse
of jaarlijkse instellingssubsidie ontvangen. Als uw instelling een dergelijke subsidie
ontvangt, dient u over de besteding van de subsidie jaarlijks verantwoording aan de
Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: OCW) af te leggen. Dit is een
verplichting die geldt voor ieder boekjaar waarvoor subsidie is verleend.
Rapportage van de besteding van afzonderlijk ontvangen projectsubsidies vindt bij
voorkeur plaats door middel van uw reguliere jaarverantwoording.
Voor fondsen geldt het Handboek verantwoording cultuursubsidies fondsen als bedoeld
in artikel 4 onder c van de Wet op het specifiek cultuurbeleid.
Doel van de verantwoording
De verantwoording van uw instelling dient om na te gaan of de subsidie is besteed
aan het doel waarvoor deze is verstrekt. Ook wordt nagegaan of aan de eisen uit wetgeving
is voldaan en of de subsidievoorwaarden zijn nageleefd (rechtmatigheid). Daarnaast
bieden de kwantitatieve gegevens van instellingen belangrijke beleidsinformatie m.b.t.
ontwikkelingen in de sector.
Uitgangspunten voor de verantwoording
Uitgangspunten voor de verantwoording van de subsidie zijn uw geaccordeerde prestatieoverzicht
en meerjarenbegroting en de door de Minister van OCW verleende subsidie.
Met inachtneming van de bepalingen in de Wet Openbaarheid van Bestuur, kunnen de door
de instellingen geleverde verantwoordingsgegevens openbaar worden gemaakt.
Aanpassingen ten opzichte van het vorige handboek
Hieronder vindt u een overzicht van de wijzigingen ten opzichte van het handboek verantwoording
cultuursubsidies instellingen 2005–2008:
-
– De handboeken verantwoording cultuursubsidies musea en instellingen zijn geïntegreerd.
-
– Door nauwer aan te sluiten bij het Burgerlijk Wetboek 2 titel 9 en de Richtlijnen
voor de jaarverslaggeving (RJ) is het aantal specifieke voorschriften voor de inrichting
van de jaarrekening verminderd.
-
– Aanleveren van de verantwoordingsonderdelen dient elektronisch te geschieden,
-
– zie hiervoor de aanwijzingen op www.cultuursubsidie.nl
-
– Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie is indiening van een afzonderlijk
activiteitenverslag komen te vervallen. Dit kan omdat het bestuursverslag is uitgebreid
met een inzichtelijke kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in het
afgelopen jaar.
-
– Met uitzondering van instellingen met een vierjaarlijkse subsidie vallend onder het
mandaatbesluit FCP geldt voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie, ongeacht
de hoogte van het jaarlijkse subsidiebedrag, dat indiening van een accountantsverklaring
is vereist.
-
– Voor jaarsubsidies of projectsubsidies is een accountantsverklaring niet vereist als
het subsidiebedrag lager is dan € 125.000.
-
– Voor podiuminstellingen is de publieksinkomsteneis vervallen.
-
– Voor sectorinstituten is een afzonderlijk verantwoordingsmodel voor de functionele
exploitatierekening toegevoegd (model IId).
-
– Aan het model prestatieverantwoording zijn enkele nieuwe onderdelen toegevoegd
-
– Het controleprotocol en de modelaccountantsverklaring zijn aangepast.
-
– Jaarrekening:
-
• In de model exploitatierekening is onder directe inkomsten een aparte post opgenomen
voor de vermelding van sponsorinkomsten
-
• De post overige subsidies/bijdragen is gesplitst in een deel subsidies uit publieke
middelen en een deel bijdragen uit private middelen.
-
• Er is geen specifiek voorschrift meer voor de berekening van het bestemmingsfonds
OCW.
-
• Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van een projectsubsidie wordt
conform de RJ 221 opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte
schulden).
2. Verantwoording voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie
In het verantwoordingsproces wordt een onderscheid gemaakt tussen instellingen die
een éénjarige subsidie ontvangen en instellingen die een vierjaarlijkse subsidie ontvangen
(aangewezen- én niet aangewezen instellingen).
Binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar (vóór 1 mei) dient u de verantwoording
digitaal aan te leveren.
Mocht u naast een vierjaarlijkse instellingssubsidie een projectsubsidie ontvangen,
dan dient u rekening te houden met de aanwijzingen in Hoofdstuk 4 ‘verantwoording
projectsubsidie’.
De jaarlijkse verantwoording voor vierjaarlijkse subsidies bestaat uit drie onderdelen,
te weten: de jaarrekening, het bestuursverslag en de prestatieverantwoording. Daarnaast
voegt de accountant een aantal accountantsproducten toe.
Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie vallend onder het mandaatbesluit
FCP (fonds voor cultuurparticipatie, zie bijlage I) geldt dat als het ontvangen subsidiebedrag
(exclusief eventuele projectsubsidies) in enig jaar lager is dan € 125.000, geen accountantsverklaring
vereist is.
Jaarrekening
Uit de jaarrekening of de begeleidende brief dient te blijken dat de jaarrekening
door het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht) is goedgekeurd. De jaarrekening
omvat de volgende onderdelen:
-
– Balans
De balans dient opgesteld te worden volgens model I. Alle balansposten dienen te worden
toegelicht
-
– Functionele exploitatierekening
De functionele exploitatierekening dient opgesteld te worden volgens model II (At/m
D). In de toelichting op de modellen wordt aangegeven welke variant op uw instelling
van toepassing is. Op de functionele exploitatierekening geeft u een toelichting.
Aandachtspunt: Voor zover uw instelling nauwe banden onderhoudt met gelieerde rechtspersonen
die een noemenswaardige invloed op uw resultaat en/of het functioneren van uw instelling
hebben, is het in afwijking van het RJ, voor de verantwoording aan de Minister van
OCW niet verplicht de jaarrekeningen te consolideren. Wel dient u dan de jaarrekeningen
van deze gelieerde rechtspersonen mee te zenden, teneinde een goed en volledig inzicht
te krijgen in de financiële positie van uw instelling.
Bestuursverslag
Het bestuursverslag, bedoeld in artikel 24, vierde tot en met zevende lid, van het
Bekostigingsbesluit cultuuruitingen is zakelijk van aard en wordt ondertekend door
het bevoegd gezag (het bestuur of de Raad van Toezicht). Al dan niet in aanvulling
op elementen die zijn voorgeschreven in de RJ 640, bevat het bestuursverslag een toelichting
op de volgende onderwerpen:
-
– De samenstelling van het bestuur, de directie en eventueel de Raad van Toezicht
-
– Het exploitatieresultaat en de financiële positie van uw instelling.
-
– De realisatie van de voorgenomen prestaties.
-
– Een inzichtelijke kwalitatieve beschrijving van de verrichte activiteiten in het afgelopen
jaar en aan het einde van de subsidieperiode tevens een beschouwing over de vier kalenderjaren
gezamenlijk.
-
– De specifieke aandachtspunten genoemd in de subsidiebeschikking
-
– Zaken die een belangrijke invloed hebben – of gaan hebben – op het functioneren en
de continuïteit van uw instelling of op de positie van uw instelling binnen het bestel.
Aandachtspunt: Voor instellingen met een vierjaarlijkse subsidie kan een afzonderlijk
activiteitenverslag tijdens en aan het eind van de subsidieperiode achterwege blijven.
Prestatieverantwoording
Overeenkomstig artikel 35, vierde lid, van het Bekostigingsbesluit cultuuruitingen
(hierna Bekostigingsbesluit), dienen instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie
jaarlijks een prestatieverantwoording in. De prestatieverantwoording geeft een inzichtelijk
kwantitatief overzicht van de activiteiten die zijn verricht in het jaar waarop de
jaarrekening betrekking heeft, in relatie tot de voorgenomen activiteiten (prestatieoverzicht).
U voorziet uw prestatieverantwoording van een toelichting. De prestatieverantwoording
dient opgesteld te worden volgens het model III . U vermeldt in het model alleen de
kwantitatieve gegevens.
Accountantsproducten
De jaarlijkse verantwoording wordt conform artikel 37 van het Bekostigingsbesluit
door uw accountant voorzien van de volgende producten:
-
– De accountantsverklaring bij de jaarrekening
-
– Het rapport van bevindingen
-
– Het rapport van feitelijke bevindingen bij de prestatieverantwoording (COS4400).
Bij de Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen is in bijlage IIA het Controleprotocol Cultuursubsidies instellingen opgenomen. Onderdeel van dit protocol
is het verplichte model voor de accountantsverklaring. Wanneer de accountant een rapport
van feitelijke bevindingen heeft opgesteld omtrent de naleving van de subsidiebepalingen,
voegt u dat bij uw jaarverantwoording.
Matchingsregeling
De Tijdelijke regeling aanvulling eigen inkomsten cultuurinstellingen geldt voor instellingen
waaraan over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2012 een vierjaarlijkse subsidie is verleend,
en dus zowel voor instellingen met een vierjaarlijkse instellingssubsidie (artikel
4a van de wet), als voor aangewezen instellingen waaraan voor vier kalenderjaren subsidie
is verstrekt (artikel 4b van de wet). Instellingen als bedoeld in de artikelen 9k,
9m en 9n van de regeling, en instellingen waarvan het beheer door middel van het Mandaatbesluit
FCP is overgedragen aan de stichting Fonds voor cultuurparticipatie, zijn echter uitgezonderd.
Voor de wijze waarop in de periode 2009–2012 gerealiseerde extra eigen inkomsten kunnen
worden gematcht met subsidie van OCW, raadpleegt u de ‘Tijdelijke regeling aanvulling
eigen inkomsten cultuurinstellingen.’ U kunt hierover ook informatie vinden op www.cultuursubsidie.nl.
3. Verantwoording voor instellingen met een jaarlijkse subsidie
Bij de verantwoording jaarlijkse subsidies dient een onderscheid gemaakt te worden
op basis van het totale in het verantwoordingsjaar van OCW ontvangen subsidiebedrag
(zie hierna).
Binnen vier maanden na afsluiting van elk boekjaar (vóór 1 mei) dient u de verantwoording
digitaal aan te leveren. Zie hiervoor de aanwijzingen op www.cultuursubsidies.nl.
Mocht u naast de jaarlijkse instellingssubsidie een projectsubsidie ontvangen, dan
dient u tevens rekening te houden met de aanwijzingen in Hoofdstuk 4 ‘verantwoording
projectsubsidie’.
Jaarlijkse subsidie OCW hoger dan € 125.000
Als het van OCW ontvangen jaarlijkse subsidiebedrag (exclusief eventuele projectsubsidies)
hoger is dan € 125.000, bestaat de verantwoording uit twee onderdelen:
de jaarrekening en het activiteitenverslag. Daarnaast wordt de jaarlijkse verantwoording
voorzien van een aantal accountantsproducten.
-
– Jaarrekening en accountantsproducten
Zie Hoofdstuk 2 van dit handboek voor een toelichting op de jaarrekening en de accountantsproducten.
-
– Activiteitenverslag
Het activiteitenverslag (artikel 33 en 34 van het Bekostigingsbesluit) is vormvrij
en geeft (kwalitatief en kwantitatief) inzicht in de aard, duur en omvang van de in
het kader van de subsidiëring verrichte activiteiten. Het activiteitenverslag vergelijkt
verrichte activiteiten met de voorgenomen activiteiten uit het activiteitenplan.
Jaarlijkse subsidie OCW lager dan € 125.000
Als het van OCW ontvangen jaarlijkse subsidiebedrag (exclusief eventuele projectsubsidies)
lager is dan € 125.000, bestaat de verantwoording uit de volgende onderdelen:
het financieel verslag en het activiteitenverslag. Een accountantsverklaring is hier
niet vereist.
4. Verantwoording projectsubsidie
Voor het verantwoorden van een in enig jaar ontvangen geoormerkte projectsubsidie,
wordt onderscheid gemaakt tussen projectsubsidies die zijn toegekend aan instellingen
met een vierjaarlijkse- subsidie en instellingen met een jaarlijkse subsidie.
Binnen vier maanden na afronding van het project dient u de eindverantwoording digitaal
aan te leveren (artikel 33 Bekostigingsbesluit cultuuruitingen).
Projectsubsidie aan een instelling met vierjaarlijkse subsidie
Instellingen met een vierjaarlijkse subsidie nemen de eindverantwoording van de projectsubsidie
op in de reguliere jaarverantwoording. N.B. Voorwaarde hierbij is dat de einddatum
van het project is bepaald op het einde van een subsidiejaar. Een met een projectsubsidie
gefinancierd meerjarig project dient u in elke tussenliggende jaarverantwoording op
te nemen.
Het verslag van activiteiten van het project kunt u opnemen in het bestuursverslag.
De financiële verantwoording van een projectsubsidie vindt plaats in de reguliere
jaarrekening, op zodanige wijze dat de inkomsten en uitgaven met betrekking tot deze
activiteit afzonderlijk kunnen worden afgelezen.
Het aan het einde van het jaar nog niet bestede deel van de projectsubsidie wordt
conform de RJ 221 opgenomen op de balans als vooruitontvangen subsidie (onder de korte
schulden).
Indien de verantwoording van een project door middel van uw jaarrekening geschiedt,
hoeft u geen separate accountantsverklaring aan te leveren voor het project.
Projectsubsidie aan een instelling met jaarlijkse subsidie
Voor projectsubsidies die verstrekt zijn aan jaarlijkse instellingen wordt een onderscheid
gemaakt tussen projectsubsidies boven- en onder de € 125.000.
Als een van OCW ontvangen bedrag voor een projectsubsidie hoger is dan € 125.000,
bestaat de eindverantwoording uit de jaarrekening en het activiteitenverslag en een
aantal accountantsproducten (zie Hoofdstuk 3 bij ‘Jaarlijkse subsidie OCW hoger dan
€ 125.000’).
Als de projectsubsidie lager is dan € 125.000 bestaat de verantwoording uit het financieel
verslag en het activiteitenverslag (zie Hoofdstuk 3 bij ‘Jaarlijkse subsidie OCW lager
dan € 125.000)’.
Tenzij dit in de initiële beschikking anders is bepaald, dient u de verantwoording
van de projectsubsidie te integreren in de jaarlijkse verantwoording op een zodanige
wijze dat het project apart is af te lezen. N.B. Voorwaarde hierbij is dat de einddatum
van het project is bepaald op het einde van een subsidiejaar. Een met een projectsubsidie
gefinancierd meerjarig project neemt u in elke tussenliggende jaarverantwoording op.
Indien u een jaarrekening opstelt dient u het aan het einde van het jaar nog niet
bestede deel van de projectsubsidie conform de RJ 221 op te nomen op de balans als
vooruitontvangen subsidie (onder de korte schulden).
Aandachtspunt: Een instelling met een jaarlijks subsidiebedrag onder de € 125.000
én een projectsubsidie onder de € 125.000 behoeft dus geen accountantsverklaring te
overleggen, ook al zou het totale subsidiebedrag boven de € 125.000 uitkomen.
Aandachtspunt: De eindverantwoording van een (meerjarige) projectsubsidie boven de
€ 125.000 wordt in het laatste verantwoordingsjaar in ieder geval voorzien van een
accountantsverklaring.
5. Wetgeving en richtlijnen
De volgende wet- en regelgeving zijn van toepassing op de verantwoording:
-
• Burgerlijk wetboek, boek 2, titel 9
-
• Wet op het specifiek cultuurbeleid
-
• Bekostigingsbesluit cultuuruitingen
-
• Regeling subsidies en uitkeringen cultuuruitingen
U vindt deze documenten op de website www.minocw.nl, www.cultuursubsidie.nl of www.wetten.nl
Voor het opstellen van het jaarverslag zijn de Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving
van toepassing.
Krachtens artikel 35 (eerste lid) van het Bekostigingsbesluit, is Titel 9 van Boek
2 van het Burgerlijk Wetboek (BW 2 Titel 9) overeenkomstig van toepassing op deze
verantwoording, met dien verstande dat de winst- en verliesrekening vervangen wordt
door een exploitatierekening.
Artikel 35, tweede lid, van het Bekostigingsbesluit, laat aan de Minster ruimte om
bepalingen van BW 2 Titel 9 of onderdelen daarvan buiten toepassing te verklaren op
bepaalde instellingen of categorieën van instellingen. Op basis van deze bevoegdheid
zijn de afdelingen 1, 10, 11, 12, 14 en 15 van Boek 2 Titel 9 BW niet van toepassing
op de jaarlijkse verantwoording. Afdeling 7 is van toepassing met dien verstande dat
het jaarverslag wordt vervangen door een bestuursverslag conform art. 24 lid 4 t/m
7 van het Bekostigingsbesluit.
SICA
Uw internationale activiteiten kunt u melden aan de Stichting Internationale Culturele
Activiteiten (www.sica.nl) SICA is het instituut voor internationaal cultuurbeleid.
Als netwerk- en expertisecentrum adviseert SICA over alle aspecten van internationale
culturele activiteiten. SICA organiseert regelmatig publieksbijeenkomsten, bezoekersprogramma's
voor buitenlandse cultuurdeskundigen en publiceert ieder kwartaal het SICAmag.
Het Europees Cultureel ContactPunt (CCP) is onderdeel van de SICA en informeert over
het Europese financieringsprogramma Kaderprogramma Cultuur. Daarnaast is SICA de uitvoerende
organisatie voor de Netherlands China Arts Foundation. Ook voert SICA het secretariaat
van EUNIC Netherlands, de Nederlandse afdeling van de overkoepelende organisatie voor
nationale instituten voor cultuur van de Europese Unie.
6. Modellen voor de verantwoording
Model I voor de balans (alle instellingen)
|
Huidig boekjaar
|
Vorig boekjaar
|
ACTIVA
|
|
|
I
|
Immateriële vaste activa
|
|
|
II
|
Materiële vaste activa
|
|
|
III
|
Financiële vaste activa
|
|
|
Totale Vaste Activa
|
|
|
|
|
|
I
|
Voorraden
|
|
|
II
|
Totaal vorderingen
|
|
|
III
|
Effecten
|
|
|
IV
|
Liquide middelen
|
|
|
Totale Vlottende Activa
|
|
|
|
|
|
TOTALE ACTIVA
|
|
|
|
|
|
PASSIVA
|
|
|
I
|
Algemene reserve
|
|
|
II
|
Bestemmingsreserves
|
|
|
III
|
Bestemmingsfonds OCW
|
|
|
IV
|
Overige bestemmingsfondsen
|
|
|
Totale Eigen vermogen
|
|
|
|
Aankoopfonds¹ (alleen voor musea)
|
|
|
|
|
|
Totale Voorzieningen¹
|
|
|
|
|
|
Totale Langlopende Schulden¹
|
|
|
|
|
|
Totale Kortlopende schulden¹
|
|
|
|
|
|
TOTALE PASSIVA
|
|
|
¹ Bij deze posten staat het u vrij een specificatie te gebruiken naar eigen inzicht,
daarom zijn geen subposten vermeld.
Model IIA voor de functionele exploitatierekening (alle instellingen m.u.v. musea)
|
Huidig boekjaar
|
Begroting
|
Vorig boekjaar
|
BATEN
|
|
|
|
Directe opbrengsten
|
|
|
|
|
Publieksinkomsten
|
|
|
|
|
Sponsorinkomsten
|
|
|
|
|
Overige inkomsten
|
|
|
|
Indirecte opbrengsten
|
|
|
|
Totale Opbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidie OCW
|
|
|
|
Subsidie provincie
|
|
|
|
Subsidie gemeente
|
|
|
|
Overige subsidies/bijdragen
|
|
|
|
|
Subsidies uit publieke middelen
|
|
|
|
|
Bijdragen uit private middelen
|
|
|
|
|
Bijdragen van VSB-fonds
|
|
|
|
Totale Subsidies/Bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE BATEN
|
|
|
|
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
|
Beheerlasten personeel
|
|
|
|
Beheerlasten materieel
|
|
|
|
Totale Beheerlasten
|
|
|
|
|
|
|
|
Activiteitenlasten personeel
|
|
|
|
Activiteitenlijst materieel
|
|
|
|
Totale Activiteitenlasten
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE LASTEN
|
|
|
|
SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING
|
|
|
|
Saldo rentebaten/-lasten
|
|
|
|
Saldo bijzondere baten/lasten
|
|
|
|
EXPLOITATIERESULTAAT
|
|
|
|
Model IIB voor de categoriale exploitatierekening (alleen musea)
|
Huidig boekjaar
|
Begroting
|
Vorig boekjaar
|
BATEN
|
|
|
|
Directe opbrengsten
|
|
|
|
|
Publieksinkomsten
|
|
|
|
|
Sponsorinkomsten
|
|
|
|
|
Overige inkomsten
|
|
|
|
Indirecte opbrengsten
|
|
|
|
Totale Opbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidie OCW
|
|
|
|
|
Onderdeel huren
|
|
|
|
|
Onderdeel exploitatiebijdrage
|
|
|
|
Subsidie provincie
|
|
|
|
Subsidie gemeente
|
|
|
|
Overige subsidies/bijdragen
|
|
|
|
|
Subsidies uit publieke middelen
|
|
|
|
|
Bijdragen uit private middelen
|
|
|
|
|
Bijdragen van VSB-fonds
|
|
|
|
Totale Subsidies/Bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE BATEN
|
|
|
|
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
|
Salarislasten
|
|
|
|
Afschrijvingen
|
|
|
|
Huur
|
|
|
|
Aankopen
|
|
|
|
Overige lasten
|
|
|
|
TOTALE LASTEN
|
|
|
|
SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING
|
|
|
|
|
|
|
|
Saldo rentebaten/-lasten
|
|
|
|
Saldo bijzondere baten/lasten
|
|
|
|
Mutatie aankoopfonds
|
|
|
|
EXPLOITATIERESULTAAT
|
|
|
|
Model IIC voor de categoriale en functionele exploitatierekening (alleen musea)
Model IID voor de functionele exploitatierekening (alleen sectorinstituten)
|
Totaal
|
Internationale promotie
|
Educatie, Informatie, Reflectie
|
Waarderen en ontsluiten
|
Documentatie en Archivering
|
Afstemming en coördinatie
|
BATEN
|
|
|
|
|
|
|
Directe opbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Publieksinkomsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Sponsorinkomsten
|
|
|
|
|
|
|
|
Overige inkomsten
|
|
|
|
|
|
|
Indirecte opbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
Totale Opbrengsten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidie OCW
|
|
|
|
|
|
|
Subsidie provincie
|
|
|
|
|
|
|
Subsidie gemeente
|
|
|
|
|
|
|
Overige subsidies/bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
Subsidies uit publieke middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen uit private middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
Bijdragen van VSB-fonds
|
|
|
|
|
|
|
Totale Subsidies/Bijdragen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE BATEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
LASTEN
|
|
|
|
|
|
|
Beheerlasten personeel
|
|
|
|
|
|
|
Beheerlasten materieel
|
|
|
|
|
|
|
Totale Beheerlasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Activiteitenlasten personeel
|
|
|
|
|
|
|
Activiteitenlasten materieel
|
|
|
|
|
|
|
Totale Activiteitenlasten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE LASTEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SALDO UIT GEWONE BEDRIJFSVOERING
|
|
|
|
|
|
|
Saldo rentebaten/-lasten
|
|
|
|
|
|
|
Saldo bijzondere baten/lasten
|
|
|
|
|
|
|
EXPLOITATIERESULTAAT
|
|
|
|
|
|
|
Model III voor de prestatieverantwoording (1)
|
Huidig boekjaar
|
Voorgenomen prestaties
|
Vorig boekjaar
|
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
A. PODIUMKUNST-INSTELLINGEN
|
|
|
|
|
|
|
1. Producties/programma’s
|
|
|
|
|
|
|
|
– Nieuwe producties
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Reprises
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Voorstellingen/concerten
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de standplaats
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de eigen regio (buiten standplaats)
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de rest van Nederland
|
|
|
|
|
|
|
|
– In het buitenland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Schoolvoorstellingen/concerten
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de standplaats
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de eigen regio (buiten standplaats)
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de rest van Nederland
|
|
|
|
|
|
|
|
– In het buitenland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. Overige activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Educatieve activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Ballet- en operabegeleidingen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Anders, nl......
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
B: INTERNATIONALE FESTIVALS
|
|
|
|
|
|
|
1. Activiteiten voor algemeen publiek
|
|
|
|
|
|
|
|
– Voorstellingen/tentoonstellingen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Educatieve activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Anders, nl. ........................
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Activiteiten specifiek voor vakgenoten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Lezingen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Seminars, studiedagen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Workshops
|
|
|
|
|
|
|
|
– Netwerkbijeenkomsten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Showcases
|
|
|
|
|
|
|
|
– Anders, nl. ........................
|
|
|
|
|
|
|
Model III voor de prestatieverantwoording (2)
|
Huidig boekjaar
|
Voorgenomen prestaties
|
Vorig boekjaar
|
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
Aantal
|
Aantal bezoeken
|
C. PRODUCTIEHUIZEN
|
|
|
|
|
|
|
1. Producties/projecten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Producties
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Coproducties
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Onderzoeksprojecten
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
Betrokken (beginnende) makers
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Voorstellingen/concerten
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de standplaats
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de eigen regio (buiten standplaats)
|
|
|
|
|
|
|
|
– In de rest van Nederland
|
|
|
|
|
|
|
|
– In het buitenland
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Overige activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Workshops/Masterclasses
|
|
|
|
|
|
|
|
– Trainingen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Educatieve activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Discours en debat
|
|
|
|
|
|
|
|
– Gastvoorstell. van andere prod.huizen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
Huidig boekjaar
|
Voorgenomen prestaties
|
Vorig boekjaar
|
|
Aantal
|
Aantal
|
Aantal
|
D. PRESENTATIE-INSTELLINGEN
|
|
|
|
1. Tentoonstellingen
|
|
|
|
2. Bezoeken totaal
|
|
|
|
3. Bezoeken scholen
|
|
|
|
4. Lezingen
|
|
|
|
5. Publicaties
|
|
|
|
6. Anders, nl...........................
|
|
|
|
|
|
|
|
E. OVERIGE INSTELLINGEN
|
|
|
|
1. Evenementen
|
|
|
|
2. Cursussen
|
|
|
|
3. Bezoeken
|
|
|
|
4. Deelnemers
|
|
|
|
5. Gebruikers
|
|
|
|
6. Anders, nl............................
|
|
|
|
Model III voor de presentatieverantwoording (3)
|
Huidig boekjaar
|
Voorgenomen prestaties
|
Vorig boekjaar
|
|
Aantal
|
Aantal deelnemers
|
Aantal
|
Aantal deelnemers
|
Aantal
|
Aantal deelnemers
|
F . SECTORINSTITUTEN
|
|
|
|
|
|
|
1. (Inter)nationale promotie
|
|
|
|
|
|
|
|
– Internationale activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Nationale activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Bezoekersprogramma’s
|
|
|
|
|
|
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2. Educatie, informatie en reflectie
|
|
|
|
|
|
|
|
– Informatieverzoeken
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Conferenties/debatten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Educatieve activiteiten
|
|
|
|
|
|
|
|
– Publicaties
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Aantal unieke hits op de website
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3. Erfgoedtaken
|
|
|
|
|
|
|
|
– Verwervingsactiviteiten
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Presentaties/tentoonstellingen
|
|
|
|
|
|
|
|
– Waardering en ontsluiting
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
4. Documentatie en archivering
|
|
|
|
|
|
|
|
– Documentaire activiteiten
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
5. Afstemming en coördinatie
|
|
|
|
|
|
|
|
– Afstemmings- en coörd.activiteiten
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
XXX
|
|
– Anders, nl.....................
|
|
|
|
|
|
|
|
Huidig boekjaar
|
Voorgenomen prestaties
|
Vorig boekjaar
|
|
Aantal
|
Aantal
|
Aantal
|
G. MUSEA
|
|
|
|
1. Openingsuren
|
|
|
|
2. Bezoeken totaal
|
|
|
|
3. Bezoeken scholen
|
|
|
|
4. Anders, nl...................
|
|
|
|
7. Toelichting op de modellen
Toelichting op model I voor de balans
Algemeen
Het is niet toegestaan van model I af te wijken. Voor specificaties van de in het
model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften.
Vaste activa
Als u subsidie ontvangt voor investering in vaste activa, dan vindt verantwoording
van de subsidie niet plaats in de exploitatierekening. U neemt de investering op in
de balans.
De ontvangen subsidie neemt u op onder de Langlopende schulden met als subpost ‘Investeringssubsidie’.
Deze post ‘Investeringssubsidie’ valt vrij via de exploitatierekening, gelijk lopend
met de afschrijvingstermijn van de investering.
U kunt activa verkregen uit sponsoring activeren. De daarvoor verkregen sponsoring
neemt u – analoog aan de hierboven beschreven methode – op als subpost Sponsoring
onder de Langlopende schulden. Het is voor musea niet toegestaan collectieonderdelen
te activeren.
Vlottende activa
Alleen variabele voorbereidingslasten voor een activiteit (Onderhanden werk) die plaatsvindt
in een op het verslagjaar volgend boekjaar, kunnen worden geactiveerd. Het is niet
toegestaan personeelslasten en andere vaste lasten te activeren.
Eigen vermogen
Bij het maken van onderscheid tussen algemene reserve, bestemmingsreserves en bestemmingsfondsen
volgt u de voorschriften van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, RJ 640 (640.305-313).
De wijze waarop de resultaatbestemming aan een bestemmingsreserve of bestemmingsfonds
wordt toegerekend voorziet u van een toelichting.
Aankoopfondsen (musea)
De aankoopfondsen krijgen een afzonderlijke vermelding en maken geen deel uit van
het eigen vermogen.
Toelichting op model IIA/D voor de functionele exploitatierekening
Algemeen
Het is niet toegestaan van model IIA af te wijken behalve voor musea en sectorinstituten.
Voor deze twee typen instellingen gelden specifieke varianten (model IIB, IIC en IID).
Voor specificaties van de in het model vermelde hoofdposten gelden geen voorschriften.
Opzet voor model IIC (alleen voor musea)
Het voorgeschreven model IIC bestaat in grote lijnen uit een gecombineerde kostensoorten-
en kostenplaatsen overzicht. De in model IIB opgenomen baten en lasten neemt u over
in model IIC in de kolom Totaal. U rekent vervolgens de baten en lasten uit de kolom
Totaal toe aan de in het model opgenomen kostenplaatsen (lees museale functies). Bij
het toerekenen van de lasten houdt u rekening met de omschrijvingen van museale functies,
zoals vermeld in het betreffende hoofdstuk definities van museale functies. Het saldo
van de kolom Algemeen beheer rekent u ook toe aan de overige functies (zie de pijl
in het model).
Voor de verdeling van lasten en baten over de museale functies gebruikt u verdeelsleutels.
De controleerbaarheid ten aanzien van het gebruik van sleutels staat voorop. U formuleert
uw eigen sleutels, beschrijft en onderbouwt ze in de jaarrekening en hanteert ze consistent
over de jaren heen. Zoveel mogelijk kiest u voor objectieve gronden. Baten en lasten
die niet zijn toe te rekenen aan de museale functies vermeldt u in de kolom Algemeen
Beheer.
Opzet voor model IID (alleen voor sectorinstituten)
Het voorgeschreven model IID bestaat in grote lijnen uit een gecombineerde kostensoorten-
en kostenplaatsen overzicht. De in model IIA opgenomen baten en lasten neemt u over
in model IID in de kolom Totaal. U rekent vervolgens de baten en lasten uit de kolom
Totaal toe aan de in het model opgenomen kostenplaatsen (lees de 5 hoofdfuncties).
Voor de verdeling van lasten en baten over de 5 hoofdfuncties gebruikt u verdeelsleutels.
De controleerbaarheid ten aanzien van het gebruik van sleutels staat voorop.
U formuleert uw eigen sleutels, beschrijft en onderbouwt ze in de jaarrekening en
hanteert ze consistent over de jaren heen.
Begrotingskolom
Zorg ervoor dat cijfers in de kolom begroting overeenstemmen met de meerjarenbegroting
die de Minister heeft goedgekeurd of in geval van andere dan trendmatige wijzigingen
op die begroting, de meest recente begroting. In dat laatste geval geeft u een toelichting
op de wijzigingen op de oorspronkelijke begroting.
Baten
Bij vermelding van de Baten wordt onderscheid gemaakt tussen Opbrengsten, Subsidies
en Bijdragen. Onder Subsidies worden de subsidies van overheden en publieke fondsen
begrepen. Onder Bijdragen verantwoordt u de inkomsten uit private fondsen.
-
– Directe Opbrengsten
Onder de directe opbrengsten verantwoordt u alle inkomsten die in enige relatie staan
tot uw kernactiviteiten. U maakt onderscheid tussen publieksinkomsten, sponsorinkomsten
en overige inkomsten.
Publieksinkomsten zijn inkomsten die direct aan de publieksactiviteiten zijn gekoppeld, zoals kaartverkoop,
horeca tijdens uitvoeringen, verkoop van programma’s, beeld of geluiddragers, vergoedingen
voor radio- of t.v. -optredens, uitkoopsommen, auteursrecht en eventueel overige direct
aan het publiek gerelateerde inkomsten.
Sponsorinkomsten betreffen alle inkomsten uit sponsoring door ondernemingen. Sponsoring
wordt overeenkomstig de code cultuursponsoring gedefinieerd als de overeenkomst tussen
een onderneming (de sponsor) die geld en/of op geld waardeerbare prestaties levert,
en een culturele instelling of een organisator van een cultureel evenement (de gesponsorde),
die communicatiemogelijkheden, toegangskaarten en/of overige faciliteiten als tegenprestatie
levert in verband met de door de gesponsorde te verrichten culturele activiteit. Onder
sponsoring wordt niet verstaan reclame.
De overige inkomsten betreffen alle overige inkomsten die een directe relatie hebben met uw kernactiviteiten.
-
– Indirecte Opbrengsten
Indirecte opbrengsten zijn opbrengsten die geen of slechts een indirecte relatie hebben
met uw kernactiviteiten. U verantwoordt hier baten zoals verhuur onroerend goed, horeca
los van voorstellingen of vergoedingen voor het uitlenen van personeel.
Zie ook de opmerking onder saldo bijzondere baten/lasten.
-
– Subsidies OCW, provincie en gemeente
Vermeldt hier alle structurele subsidies die u uit deze bron ontvangt. Incidentele
subsidies vermeldt u onder overige subsidies.
-
– Overige subsidies/bijdragen
Onder subsidies uit publieke middelen geeft u een opsomming van alle overige subsidies, zowel van binnenlandse als buitenlandse
overheden als van fondsen die subsidie ontvangen van een overheid. Bepalend is of
de subsidie is verstrekt door of namens een overheid. Van het laatste is sprake als
de overheid invloed heeft op de verdeling van de subsidies. Het gaat om de volgende
categorieën:
-
1. subsidies die rechtstreeks zijn verstrekt door het Rijk (ministeries, agentschappen,
rijksdiensten), gemeenten, provincies of waterschappen;
-
2. subsidies die zijn verstrekt door een zelfstandig bestuursorgaan, zoals een cultuurfonds
(NFPK+, Fonds BKVB, NLPVF, Mondriaan Stichting, Stimuleringsfonds voor Architectuur,
Fonds voor de Letteren, Fonds voor Cultuurparticipatie, Nederlands Fonds voor de Film)
een gemeentelijk of provinciaal fonds (zoals het Amsterdams Fonds voor de Kunst);
-
3. subsidies die zijn verstrekt door (andere) organisaties met publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid
(zoals de Taalunie);
-
4. subsidies die zijn verstrekt door de Europese Unie, buitenlandse overheden of buitenlandse
publieke fondsen.
Subsidie van een publiek-privaat fonds wordt verantwoord als subsidie van een publiek
fonds. N.B. Loonkostensubsidies saldeert u met de kosten.
Onder bijdragen uit private middelen vermeldt u alle bijdragen van private fondsen alsook contributies, schenkingen, donaties
of legaten en bijdragen van vriendenstichtingen. Van de bijdrage die u ontvangt van
het VSB-fonds maakt u een afzonderlijke vermelding onder Bijdragen VSB-fonds.
Lasten
Onder de lasten maakt u onderscheid naar beheerslasten en activiteitenlasten.
-
– Beheerslasten
Tot de ‘beheerslasten’ worden gerekend alle personele en materiële lasten die samenhangen
met het beheer van uw organisatie (overheadlasten).
-
– Activiteitenlasten
Tot de ‘activiteitenlasten’ behoren lasten die direct samenhangen met de activiteiten
van uw instelling.
-
– Saldo bijzondere baten/lasten
Inkomsten die los staan van enig cultureel ondernemerschap zoals uitkeringen van verzekeringsmaatschappijen
of het afboeken van een voorziening, verantwoordt u onder saldo bijzondere baten/lasten.
Volg daarbij de actuele Richtlijnen van de Raad voor de jaarverslaggeving (RJ 270).
Toelichting op model III voor de prestatieverantwoording
Algemeen
Om inzicht te verwerven in de aard, omvang en bereik van uw activiteiten, specificeert
u de door uw instelling verrichte activiteiten en het bereik (bezoekers, gebruikers
of deelnemers) in het boekjaar volgens het voor uw instelling relevante deel van het
model III.
Activiteitensoorten die niet in het overzicht staan vermeld, dient u toe te voegen
onder overige activiteiten. Vermeld ook de resultaten uit het vorige boekjaar. In
de kolom voorgenomen prestaties staat het gemiddelde aantal prestaties per jaar vermeld
dat uw instelling in de periode 2009–2012 wil realiseren. Deze kolom komt overeen
met het door de Minister goedgekeurde prestatieoverzicht 2009–2012.
Wanneer de resultaten in het boekjaar naar soort en omvang afwijken van uw planning
(= kolom voorgenomen prestaties), voorziet u de verschillen van een toelichting. In
het bestuursverslag geeft u een reflectie op het resultaat en ziet u vooruit naar
de mogelijke consequenties voor toekomstige activiteiten.
A. Podiumkunstinstellingen (toneelgezelschappen, dansgezelschappen, operagezelschappen,
orkesten)
-
– Vermeld onder 1. Producties/programma’s het aantal verschillende producties of programma’s
voor het betreffende boekjaar en maak daarbij een onderscheid naar nieuwe producties
en reprises.
-
– Vermeld onder 2. Voorstellingen/concerten het totaal van de door uw instelling verrichte
reguliere uitvoeringen.
-
– Vermeld onder 3. Schoolvoorstellingen/-concerten alle besloten uitvoeringen die specifiek
op scholieren zijn gericht, ongeacht de speellocatie.
-
– Specifieke uitvoeringen, zoals orkestbegeleiding bij ballet-, opera- of kooruitvoeringen,
cd -opnames, besloten uitvoeringen of educatieve activiteiten vermeldt u onder 4.
Overige activiteiten.
-
– Onder eigen regio wordt verstaan het landsdeel van vestiging (Noord, Oost, Zuid, Midden
of West).
B. Internationale Festivals
-
– Vermeld onder 1. Activiteiten voor algemeen publiek de door uw instelling georganiseerde
activiteiten bedoeld voor een algemeen publiek, zoals tentoonstellingen of voorstellingen.
-
– Vermeld onder 2. Activiteiten voor vakgenoten de door uw instelling georganiseerde
activiteiten (bijvoorbeeld workshops, seminars) specifiek bedoeld voor de internationale
uitwisseling tussen makers.
-
– Filmscreenings voor professionals kunnen onder showcases worden opgenomen.
C. Productiehuizen
-
– Vermeld onder 1. Producties/projecten het aantal gerealiseerde producties, coproducties
en onderzoeksprojecten.
-
– Vermeld ook het totale aantal beginnende makers of makers in begeleidingstrajecten,
zoals regisseurs, choreografen, schrijvers, musici of componisten dat bij deze projecten
is betrokken.
-
– Onder 2. Voorstellingen/concerten vermeldt u het totaal aan uitvoeringen dat met deze
producties is gemoeid.
-
– Alle overige activiteiten vermeldt u onder het derde kopje. Vermeld hier ook het bereik
(gebruikers, deelnemers of bezoekers).
-
– Onder eigen regio wordt verstaan het landsdeel van vestiging (Noord, Oost, Zuid, Midden
of West).
D. Presentatie-instellingen
-
– Vermeld onder 1. Tentoonstellingen het aantal verschillende presentaties of tentoonstellingen
in een jaar.
-
– Onder 2. Bezoeken vermeldt u het totale aantal bezoeken inclusief het aantal bezoeken
van scholieren.
-
– Vermeld onder 3. Bezoeken scholen het totale aantal bezoekers vanuit scholen dat uw
instelling heeft bezocht.
E. Overige instellingen
Instellingen die niet tot een van de genoemde categorieën kunnen worden gerekend kunnen
hun kwantitatieve gegevens verantwoorden onder de rubriek E Overige instellingen (zoals
postacademiale en ontwikkelinstellingen). Voor zover niet in specifieke activiteitensoorten
is voorzien voegt u deze toe onder 6. Anders, nl...........
F. Sectorinstituten
Volg bij de kwantitatieve verantwoording van uw activiteiten de indeling volgens de
5 besteltaken. Vermeld de specifieke activiteiten die binnen uw instituut worden verricht
op de wijze zoals opgenomen in uw activiteitenplan of prestatieoverzicht. Vermeld
indien mogelijk ook het bereik in termen van aantal bezoekers, gebruikers of deelnemers.
-
– Bij 3. Erfgoedtaken wordt met Verwervingsactiviteiten gedoeld op activiteiten die
bijdragen aan een duurzaam behoud van relevant sectoraal erfgoed, waaronder (het bevorderen
van) aankopen (door derden) en schenkingen (aan derden).
-
– Bij 3. Erfgoedtaken worden met Waardering en ontsluiting de activiteiten bedoeld die
het sectorinstituut zelfstandig of met derden onderneemt om relevant sectoraal erfgoed
te identificeren en voor publiek toegankelijk te maken (incl. digitalisering en het
online aanbieden van collectie-informatie).
-
– Met 4. Documentaire activiteiten wordt gedoeld op het verzamelen van gegevens (statistische
en inhoudelijke gegevens) die relevant zijn om inzicht te verwerven in het functioneren
van de sector.
G. Musea
Vermeld onder openingsuren het aantal uren dat uw museum publiek toegankelijk is per
week. Vermeld onder bezoeken totaal het totaal aantal bezoeken per jaar.
Geef onder bezoeken scholen het totale aantal bezoekers vanuit scholen dat uw instelling
heeft bezocht.
Geef buiten dit model een rapportage van de stand van zaken met betrekking tot de
volgende onderwerpen: registratiegraad, registratiekwaliteit, collectieplan, veiligheidsplan,
de gratis toegankelijkheid (zie verplichtingen prestatieoverzicht) en uw eigen prestatieafspraken.
Definities van museale functies
Er worden drie museale functies onderscheiden naast het algemeen beheer. Deze functies
zijn onderverdeeld in zes taakgebieden. Hieronder treft u daarvan een korte omschrijving
ten behoeve van de toerekening van baten en lasten in model III.
-
– Publieksfunctie
Hieronder vallen alle werkzaamheden en uitgaven die rechtstreeks te maken hebben met
de taak van musea om het in het museum aanwezige cultureel erfgoed voor publiek toegankelijk
te maken. Betekenis geven is daarbij het kernbegrip.
-
a) Vaste opstelling
De vaste opstelling is dat deel van de collectie dat voor langere tijd wordt tentoongesteld en waarin binnen die termijn relatief weinig wijzigingen worden
aangebracht. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het vormgeven, onderhouden
en beheren van de vaste tentoonstelling worden aan deze functie toegerekend. Dat geldt
ook voor het onderzoek, de communicatie, marketing en educatieve programma’s die ten
behoeve van de ontsluiting van de vaste opstelling worden uitgevoerd.
-
b) Tijdelijke presentaties
De tijdelijke presentaties zijn alle opstellingen die voor kortere tijd worden geplaatst. Alle kosten en opbrengsten die verbonden zijn aan het ontwerpen,
vormgeven, opstellen, onderhouden en beheren van tijdelijke presentaties worden aan
deze functie toegeschreven. Dit is inclusief de kosten die zijn verbonden aan de voor
de presentatie verkregen bruiklenen. Dat geldt ook voor het onderzoek, de communicatie,
marketing en educatieve programma’s die ten behoeve van de ontsluiting van een tijdelijke
presentatie worden uitgevoerd.
-
– Collectiefunctie
Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden ten behoeve van het beheer van de
museale collectie.
-
c) Registratie en onderzoek
Aan deze functie worden de werkzaamheden en de kosten toegerekend die gemaakt zijn
in het kader van het onderzoek aan de eigen collectie ten behoeve van registratie,
restauratie en conservering. Doel is dat op elk gewenst moment eenduidig en volledig
inzicht kan worden verschaft in de collectie, inclusief de kwantitatieve en kwalitatieve
staat daarvan.
-
d) Conserveren en restaureren
Aan de functie conserveren en restaureren worden al die kosten toegerekend die worden
gemaakt voor het restaureren en conserveren van de collectie, zowel in de opstellingen
als in depot of opslag. Ook alle kosten die worden gemaakt om de collectie kwalitatief
op niveau te houden, worden toegerekend aan deze functie.
-
e) Verwerving en afstoten
De ten behoeve van verwerving en afstoting gemaakte kosten voor werkzaamheden, transport
en eventueel de aankoopsom, worden aan deze functie toegerekend.
-
– Wetenschappelijke functie
Hieronder vallen alle kosten die gemaakt worden om de door het museum beheerde collectie
in de brede context van het cultureel erfgoed te positioneren.
-
f) Onderzoek en documentatie
Aan deze functie worden de kosten toegerekend voor onderzoek dat de eigen collectie
in breder verband plaatst, wetenschappelijk onderzoek in algemene zin en bijvoorbeeld
de uitgave van bestandscatalogi. Ook de kosten en opbrengsten van documentatiecentrum
en bibliotheek worden onder deze functie gevat.
-
– Lasten algemeen beheer
Tot de lasten in de kolom ‘Algemeen beheer’ worden gerekend alle personele en materiële
lasten die samenhangen met het beheer van uw organisatie (overhead).
8. Bijlage I Instellingen ressorterend onder het mandaatbesluit FCP
-
1 Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) (RACM)
-
2 Stichting Bekijk ’t
-
3 Stichting Allaboutus Film Factory
-
4 Stichting Buitenkunst
-
5 Stichting Davina van Wely
-
6 Stichting De Grote Prijs van Nederland
-
7 Stichting De Noorderlingen
-
8 Stichting Don't Hit Mama
-
9 Stichting Euro+Songfestival
-
10 Stichting Hal Vier (Digital-playground)
-
11 Stichting Interart
-
12 Stichting Jeugdorkest Nederland
-
13 Stichting Kinderkunsthal Rotterdam, Villa Zebra
-
14 Stichting Koorbegeleidingen
-
15 Stichting Meer-Doen-met-Cultuur (De Kunstbende)
-
16 Stichting Nationaal Jeugd Orkest
-
17 Stichting Open Monumentendag
-
18 Stichting Orlando Festival
-
19 Stichting PopSport
-
20 Stichting Prinses Christina Concours
-
21 Stichting Ricciotti Ensemble
-
22 Stichting Rotterdams Wijktheater
-
23 Stichting Theatergroep DOX
-
24 Stichting Toneelbegeleidingsgroep STUT
-
25 Stichting Vioolprijs Iordens-Baronesse Sweets de Landas
-
26 Stichting Vocaal Talent Nederland
-
27 Stichting WMC Kerkrade
-
28 SWING- Landelijke Stichting Promotie Muziekimprovisatie