Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag

Geraadpleegd op 14-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2004.
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2004

Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag

Hoofdstuk II. Grondwaterbelasting

Artikel 2

  • 1 De watermeters, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit, worden geplaatst in aansluiting op een recht gedeelte van de pijpleiding zodanig dat de lengte van het rechte gedeelte vóór de meter minimaal tienmaal de nominale doorsnede van de pijpleiding bedraagt en de lengte van het rechte gedeelte ná de meter minimaal vijfmaal de nominale doorsnede van de pijpleiding bedraagt.

  • 2 Op verzoek van de houder van een inrichting kan de inspecteur onder nader te stellen voorwaarden toestaan dat plaatsing van watermeters op de wijze als aangegeven in het eerste lid, achterwege blijft, indien om technische dan wel financiële redenen niet in redelijkheid plaatsing op die wijze kan worden gevergd.

Artikel 3

  • 1 De houder van een inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c, van de wet, houdt dagelijks op een meetstaat aantekening van de hoeveelheden onttrokken grondwater en geïnfiltreerd water, gespecificeerd naar meter en winningspunt.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde meetstaat behelst in ieder geval:

    • a. gegevens ter identificatie van de meter;

    • b. de datum van opname en de stand van de meter;

    • c. de onttrekking en infiltratie sinds de vorige opname van de meter;

    • d. voorvallen die van invloed zijn of kunnen zijn op de meting (onder opgave van de datum).

  • 3 De inspecteur kan op verzoek de houder van een inrichting bij voor bezwaar vatbare beschikking toestaan de in het eerste lid bedoelde aantekeningen anders in te richten dan wel de in het eerste lid bedoelde hoeveelheden niet dagelijks aan te tekenen. De inspecteur kan aan die toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 4

In de vergunning, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van het besluit, kan de inspecteur nadere voorwaarden stellen met betrekking tot de administratie, de wijze waarop het spoelwater wordt geregistreerd alsmede met betrekking tot de bescheiden die bij het verzoek om teruggaaf moeten worden overgelegd.

Hoofdstuk IIa. Belasting op leidingwater

Artikel 4a

  • 1

Voor de toepassing van artikel 11c, tweede lid, van de wet wordt een gedeelte van een maand als een hele maand aangemerkt bij aanvang van de verbruiksperiode vóór de zestiende dag van de kalendermaand en bij einde van de verbruiksperiode na de vijftiende dag van de kalendermaand.

  • 2

Toepassing van het eerste lid kan achterwege blijven indien een gedeelte van een maand in aanmerking wordt genomen naar evenredigheid van het aantal dagen.

  • 3

De verklaring, bedoeld in artikel 11c, derde lid, van de wet, wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • a. de dagtekening;

  • b. naam en adres van de exploitant;

  • c. naam en adres van de leverancier;

  • d. het aantal alsmede een omschrijving van de onroerende zaken met plaatselijke en kadastrale aanduiding, die gemiddeld op de installatie zijn aangesloten.

Artikel 4b

  • 1

Uit de administratie van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 11d, van de wet, dient te blijken hoe het voorschotbedrag, bedoeld in artikel 11f, eerste lid, onderdeel a, van de wet, kan worden herleid naar de hoeveelheid leidingwater en hoe het voorschotbedrag is opgebouwd.

  • 2

Indien de verrekening, bedoeld in artikel 11f, derde lid, van de wet, leidt tot een lager bedrag dan over de verbruiksperiode aan belasting is voldaan, wordt het verschil in mindering gebracht op de aangifte over het tijdvak waarin de eindfactuur is uitgereikt.

Artikel 4c

De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van belasting als bedoeld in artikel 11i, eerste lid, van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

Artikel 4d

In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 11j, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

  • a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;

  • b. naam en adres van de verbruiker;

  • c. naam en adres van de leveranciers;

  • d. de hoeveelheid leidingwater waarvoor teruggaaf wordt verzocht per leverancier;

  • e. de periode van levering van het leidingwater;

  • f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.

Artikel 4e

De administratie van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 11d van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen met betrekking tot:

  • a. de hoeveelheid leidingwater die is geleverd;

  • b. de belasting begrepen in voorschotnota's en voorschotbedragen;

  • c. de belasting begrepen in eindfacturen;

  • d. de belasting begrepen in facturen;

  • e. het aantal aansluitingen voor leidingwater;

  • f. de periode van aansluiting;

  • g. het aantal malen dat de bovengrens is toegepast;

  • h. de evenredige toedeling van de bovengrens bij afwijkende verbruiksperioden;

  • i. het eigen verbruik;

  • j. de contracten ten aanzien van de onbemeterde aansluitingen;

  • k. de toepassing van de regeling, bedoeld in artikel 11c, derde lid, van de wet;

  • l. de toepassing van de vrijstelling, bedoeld in artikel 11h, eerste lid, van de wet.

Hoofdstuk III. Afvalstoffenbelasting

Artikel 5

  • 1 Het gewicht van de in artikel 13, eerste lid, van de wet bedoelde afvalstoffen wordt onder verantwoordelijkheid van de houder van een afvalverwerkingsinrichting onmiddellijk vóór dan wel aansluitend op de afgifte bepaald in kilogrammen door weging met een weegwerktuig als bedoeld in de IJkwet.

  • a. bij afgifte vanuit een geijkt middel van transport volgens de formule:

    m

    — rhow

    x rhova.st x V x 1,25

    v

    rhova.st

    — rhow

    waarbij

    • rhow voorstelt: de dichtheid van het water in ton/m³;

    • rhova.st voorstelt: de dichtheid van de vaste stof in ton/m³;

    • m voorstelt: de gemeten massa van de baggerspecie in ton;

    • V voorstelt: het gemeten volume van de baggerspecie in m³;

  • b. bij afgifte waarbij uitsluitend sprake is van hydraulisch transport volgens de formule:

    rhositu x V

    waarbij

    • rhositu voorstelt: de in situ dichtheid van de aangeboden baggerspecie in ton/m³;

    • V voorstelt: het volume van de aangeboden baggerspecie in m³.

  • 3 Indien geen waarden bekend zijn voor rhowen rhova.st, wordt in afwijking van het tweede lid, onderdeel a, het gewicht van de baggerspecie bepaald volgens de formule: (1,606 x (m - V)) x 1,25.

  • 4 De volumieke massa van de aangevoerde afvalstoffen wordt bepaald door het gewicht van de afvalstoffen te delen door het met het registratienummer van de container, kipwagen of het vaartuig corresponderende volume.

Artikel 5a

De vrijstelling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel a, van de wet, is van toepassing indien:

  • a. voor de verwijdering van de baggerspecie een ontheffing is verleend krachtens de Wet verontreiniging zeewater;

  • b. in de ontheffing de voorwaarde is opgenomen, dat de baggerspecie voldoet aan de normering 'uniforme gehaltetoets verspreiding baggerspecie in zoute wateren' uit de Vierde Nota Waterhuishouding, en

  • c. de houder van de inrichting beschikt over een afschrift van de ontheffing.

Artikel 5aa

De vrijstelling, bedoeld in artikel 17, eerste lid, onderdeel b, van de wet, is van toepassing indien:

  • a. het een inrichting betreft waarop bijlage I, categorie 28.3, onderdeel f, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer van toepassing is;

  • b. voor de verwijdering van de baggerspecie een vergunning is verleend krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

  • c. in de vergunning de voorwaarde is opgenomen, dat de baggerspecie behoort tot de klasse 0, 1 of 2 overeenkomstig de classificatie krachtens de Vierde Nota Waterhuishouding dan wel dat de baggerspecie voldoet aan de normering 'uniforme gehaltetoets verspreiding baggerspecie in zoute wateren' uit de Vierde Nota Waterhuishouding, en

  • d. de houder van de inrichting beschikt over een afschrift van de vergunning.

Artikel 5ab

  • 1 Het tarief, bedoeld in artikel 18, tweede lid, van de wet vindt slechts toepassing op de afvalstoffen als bedoeld in artikel 18, tweede lid, onderdeel e, van de wet indien de aanbieder van de afvalstoffen aan de houder van een afvalverwerkingsinrichting een ondertekende verklaring afgeeft waarin wordt aangegeven de hoeveelheid aangeboden afvalstoffen en het productieproces waarvan de afvalstoffen afkomstig zijn.

  • 2 Indien de afvalstoffen niet worden aangeboden door de producent, wordt de verklaring, bedoeld in het eerste lid, zowel door de producent als door de vervoerder ondertekend.

Artikel 5b

  • 1 De administratie van de houder van de afvalverwerkingsinrichting is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen met betrekking tot:

    • a. de aanbieders van de aangeboden partij afvalstoffen;

    • b. het gewicht per partij afval;

    • c. de verklaring als bedoeld in artikel 5a, eerste lid.

  • 2 In afwijking in zoverre van het eerste lid, is de administratie van de houder van een inrichting waar baggerspecie ter verwijdering wordt afgegeven zodanig ingericht dat daarin per partij op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen met betrekking tot:

    • a. de herkomst van de baggerspecie;

    • b. de wijze waarop de baggerspecie is aangeboden;

    • c. het zandgehalte van de baggerspecie;

    • d. de hoeveelheid zand alsmede het residu van de reiniging van baggerspecie;

    • e. de dichtheid van het water in de baggerspecie;

    • f. de dichtheid van de vaste stof van de baggerspecie;

    • g. de gemeten massa van de baggerspecie;

    • h. het gemeten volume van de baggerspecie.

  • 3 Bij afgifte van baggerspecie waarbij uitsluitend sprake is van hydraulisch transport wordt, in afwijking van het tweede lid, de administratie van de houder van een inrichting waar baggerspecie wordt afgegeven zodanig ingericht dat daarin per partij op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen met betrekking tot:

    • a. de herkomst van de baggerspecie;

    • b. de wijze waarop de baggerspecie is aangeboden;

    • c. het zandgehalte van de baggerspecie;

    • d. de hoeveelheid zand alsmede het residu van de reiniging van baggerspecie;

    • e. de in situ dichtheid van de baggerspecie;

    • f. het volume van de aangeboden baggerspecie.

Artikel 5c

Voor de toepassing van artikel 18, tweede lid, onder e, van de wet worden aangewezen residuen afkomstig van vertical technology (VERTEC) voor het reinigen van zuiveringsslib, regeneratiezandstof dat vrijkomt bij het stralen van voorwerpen of bij het vervaardigen van zandvormen in het productieproces van aluminium- en ijzergieterijen en residuen afkomstig van installaties voor het verbranden van specifiek ziekenhuisafval.

Artikel 6

In de vergunning, bedoeld in artikel 6 van het besluit, kan de inspecteur nadere voorwaarden stellen met betrekking tot de administratie, het volgen van de afvalstromen, de gewichtsbepaling van de afvalstoffen, alsmede met betrekking tot de bescheiden die bij het verzoek om teruggaaf dienen te worden overgelegd.

Artikel 6a

Voor de toepassing van artikel 18b, eerste lid, van de wet kan de inspecteur per inrichting en per stof, preparaat of ander product een factor vaststellen waarmee het gewicht wordt vermenigvuldigd ten behoeve van de berekening van het terug te geven bedrag aan belasting.

Artikel 6b

De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van belasting als bedoeld in artikel 18c, eerste lid, van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

Hoofdstuk IV. Brandstoffenbelasting

Artikel 7b

De verklaring, bedoeld in artikel 6c, eerste lid, van het besluit, wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • a. de dagtekening;

  • b. naam en adres van de exploitant;

  • c. naam en adres van de leverancier;

  • d. de hoeveelheid kolen waarvoor vrijstelling wordt verleend;

  • e. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

Artikel 8

  • 1 De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van belasting als bedoeld in de artikelen 27 en 28 van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 2 In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. naam en adres van de leverancier;

    • d. de hoeveelheid kolen waarvoor teruggaaf wordt verzocht;

    • e. de periode van levering van de kolen;

    • f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.

Hoofdstuk IVa. Energiebelasting

Artikel 8a

De herleiding van feitelijke hoeveelheden halfzware olie en gasolie tot hoeveelheden bij een temperatuur van 15° C geschiedt op de voet van artikel 14 van de Uitvoeringsregeling accijns.

Artikel 8aa

  • 1 Voor de toepassing van artikel 36a, eerste lid, onderdeel k, van de wet worden producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw, met inbegrip van plantaardige en dierlijke stoffen, de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede industrieel en huishoudelijk afval met een aandeel onvermijdbare kunststoffen en ander materiaal van lang-cyclisch organische oorsprong van ten hoogste 3 massaprocent per partij geacht geheel biologisch afbreekbaar te zijn.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt als partij aangemerkt de op basis van één specificatie geleverde hoeveelheid materiaal die voor controle op het aandeel onvermijdbare kunststoffen en ander materiaal van lang-cyclisch organische oorsprong door degene die het materiaal gebruikt voor de opwekking van elektriciteit gedurende een door hem vastgestelde periode als eenheid wordt aangemerkt en als zodanig identificeerbaar is.

Artikel 8ab

  • 1 De in artikel 36c, derde lid, van de wet bedoelde uitzondering ter zake van leveringen van elektriciteit aan degene die op zijn beurt leveringen via een aansluiting aan de verbruiker verricht, is van toepassing indien degene aan wie die elektriciteit wordt geleverd een verklaring heeft overgelegd aan de leverancier dat hij leveringen via een aansluiting aan de verbruiker verricht.

  • 2 De verklaring, bedoeld in het eerste lid, wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van degene die op zijn beurt leveringen via een aansluiting aan de verbruiker verricht;

    • c. naam en adres van de leverancier;

    • d. de hoeveelheid elektriciteit waarop de uitzondering betrekking heeft;

    • e. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

  • 3 Degene aan wie met toepassing van de uitzondering, bedoeld in artikel 36c, derde lid, van de wet elektriciteit wordt geleverd, dient:

    • a. zijn administratie zodanig in te richten dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de heffing van de energiebelasting van belang zijnde bedrijfshandelingen;

    • b. met behulp van elektriciteitsmeters de hoeveelheid elektriciteit te meten die wordt betrokken voor verbruik als bedoeld in artikel 36c, vierde lid, van de wet.

Artikel 8b

  • 1 Voor de toepassing van artikel 36j, derde lid, van de wet wordt een gedeelte van een maand als een hele maand aangemerkt bij aanvang van de verbruiksperiode vóór de zestiende dag van de kalendermaand en bij einde van de verbruiksperiode na de vijftiende dag van de kalendermaand.

  • 2 Toepassing van het eerste lid kan achterwege blijven indien een gedeelte van een maand in aanmerking wordt genomen naar evenredigheid van het aantal dagen.

Artikel 8c

Op de administratie van de fiscaal vertegenwoordiger, bedoeld in artikel 36e, vierde lid, van de wet is artikel 8j van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8d

  • 3 Indien de verrekening, bedoeld in artikel 36h, vijfde lid, van de wet, leidt tot een lager bedrag dan over de verbruiksperiode aan belasting is voldaan, wordt het verschil in mindering gebracht op de aangifte over het tijdvak waarin de eindfactuur is uitgereikt.

Artikel 8e

  • 1

Ter zake van de uitslag en de invoer van halfzware olie, gasolie en vloeibaar gemaakt petroleumgas vindt het tarief, bedoeld in artikel 36i, derde lid, van de wet, toepassing bij wijze van teruggaaf van belasting aan de tuinbouwer die de minerale oliën gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten.

  • 2 De teruggaaf geschiedt op verzoek van de tuinbouwer en bedraagt de aan hem wegens levering van de minerale oliën in rekening gebrachte belasting.

  • 3 Het verzoek om teruggaaf wordt gedaan binnen dertien weken na afloop van het kalenderkwartaal waarin de minerale oliën zijn ontvangen.

  • 4 In het verzoek om teruggaaf worden vermeld:

  • a. het kwartaal waarover teruggaaf wordt verzocht;

  • b. naam en adres van de tuinbouwer;

  • c. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht;

  • d. de datum van levering van de minerale oliën;

  • e. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd;

  • f. de verklaring dat de tuinbouwer de minerale oliën ter zake waarvan teruggaaf wordt gevraagd gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten.

  • 5

Bij het verzoek om teruggaaf worden de aankoopfacturen overgelegd van de in het verzoek om teruggaaf vermelde hoeveelheid minerale oliën waarvoor teruggaaf wordt verzocht.

Artikel 8f

  • 1 Ter zake van de levering van aardgas vindt het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, vierde lid, van de wet, slechts toepassing indien die levering geschiedt aan een tuinbouwer en mits de leverancier per aansluiting een door de tuinbouwer ondertekende verklaring kan overleggen waaruit blijkt dat deze het aardgas gebruikt voor verwarming ter bevordering van het groeiproces van tuinbouwprodukten, en waarin voorts zijn vermeld:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van de afnemer;

    • c. naam en adres van de leverancier;

    • d. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde verklaring heeft betrekking op al het per aansluiting in het kalenderjaar door de leverancier aan de tuinbouwer te leveren aardgas; indien slechts een deel van dat aardgas wordt gebruikt voor het in het eerste lid vermelde doel, wordt dit in de verklaring vermeld en wordt de omvang van dit doel vermeld.

  • 3 De verklaring, bedoeld in artikel 8ab, eerste lid, van het besluit wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. naam en adres van de leverancier;

    • d. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

  • 4 De verklaring, bedoeld in artikel 8ab, vierde lid, van het besluit, wordt ondertekend en bevat ten minste:

    • a. naam en adres van de leverancier;

    • b. naam en adres van de belastingplichtige;

    • c. het tijdvak waarop de verklaring betrekking heeft;

    • d. de hoeveelheid elektriciteit waarop de garanties van oorsprong, die de belastingplichtige in het tijdvak heeft gebruikt voor de toepassing van artikel 36i, zesde lid, van de wet, betrekking hebben.

  • 5 Ter zake van de levering van elektriciteit, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, van de wet, vindt het aldaar bedoelde schijventarief slechts toepassing indien de leverancier ter zake van die levering een contract kan overleggen waarin zijn vermeld:

    • a. de dagtekening;

    • b. naam en adres van de afnemer;

    • c. naam en adres van de leverancier;

    • d. de periode waarop het contract betrekking heeft;

    • e. de hoeveelheid en de prijs van de te leveren elektriciteit, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, van de wet.

  • 6 Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing op het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, zevende lid, van de wet, ter zake van de levering van stortgas, rioolwaterzuiveringsgas of biogas.

Artikel 8h

De verklaring, bedoeld in artikel 8b, eerste, derde en vierde lid, van het besluit, wordt ondertekend en bevat ten minste:

  • a. de dagtekening;

  • b. naam en adres van de exploitant;

  • c. naam en adres van leverancier;

  • d. het kalenderjaar waarop de verklaring betrekking heeft.

Artikel 8i

  • 1

In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, eerste lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

  • a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;

  • b. naam en adres van de verbruiker;

  • c. de hoeveelheid en de soort minerale olie waarvoor teruggaaf wordt verzocht;

  • d. de datum van levering van de minerale oliën;

  • e. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd;

  • f. de verklaring dat de minerale oliën ter zake waarvan teruggaaf wordt gevraagd, voor eigen verbruik zijn betrokken.

  • 2 De administratie van degene die het in het eerste lid bedoelde verzoek om teruggaaf indient, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

  • 3 In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, derde lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. de verbruiksperiode waarop het verzoek betrekking heeft;

    • b. naam en adres van de gebruiker van de onroerende zaak;

    • c. naam en adres van de exploitant van de installatie voor blokverwarming;

    • d. de hoeveelheid warmte die in de verbruiksperiode is verbruikt;

    • e. de stand van de warmtehoeveelheidsmeter aan het begin en aan het einde van de verbruiksperiode.

  • 4 In de afrekening, bedoeld in artikel 8c, vijfde lid, van het Uitvoeringsbesluit, worden vermeld de totale hoeveelheid warmte die in het blokverwarmingscomplex is verbruikt in de verbruiksperiode waarop het verzoek om teruggaaf betrekking heeft, alsmede het aandeel van de gebruiker daarin.

  • 5 In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, vijfde lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. naam en adres van de leveranciers;

    • d. de hoeveelheden aardgas en elektriciteit waarvoor teruggaaf wordt verzocht;

    • e. de periode van levering van aardgas en elektriciteit;

    • f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.

  • 6 De administratie van degene die het in het vijfde lid bedoelde verzoek om teruggaaf indient, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

Artikel 8j

De administratie van de belastingplichtige, bedoeld in artikel 36e, tweede lid, van de wet, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen met betrekking tot:

  • a. de hoeveelheden aardgas, overige gassen en elektriciteit die zijn geleverd;

  • b. de belasting begrepen in voorschotnota's en voorschotbedragen;

  • c. de belasting begrepen in eindfacturen;

  • d. de belasting begrepen in facturen;

  • e. het aantal aansluitingen voor aardgas, overige gassen en elektriciteit;

  • f. de periode van aansluiting;

  • g. het aantal malen dat de belastingvermindering is toegepast;

  • h. de evenredige toedeling van belastingverminderingen bij afwijkende verbruiksperioden;

  • i. het eigen verbruik;

  • j. de contracten ten aanzien van de onbemeterde aansluitingen;

  • k. de toepassing van de in artikel 36c, derde lid, van de wet bedoelde uitzondering ter zake van leveringen van elektriciteit aan degene die op zijn beurt leveringen via een aansluiting aan de verbruiker verricht;.

  • l. de toepassing van het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, vierde lid, van de wet;

  • m. de toepassing van de vrijstellingen, bedoeld in artikel 36k, eerste, derde en vierde lid, van de wet;

  • n. de toepassing van het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, eerste lid, onderdelen d en g, van de wet;

  • o. de toepassing van het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, zesde lid, van de wet;

  • p. de toepassing van het schijventarief, bedoeld in artikel 36i, zevende lid, van de wet.

Artikel 8ja

  • 1 De teruggaafregeling, bedoeld in artikel 36l, zevende lid, van de wet, is eveneens van toepassing met betrekking tot aardgas en elektriciteit, gebruikt in onroerende zaken die hoofdzakelijk in gebruik zijn bij een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, eerste en derde volzin, van de wet, mits

    • a. de instelling beschikt over notarieel verleden statuten waaruit de doelstelling blijkt en deze desgevraagd worden overgelegd;

    • b. de feitelijke werkzaamheden van de instelling overeenkomen met de doelstelling en de instelling zulks ook verklaart;

    • c. de over te leggen eindfactuur op naam staat van de instelling die het verzoek om teruggaaf doet;

    • d. de instelling verklaart dat zij niet of slechts in beperkte mate werkzaam is op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs;

    • e. de instelling verklaart dat zij niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen dan wel daarvan is vrijgesteld;

    alsmede, indien het een instelling als bedoeld in artikel 36l, elfde lid, derde volzin, betreft:

    • f. de werkzaamheden van de instelling nagenoeg geheel worden verricht door natuurlijke personen om niet of naar een loon dat in belangrijke mate lager is dan hetgeen in het economische verkeer gebruikelijk is.

Artikel 8jb

  • 2 In het verzoek om teruggaaf, bedoeld in artikel 36l, twaalfde, dertiende of veertiende lid, van de wet, worden de volgende gegevens vermeld:

    • a. het tijdvak waarover teruggaaf wordt verzocht;

    • b. naam en adres van de verbruiker;

    • c. naam en adres van de leveranciers;

    • d. de hoeveelheid en het soort product waarvoor teruggaaf wordt verzocht per leverancier;

    • e. de periode van levering van het product;

    • f. het bedrag aan belasting dat wordt teruggevraagd.

Artikel 8jc

De administratie van degene die verzoekt om teruggaaf van belasting als bedoeld in artikel 36m, eerste lid, van de wet, is zodanig ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle voor de vaststelling van het bedrag van de teruggaaf van belang zijnde gegevens zijn opgenomen.

Artikel 8l

  • 1

De administratie van een installatie waarin zuivere biomassa zodanig wordt verwerkt dat daaruit elektriciteit wordt opgewekt, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen welke van belang zijn voor de jaarlijkse vaststelling van:

  • a. de door de installatie geproduceerde hoeveelheid elektriciteit alsmede de aan het distributienet geleverde hoeveelheid elektriciteit;

  • b. de verbruikte hoeveelheid fossiele brandstof en de energie-inhoud daarvan;

  • c. de verbruikte hoeveelheid biomassa die als zuivere biomassa kan worden aangemerkt en de energie-inhoud daarvan;

  • d. de verbruikte hoeveelheid biomassa die niet als zuivere biomassa kan worden aangemerkt en de energie-inhoud daarvan;

  • e. het netto elektrisch rendement van de installatie.

  • 2 De administratie van een installatie waarin zuivere biomassa wordt verwerkt op een wijze als bedoeld in het eerste lid dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze de gegevens zijn opgenomen omtrent alle voor de toepassing van artikel 8aa van belang zijnde bedrijfshandelingen.

  • 3 De administratie van een installatie waarin biomassa zodanig wordt verwerkt dat daaruit stortgas, rioolwaterzuiveringsgas of biogas wordt gewonnen, dient zodanig te zijn ingericht dat daarin op overzichtelijke wijze alle gegevens zijn opgenomen welke van belang zijn voor de jaarlijkse vaststelling van de door de installatie gewonnen en aan het distributienet geleverde hoeveelheid stortgas, rioolwaterzuiveringsgas, of biogas.

De

Staatssecretaris

van Financiën,

W.A.F.G. Vermeend