Nadere regeling kinderarbeid

Geraadpleegd op 28-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-11-1999.
Geldend van 01-11-1999 t/m 14-10-2004

Nadere regeling kinderarbeid

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Gelet op artikel 3:2, derde lid, van de Arbeidstijdenwet;

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. uitvoering:

het deelnemen aan uitvoeringen van culturele, wetenschappelijke, opvoedkundige of artistieke aard, aan modeshows, aan audio-, visuele of audio-visuele opnamen en daarmee vergelijkbare uitvoeringen;

b. voorarbeid:

de met de uitvoering samenhangende arbeid bestaande uit de noodzakelijke repetities alsmede de wacht- en rusttijden;

c. schoolweek:

een week waarin op één of meerdere dagen onderwijs gevolgd wordt;

d. vakantieweek:

een week waarin géén onderwijs wordt gevolgd.

§ 2. Alternatieve sanctie

Artikel 2:1

  • 2 Indien een kind van 12 jaar of ouder arbeid verricht in het kader van een alternatieve sanctie, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 20.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • b. in elke periode van 7 achtereenvolgende dagen een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 36 uren;

    • c. tijdens een schoolweek niet langer arbeid verricht dan 20 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 7 uren per dag op andere dagen;

    • d. tijdens een vakantieweek niet langer arbeid verricht dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;

    • e. gedurende ten hoogste 6 vakantieweken per jaar arbeid verricht;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 3 Indien een kind in een week arbeid verricht waarop dit artikel van toepassing is, verricht hij in die week geen andere arbeid.

§ 3. Arbeid naast en in samenhang met onderwijs

Artikel 3:1

  • 1 Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een stageovereenkomst, bedoeld in artikel 35 van het Inrichtingsbesluit v.w.o-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o., gesloten, onderscheidenlijk een beslissing van burgemeester en wethouders, waarbij goedkeuring wordt verleend op een verzoek tot vervangende leerplicht, bedoeld in de artikelen 3a en 3b van de Leerplichtwet 1969. De stageovereenkomst wordt (mede)ondertekend door een persoon, die over het betrokken kind het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding dat kind is opgenomen.

  • 2 Indien een kind van 14 jaar of ouder hulparbeid van lichte aard verricht in het kader van een schoolwerkplan van zijn school onderscheidenlijk een programma in het kader van de vervangende leerplicht, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht;

    • b. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 08.00 uur begrepen is.

    • c. niet langer arbeid verricht dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;

    • d. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 3 Indien een kind in een week arbeid verricht waarop dit artikel van toepassing is, verricht hij in die week geen andere arbeid.

§ 4. Niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard, niet zijnde uitvoeringen, tijdens een schoolweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 4:1

  • 1 Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële hulparbeid van lichte aard verricht, niet zijnde een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht;

    • b. op dagen dat onderwijs wordt gevolgd geen arbeid verricht;

    • c. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 08.00 uur begrepen is;

    • d. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 6 uren per dag.

    • e. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 2 Met inachtneming van het eerste lid, onderdelen a, c en e, wordt, indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek incidenteel niet-industriële hulparbeid van lichte aard verricht, die bestaat uit:

    • het oppassen bij familie of kennissen,

    • het wassen van auto’s,

    • het behulpzaam zijn:

      • -

        bij het verspreiden van folders en huis- aan huisbladen,

      • -

        in een gezinshuishouding,

      • -

        op een kinderboerderij,

    tevens in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;

    • b. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 6 uren per dag op andere dagen.

  • 3 Met inachtneming van het eerste lid, onderdelen a, c en e, wordt, indien tijdens een schoolweek hulparbeid van lichte aard in de landbouw of in een winkel die met een woonhuis één geheel vormt, wordt verricht door een eigen, aangehuwd, pleeg- of adoptiekind van 13 of 14 jaar van de verantwoordelijke persoon, dat in dat woonhuis bij hem inwoont, tevens in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;

    • b. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 6 uren per dag op andere dagen.

Kind van 15 jaar

Artikel 4:2

Indien een kind van 15 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht, niet zijnde een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

  • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

  • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

  • c. op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;

  • d. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;

  • e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

  • f. niet langer arbeid verricht dan 12 uren, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 8 uren per dag op andere dagen;

  • g. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

§ 5. Niet-industriële (hulp)arbeid van lichte aard, niet zijnde uitvoeringen, tijdens een vakantieweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 5:1

  • 1 Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële hulparbeid van lichte aard verricht, niet zijnde een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht;

    • b. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;

    • c. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • d. niet langer arbeid verricht dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;

    • e. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 2 Een kind van 13 of 14 jaar mag gedurende ten hoogste 4 vakantieweken per jaar arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 3 vakantieweken aaneengesloten.

Kind van 15 jaar

Artikel 5:2

  • 1 Indien een kind van 15 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht, niet zijnde een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. op niet meer dan ten hoogste 5 dagen arbeid verricht;

    • d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • e. niet langer arbeid verricht dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 2 Een kind van 15 jaar mag gedurende ten hoogste 6 vakantieweken arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 4 vakantieweken aaneengesloten.

§ 6. Niet-industriële arbeid van lichte aard bestaande uit uitvoeringen tijdens een schoolweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 6:1

  • 1 Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;

    • d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 22.30 uur en 08.00 uur begrepen is;

    • e. niet meer dan ten hoogste 3 malen optreedt met een maximum van 15 malen per jaar;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;

    • g. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

  • 2 Met inachtneming van het eerste lid, onderdeel c, bedraagt de totale arbeidstijd met in begrip van de voorarbeid ten hoogste 7 uren per dag en 12 uren per week.

Kind van 15 jaar

Artikel 6:2

  • 1 Indien een kind van 15 jaar tijdens een schoolweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;

    • d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • e. niet meer dan ten hoogste 3 malen optreedt met een maximum van 24 malen per jaar;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;

    • g. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

  • 2 Met inachtneming van het eerste lid, onderdeel c, bedraagt de totale arbeidstijd met in begrip van de voorarbeid ten hoogste 8 uren per dag en 12 uren per week.

§ 7. Niet-industriële arbeid van lichte aard bestaande uit uitvoeringen tijdens een vakantieweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 7:1

  • 1 Indien een kind van 13 of 14 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. ten hoogste 3 malen arbeid verricht tussen 19.00 uur en 22.30 uur;

    • d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 14 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 22.30 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • e. niet langer arbeid verricht, met inbegrip van de voorarbeid, dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;

    • g. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

  • 2 Een kind van 13 of 14 jaar mag gedurende ten hoogste 4 vakantieweken per jaar arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 3 vakantieweken aaneengesloten.

Kind van 15 jaar

Artikel 7:2

  • 1 Indien een kind van 15 jaar tijdens een vakantieweek niet-industriële arbeid van lichte aard verricht bestaande uit een uitvoering, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. ten hoogste 3 malen arbeid verricht tussen 19.00 uur en 23.00 uur;

    • d. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 23.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • e. niet langer arbeid verricht, met inbegrip van de voorarbeid, dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten;

    • g. zowel voor, tijdens als na de uitvoering deskundig wordt begeleid.

  • 2 Een kind van 15 jaar mag gedurende ten hoogste 6 vakantieweken arbeid verrichten, waarvan ten hoogste 4 vakantieweken aaneengesloten.

§ 8. Niet-industriële arbeid van lichte aard voor kinderen met een vrijstelling van de leerplicht

Artikel 8:1

  • 1 Voor de toepassing van dit artikel geldt de tijd waarop onderwijs wordt gevolgd en gelden de daarbij behorende onderbrekingen van het onderwijs als arbeidstijd.

  • 2 Indien voor een kind van 15 jaar een gehele of gedeeltelijke vrijstelling geldt van de leerplicht en dit kind niet-industriële arbeid van lichte aard verricht, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht, behalve voor zover het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voortvloeit. Indien de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken, kan op zondag arbeid worden verricht, indien de werkgever daartoe overeenstemming heeft bereikt met het medezeggenschapsorgaan of, bij het ontbreken daarvan, met de personeelsvertegenwoordiging of, bij het ontbreken daarvan met de belanghebbende werknemers. Arbeid op zondag kan uitsluitend worden verricht, indien door de ouders of verzorgers uitdrukkelijk toestemming is verleend;

    • b. indien hij op zondag arbeid verricht, hij op de dag voorafgaande aan die zondag geen arbeid verricht;

    • c. op ten minste 4 zondagen in elke periode van 13 achtereenvolgende weken geen arbeid verricht;

    • d. niet langer arbeid verricht dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag;

    • e. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 07.00 uur begrepen is;

    • f. indien op een dag langer arbeid wordt verricht dan 4,5 uur, die arbeid afwisselt met een pauze van ten minste een half uur aaneengesloten.

  • 3 Indien een kind in een week arbeid verricht, waarop dit artikel van toepassing is, verricht hij in die week geen andere arbeid.

§ 9. Het bezorgen van ochtendkranten

Artikel 9:1

  • 1 Alvorens de in dit artikel bedoelde arbeid kan worden verricht is een bezorgovereenkomst gesloten tussen de werkgever en het kind. De bezorgovereenkomst wordt (mede)ondertekend door een persoon, die over het betrokken kind het ouderlijke gezag of de voogdij uitoefent of in wiens huishouding dat kind is opgenomen.

  • 2 Indien een kind van 15 jaar arbeid verricht, bestaande uit het bezorgen van ochtendkranten, dan wordt in acht genomen, dat dat kind:

    • a. op zondag geen arbeid verricht;

    • b. een onafgebroken rusttijd heeft van ten minste 12 uren in elke periode van 24 achtereenvolgende uren, waarin de periode tussen 19.00 uur en 06.00 uur begrepen is;

    • c. niet langer arbeid verricht dan 2 uren per dag.

§ 10. Samenloop tijdens schoolweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 10:1

Indien een kind van 13 of 14 jaar in een schoolweek arbeid verricht, waarop de artikelen 4:1 en 6:1 van toepassing zijn, geldt elk van die regels op de onderscheiden categorieën van arbeid, met dien verstande dat hij niet langer arbeid verricht dan 12 uren per week, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 6 uren per dag op andere dagen.

Kind van 15 jaar

Artikel 10:2

Indien een kind van 15 jaar in een schoolweek arbeid verricht, waarop de artikelen 4:2, 6:2 en 9:1 van toepassing zijn, geldt elk van die regels op de onderscheiden categorieën van arbeid, met dien verstande dat hij niet langer arbeid verricht dan 12 uren per week, waarvan ten hoogste 2 uren per dag op dagen dat onderwijs wordt gevolgd en ten hoogste 8 uren per dag op andere dagen.

§ 11. Samenloop tijdens een vakantieweek

Kind van 13 of 14 jaar

Artikel 11:1

Indien een kind van 13 of 14 jaar in een vakantieweek arbeid verricht, waarop de artikelen 5:1 en 7:1 van toepassing zijn, geldt elk van die regels op de onderscheiden categorieën van arbeid, met dien verstande dat hij niet langer arbeid verricht dan 35 uren per week, waarvan ten hoogste 7 uren per dag.

Kind van 15 jaar

Artikel 11:2

Indien een kind van 15 jaar in een vakantieweek arbeid verricht, waarop de artikelen 5:2, 7:2 en 9:1 van toepassing zijn, geldt elk van die regels op de onderscheiden categorieën van arbeid, met dien verstande dat hij niet langer arbeid verricht dan 40 uren per week, waarvan ten hoogste 8 uren per dag.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 december 1995

De

Minister

voornoemd,

A.P.W. Melkert