Besluit van 30 maart 1995, tot vaststelling van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting
1994
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van 6 september 1994, nr. WV94/365,
Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;
Gelet op de artikelen 1, tweede lid, 4, 22, tweede lid, 30, derde lid, 50, tweede lid, 71, tweede lid, 72, eerste lid, 73 en 74, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
De Raad van State gehoord (advies van 21 november 1994, nr. W06.94.0556);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Financiën van 20 maart 1995,
nr. WV95/164, Directoraat-Generaal voor Fiscale Zaken, Directie Wetgeving Verbruiksbelastingen;
Hebben goedgevonden en verstaan: