Stcrt. 2006, 80, datum inwerkingtreding 27-04-2006, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2006.
1 De kamerleden ontvangen ter vergoeding van verblijfkosten een bedrag waarvan de hoogte
afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het kamerlid of het door het kamerlid
bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
2 Het in het eerste lid bedoelde bedrag bedraagt bij:
0 km: € 219,18
[Red: per 1 januari 2006: € 266,21]
per jaar;
10 km: € 2 194,03
[Red: per 1 januari 2006: € 2.650,65]
per jaar;
75 km: € 4 388,96
[Red: per 1 januari 2006: € 5.302,33]
per jaar;
150 km en meer: € 7 132,52
[Red: per 1 januari 2006: € 8.616,42]
per jaar.
Het bedrag behorende bij de afstanden, afgerond op hele kilometers, tussen de in bovenstaand
schema genoemde afstanden, wordt berekend naar evenredigheid met het verschil tussen
de in het schema aangegeven bedragen bij de naasthogere en naastlagere afstand. Het
bedrag van de vergoeding wordt afgerond op hele guldens.
3 Ten aanzien van een kamerlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef
en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet
als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt het bedrag, berekend met toepassing van
het tweede lid, vermenigvuldigd met 100/P, waarbij P wordt berekend door het getal
100 te verminderen met het getal van het hoogste tarief, bedoeld in kolom IV van artikel
2.10 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
4 De bedragen, genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks door Onze Minister herzien
overeenkomstig de procentuele wijzigingen van de som van de componenten van een vergoeding
van verblijfkosten als bedoeld in artikel 13, eerste lid, van het Reisbesluit binnenland.