Loodsplichtbesluit 1995

Geraadpleegd op 20-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 12-01-1996.
Geldend van 12-01-1996 t/m 31-07-2002

Besluit van 16 augustus 1995, houdende nadere regels met betrekking tot de loodsplicht

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 februari 1995, nr. J-10.970/95, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op de artikelen 10, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en derde lid, 11, 12, 31, tiende lid, en 36, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet;

De Raad van State gehoord (advies van 20 juni 1995, no. W09.95.0080);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 11 augustus 1995, nr. J-13.389/95, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken, Stafafdeling Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. bevoegde autoriteit: de voor een scheepvaartweg of gedeelte daarvan door Onze Minister als zodanig aangewezen functionaris;

    • b. regio: een gebied binnen de grenzen vastgesteld krachtens artikel 10, derde lid, van de Loodsenwet;

    • c. regionale autoriteit: de voor een regio of gedeelte daarvan door Onze Minister aangewezen bevoegde autoriteit;

    • d. register: het Register loodsplicht kleine zeeschepen, bedoeld in artikel 6, eerste lid;

    • e. lengte: de lengte, zoals bepaald in artikel 1, onderdeel n, van de Meetbrievenwet 1981 en vermeld in een Internationale Meetbrief (1969) als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van die wet;

    • f. loodsplicht: de verplichting, bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, en 11, onderdelen a en b, van de Scheepvaartverkeerswet;

    • g. zeeschepen met gevaarlijke lading: zeeschepen, gebouwd of geschikt gemaakt en gebezigd voor het vervoer van minerale olie, gas of chemicaliën in bulk, en geheel of gedeeltelijk daarmee geladen, dan wel leeg maar nog niet ontgast of ontdaan van hun gevaarlijke residuen.

  • 2 Dit besluit is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van een schip dat geen zeeschip is en degene die daarover de leiding heeft, indien dit schip zich op zee bevindt.

Hoofdstuk II. Ad hoc-loodsplicht

Artikel 2

  • 2 De bevoegde autoriteit legt door middel van een aanwijzing loodsplicht op aan de kapitein van een zeeschip:

    uitsluitend indien er naar zijn oordeel sprake is van een situatie waarbij de weersomstandigheden of omstandigheden met betrekking tot het schip, de opvarenden, de lading, de scheepvaart of de scheepvaartweg van dien aard zijn dat het bevaren van die scheepvaartweg zonder gebruik te maken van de diensten van een loods ontoelaatbaar is.

  • 3 Onze Minister geeft aanwijzingen met betrekking tot de gevallen waarin van de in het tweede lid bedoelde bevoegdheid gebruik gemaakt dient te worden ten aanzien van vaartuigen gebouwd of ingericht voor het winnen of vervoeren van zand, baggerspecie of grind, die tijdens de vaart op een scheepvaartweg voor dit doel worden gebruikt.

  • 4 Een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid wordt mondeling door de bevoegde autoriteit, zo mogelijk via de marifoon, aan de kapitein of verkeersdeelnemer van het schip gegeven, wordt onverwijld ter kennis gebracht van de desbetreffende regionale loodsencorporatie en wordt zo spoedig mogelijk na het geven van die aanwijzing schriftelijk bevestigd.

Artikel 3

  • 1 De bevoegde autoriteit geeft een aanwijzing als bedoeld in artikel 11, onderdeel c, van de Scheepvaartverkeerswet uitsluitend voor zover er naar zijn oordeel sprake is van een situatie waarbij de weersomstandigheden of omstandigheden met betrekking tot het schip, de opvarenden, de lading, de scheepvaart of de scheepvaartweg van dien aard zijn dat het noodzakelijk is, dat op de bij de aanwijzing aangegeven wijze wordt voldaan aan de loodsplicht.

  • 2 Een aanwijzing inhoudende de verplichting tot het gebruikmaken van de diensten van een loods vanaf de wal of vanaf een ander schip, kan uitsluitend worden gegeven voor zover de loods zijn functie niet aan boord van het te loodsen schip kan uitoefenen.

  • 3 Met betrekking tot een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid is artikel 2, vierde lid, van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk III. Vrijstelling van de loodsplicht

Artikel 4

  • 1 Onverminderd artikel 2, tweede lid, zijn de kapiteins van de navolgende categorieën van zeeschepen op de scheepvaartwegen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, vrijgesteld van de loodsplicht:

    • a. zeeschepen, met uitzondering van zeeschepen met gevaarlijke lading en samenstellen van zeeschepen, met een lengte tot en met 60 meter;

    • b. zeeschepen, gebouwd en ingericht als vissersvaartuig, tenzij zij tijdens de vaart op een scheepvaartweg voor een ander doel worden gebruikt;

    • c. vaartuigen gebouwd of ingericht voor het winnen of vervoeren van zand, baggerspecie of grind, tenzij zij tijdens de vaart op een scheepvaartweg voor een ander doel worden gebruikt;

    • d. loodsvaartuigen, die tijdens de vaart op een scheepvaartweg als zodanig worden gebruikt.

  • 2 Onverminderd artikel 2, tweede lid, zijn de kapiteins van de navolgende categorieën van zeeschepen op de aangegeven gedeelten van de scheepvaartwegen, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, vrijgesteld van de loodsplicht:

    • a. zeeschepen, met uitzondering van zeeschepen met gevaarlijke lading, met een lengte tot en met 70 meter, indien zij bestemd zijn voor of vertrekkend zijn uit een haven of vanaf een ligplaats gelegen aan het Beerkanaal of het Calandkanaal, op het gedeelte van de scheepvaartweg tussen die haven of ligplaats en het gedeelte van de territoriale zee, bedoeld in de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet, onderdeel A, punt III, nummer 1;

    • b. zeeschepen, met uitzondering van zeeschepen met gevaarlijke lading,

      • 1°. met een lengte tot en met 80 meter,

      • 2°. een bruto inhoud van 750 ton of minder, of een bruto tonnage van minder dan 750, en

      • 3°. een diepgang van 6,00 meter of minder,

      indien zij rechtstreeks komend van buitengaats uitsluitend het ankergebied Borkum-rede of het ankergebied op de rede Oude Westereems als bestemming hebben en, na voor anker te hebben gelegen, aansluitend buitengaats gaan, op het betreffende traject;

    • c. zeeschepen, die het gedeelte van de territoriale zee, bedoeld in de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet, onderdeel A, punt III, nummer 1, bevaren, zonder dat dit geschiedt ten behoeve van het aanlopen of verlaten van een binnen Nederland gelegen haven of binnenwater, waartoe dat gedeelte van de territoriale zee toegang geeft;

    • d. zeeschepen, die het gedeelte van de territoriale zee, bedoeld in de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet, onderdeel A, punt III, nummer 1, bevaren van of naar de plaats waar het loodsen eindigt of aanvangt.

Artikel 5

  • 1 In dit artikel wordt verstaan onder:

    • a. Rijnschip: zeeschip dat is voorzien van een certificaat van onderzoek als bedoeld in bijlage B of van een speciaal certificaat als bedoeld in bijlage G van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn 1995;

    • b. Denemarkenvaarder: zeeschip dat

      • 1°. een lengte heeft van minder dan 80 meter,

      • 2°. een bruto inhoud heeft van minder dan 1600 ton, of een bruto tonnage van minder dan 1600 en een voortstuwingsvermogen van niet meer dan 1125 kW (1500 pk), en

      • 3°. een certificaat van deugdelijkheid in de zin van de Schepenwet heeft, dat slechts geldig is voor:

        • A. de vaart van het Vlie, langs de Nederlandse en Duitse waddeneilanden naar de monden van Wezer, Elbe en Eider, door het Noord-Oostzeekanaal naar de Oostzee tot de lijn Stralsund-Trelleborg, alsmede door de Sont en de Belten naar het Kattegat tot de lijn Grenaa-Kullen, of

        • B. de vaart van de mond van de Westerschelde naar het zuiden langs de Nederlandse, Belgische en Franse kust tot Duinkerken;

        • c. binnen/buiten-schip: zeeschip dat

          • 1°. een lengte heeft van minder dan 110 meter,

          • 2°. blijkens zijn constructie vergelijkbaar is met een binnenschip, en

          • 3°. gebruikt wordt of zal worden gebruikt voor de vaart op binnenwateren die niet zijn opgenomen in de bijlage bij de Scheepvaartverkeerswet en in een beperkt vaargebied op zee, in het bijzonder de kustwateren.

  • 2 De kapitein van een Rijnschip is, indien het schip in het register is opgenomen, vrijgesteld van de loodsplicht op de scheepvaartwegen, gelegen tussen Rotterdam, ter hoogte van de Parkkade, en Hardinxveld-Giessendam, en tussen Dordrecht en Hardinxveld-Giessendam, alsmede op de scheepvaartwegen tussen de Oostelijke Handelskade te Amsterdam en de ingang van het Amsterdam-Rijnkanaal.

  • 3 Onverminderd artikel 2, tweede lid, is de kapitein van een Denemarkenvaarder of een binnen/buiten-schip, indien het geen zeeschip met gevaarlijke lading betreft, vrijgesteld van de loodsplicht, indien het schip in het register is opgenomen, uitgezonderd op de in de bijlage bij dit besluit aangegeven scheepvaartwegen.

Artikel 6

  • 1 Een zeeschip dat behoort tot een categorie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, wordt, onder vermelding van de categorie waartoe het behoort, opgenomen in een daartoe bestemd openbaar register, genaamd Register loodsplicht kleine zeeschepen.

  • 2 Het register wordt bijgehouden door de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie.

  • 3 Opname in het register vindt plaats op aanvraag door of namens de eigenaar of rompbevrachter, ingediend bij een regionale autoriteit, nadat deze regionale autoriteit, na overleg met de desbetreffende regionale loodsencorporatie, heeft vastgesteld dat het desbetreffende schip aan de genoemde vereisten voldoet.

  • 4 De desbetreffende regionale autoriteit geeft ten behoeve van de opname in het register aan de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie door de naam, het unieke scheepsidentificatienummer, de roepletters, de lengte, en de tonnage, alsmede voor Rijnschepen onderscheidenlijk Denemarkenvaarders het nummer van het certificaat van onderzoek of speciaal certificaat onderscheidenlijk het certificaat van deugdelijkheid van het desbetreffende schip. Deze gegevens worden in het register vermeld.

  • 5 Na opname in het register verstrekt de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie onverwijld kosteloos een uittreksel uit het register aan de door de regionale autoriteit aangegeven aanvrager.

    Het register is voor een ieder kosteloos ter inzage. Uittreksels uit het register worden voorts verstrekt tegen een bij ministeriële regeling vast te stellen tarief, ter dekking van de daarmee verband houdende kosten.

  • 6 De eigenaar of rompbevrachter van een in het register opgenomen schip is, indien het schip niet langer voldoet aan de in artikel 5, eerste lid, genoemde criteria, gehouden daarvan mededeling te doen aan de regionale autoriteit die op de aanvraag tot inschrijving van het schip heeft beslist. Indien deze bevoegde autoriteit op grond van deze informatie, dan wel ambtshalve, constateert dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de opname van het schip in het register, doet hij daarvan mededeling aan de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie. Deze draagt zorg voor onmiddellijke doorhaling van de inschrijving van het desbetreffende schip en doet daarvan mededeling aan de belanghebbende.

  • 7 De eigenaar of rompbevrachter doet van andere dan de in het zesde lid bedoelde wijzigingen in de in het register ten aanzien van zijn schip opgenomen gegevens mededeling aan de algemene raad van de Nederlandse loodsencorporatie. Deze draagt zorg voor de aanpassing van de desbetreffende gegevens in het register.

Artikel 7

Onverminderd artikel 2, tweede lid, is de kapitein van een zeeschip vrijgesteld van de loodsplicht:

  • a. indien het schip een verplaatsing maakt langs dezelfde kade, dan wel een soortgelijke korte verplaatsing maakt binnen een scheepvaartweg;

  • b. indien het schip een lengte heeft van niet meer dan 90 meter en een verplaatsing maakt binnen een havenbekken in de haven te Delfzijl, dan wel het schip een lengte heeft van niet meer dan 125 meter en een verplaatsing maakt binnen een havenbekken in de Eemshaven, beide havens gelegen binnen de regio Noord, zonder daarbij de hoofdvaarweg binnen het havengebied te bevaren;

  • c. indien het schip een lengte heeft van niet meer dan 125 meter en het een verplaatsing maakt binnen een havenbekken, gelegen binnen de regio Amsterdam-IJmond, zonder daarbij de hoofdvaarweg binnen het havengebied te bevaren;

  • d. indien het schip een verplaatsing maakt binnen een havenbekken, gelegen binnen de regio Rotterdam-Rijnmond, zonder daarbij de hoofdvaarweg binnen het havengebied te bevaren.

Hoofdstuk IV. Ontheffing van de loodsplicht

Artikel 8

  • 1 De bevoegde autoriteit kan de kapitein van een zeeschip op diens verzoek ontheffing van de loodsplicht verlenen:

    • a. indien er naar zijn oordeel sprake is van een noodsituatie met betrekking tot het schip, de opvarenden, de lading, de scheepvaart of de scheepvaartweg, of

    • b. indien niet daadwerkelijk binnen een redelijke termijn in de loodsdienst kan worden voorzien,

    een en ander slechts onder de voorwaarde dat het bevaren van de scheepvaartweg of een gedeelte daarvan zonder gebruik te maken van de diensten van een loods naar zijn oordeel toelaatbaar is.

  • 2 De bevoegde autoriteit kan de kapitein van een zeeschip op diens verzoek ontheffing van de loodsplicht verlenen indien het schip een verplaatsing maakt binnen een havenbekken voor zover daardoor naar het redelijk oordeel van de bevoegde autoriteit de veiligheid van het scheepvaartverkeer niet in gevaar komt.

  • 3 Een ontheffing krachtens het eerste of tweede lid wordt gegeven en bevestigd op de wijze, bepaald in artikel 2, vierde lid, met dien verstande dat een ontheffing krachtens het tweede lid niet ter kennis gebracht behoeft te worden van de desbetreffende regionale loodsencorporatie.

Hoofdstuk V. Verplichtingen van de kapitein

Artikel 9

De kapitein die verplicht is gebruik te maken van de diensten van een loods, meldt zich tijdig volgens de bij ministeriële regeling in overeenstemming met de regionale loodsencorporatie vast te stellen regels bij het voor de betreffende scheepvaartweg, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Scheepvaartverkeerswet, aangewezen samenwerkingsverband van registerloodsen, waarin krachtens artikel 15, eerste lid, onderdeel b, 2°, van de Loodsenwet is voorzien, onder opgave van de daarin bij ministeriële regeling aangegeven noodzakelijke inlichtingen.

Artikel 10

Indien door onvoorziene omstandigheden artikel 9 niet kan worden nagekomen maakt de kapitein van een uit zee komend zeeschip die een loods verlangt, dit bij het naderen van de gebruikelijke beloodsingsplaats op de navolgende wijze kenbaar:

  • a. overdag: door middel van het vlaggesein G uit het Internationaal Seinboek;

  • b. 's nachts: door middel van lichtseinen het sein G uit het Internationaal Seinboek; en

  • c. bij beperkt zicht: door middel van het geluidssein G uit het Internationaal Seinboek.

Artikel 11

  • 2 De kapitein treft ook overigens die maatregelen, die noodzakelijk zijn voor een vlot en veilig em- en debarkeren van de loods.

  • 3 De kapitein draagt zorg dat de loods zo spoedig mogelijk kan worden gedebarkeerd na beëindiging van de loodsreis, bedoeld in artikel 6 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

    • 1. Niettegenstaande de taken en verplichtingen van de loods ontheft diens taakuitoefening ten behoeve van het schip de kapitein niet van zijn taken en verplichtingen in verband met de veiligheid van het schip.

    • 2. De kapitein verschaft de loods alle inlichtingen en inzage in documenten die voor de loods noodzakelijk zijn voor het verlenen van zijn diensten aan het schip.

    • 3. De kapitein werkt nauw met de loods samen en oefent een nauwgezette controle uit op de positie en bewegingen van het schip.

Artikel 13

De kapitein treft op verzoek van de loods de nodige maatregelen teneinde de loods in staat te stellen zijn functie uit te oefenen.

Artikel 14

De kapitein voorziet de loods aan boord, op redelijk verzoek, kosteloos van behoorlijke voeding en van een behoorlijke slaapplaats.

Artikel 15

De kapitein ondertekent het ingevulde voor hem bestemde gedeelte van het door de loods verstrekte loodscertificaat, bedoeld in artikel 9 van het Voorschriftenbesluit registerloodsen.

Artikel 16

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een oorlogsschip of een ander schip van de overheid dat voor niet-commerciële doeleinden wordt gebruikt.

Artikel 17

  • 1 De kapitein staat toe dat een loods aan boord van zijn schip wordt vergezeld door een andere persoon ten behoeve van het op peil te brengen of houden van diens specifieke loodskennis voor de betreffende scheepvaartwegen.

  • 2 Artikel 14 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de persoon, bedoeld in het eerste lid, die de loods vergezelt.

Artikel 18

Bij ministeriële regeling kunnen voorschriften worden gegeven aan kapiteins, gericht op de communicatie en het verstrekken van inlichtingen, ten behoeve van het loodsen vanaf de wal of vanaf een ander schip.

Hoofdstuk VII. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 20

Na inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling loodsaanvragen op artikel 9 van dit besluit.

Artikel 21

Na inwerkingtreding van dit besluit berust de Regeling controlelijst schepen met gevaarlijke lading op artikel 16 van dit besluit.

Artikel 22

Na inwerkingtreding van dit besluit berust de regeling van de minister van Verkeer en Waterstaat van 18 augustus 1988, nr. S/J 31.408/88 (Stcrt. 168), houdende regels met betrekking tot de kapiteinsverplichtingen bij het loodsen op afstand, op artikel 18 van dit besluit.

Artikel 24

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 16 augustus 1995

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink

Uitgegeven de eenendertigste augustus 1995

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage bij het Loodsplichtbesluit 1995, bedoeld in artikel 5, derde lid, van dit besluit

De scheepvaartwegen, bedoeld in Loodsplichtbesluit 1995, zijn de navolgende: I. aanloop Eems:

het gedeelte van de territoriale zee dat ligt binnen het gebied dat begrensd wordt door een lijn die loopt van de Grote Kaap op Rottumeroog, gelegen op 53°32'39" N en 6°34'39" E, naar 53°34'.7 N en 6°21'.9 E, vandaar naar 53°34'.9 N en 6°13'.7 E, vandaar naar 53°37'.1 N en 6°19'.5, vandaar naar 53°39'.0 N en 6°27'.1 E, vandaar naar 53°37'.5 N en 6°31'.2 E, vandaar naar de grote lichttoren van Borkum, gelegen op 53°35'22" N en 6°39'48" E, en vandaar naar de Grote Kaap op Rottumeroog, voorzover dit gedeelte op Nederlands gebied ligt, onverminderd het bepaalde in artikel 40 van het Eems-Dollardverdrag (Trb. 1960, 69); II. aanloop Noordzeekanaal:

het gedeelte van de territoriale zee dat ligt binnen het gebied dat begrensd wordt door een lijn die loopt van de positie 52°27'.9 N en 4°32'.0 E naar 52°27.'8 N en 4°31'0" E, vandaar naar 52°26'.0 N en 4°27'.8 E, vandaar naar 52°26.'9 N en 4°19'.3 E, vandaar naar 52°31'.9 N en 4°20'.9 E, vandaar naar 52°30'.7 N en 4°31.'2 E en vandaar naar 52°28'.1 N en 4°32'.6 E; III. aanloop Maasmond:

het gedeelte van de territoriale zee dat ligt binnen het gebied dat begrensd wordt door een lijn die loopt van de positie 51°59'.7 N en 4°2'.9 E, langs de kust naar positie 51°58'.2 N en 4°0'.5 E, vandaar naar 51°58'.4 N en 3°46'.6 E, vandaar naar 52°4'.9 N en 3°45'.2 E, vandaar naar 52°5'.7 N en 3°51'.0 E, vandaar naar 52°4'.6 N en 3°58'.9 E en vandaar naar 51°59'.7 N en 4°2'.9 E; IV. aanloop Westerschelde:

het gedeelte van de territoriale zee en de mondingen van de Westerschelde en de Oosterschelde dat ligt binnen het gebied dat begrensd wordt door een lijn die loopt van de positie 51°42'.6 N en 3°41'.6 E, naar 51°39'.1 N en 3°19'.7 E, vandaar naar 51°33'.7 N en 3°10'.0 E, vandaar naar 51°23'.4 N en 2°58'.2 E, vandaar naar 51°22'.3 N en 3°21'.8 E, vandaar langs de kust naar het rode licht van de Gemeentehaven te Breskens, gelegen op 51°24'0" N en 3°34'10" E en vandaar naar het groene licht van de Koopmanshaven te Vlissingen, gelegen op 51°26'22" N en 3°34'45" E.