Wet van 18 maart 1996, houdende wijziging van enige wetten op het gebied van de mijnbouw
in verband met de uitvoering van de richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement
en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het
verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en
de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de uitvoering van de
richtlijn nr. 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 mei 1994 betreffende
de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie,
de exploratie en de produktie van koolwaterstoffen (PbEG L 164) noodzakelijk is wijziging
te brengen in de wet van 21 april 1810 (Bulletin des Lois no. 285), de Mijnwet 1903, de Mijnwet continentaal plat en de Wet opsporing delfstoffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: