Liquiditeitsregeling Centrale Sociale Verzekeringsfondsen

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-01-2001.
Geldend van 01-01-2001 t/m 31-12-2014

Liquiditeitsregeling Centrale Sociale Verzekeringsfondsen

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 71, Organisatiewet sociale verzekeringen, artikel 106a, Ziekenfondswet en artikel 41, Wet financiering volksverzekeringen;

Besluiten:

Artikel 1

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

a. de Lisv-cluster:

het Algemeen Arbeidsongeschiktheidsfonds, genoemd in artikel 34 van de Wet financiering volksverzekeringen; het Algemeen Werkloosheidsfonds, genoemd in artikel 103 van de Werkloosheidswet, het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 104 van de Werkloosheidswet en het Arbeidsongeschiktheidsfonds, genoemd in artikel 72 van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering;

b. de SVb-cluster:

het Ouderdomsfonds en het Nabestaandenfonds, genoemd in artikel 28 van de Wet financiering volksverzekeringen;

c. de Zfr-cluster:

het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, genoemd in artikel 38 van de Wet financiering volksverzekeringen en de Algemene Kas, genoemd in artikel 71 van de Ziekenfondswet;

d. centrale sociale verzekeringsfondsen:

de fondsen, genoemd in de in onderdeel a,b, en c genoemde clusters;

e. lening:

een lening als bedoeld in artikel 67, zesde lid, Organisatiewet sociale verzekeringen 1997.

Artikel 2

  • 1 Een centraal sociaal verzekeringsfonds komt in aanmerking voor een lening, indien het op enig moment in een kalenderjaar tijdelijk over onvoldoende middelen beschikt ter dekking van de uitgaven.

  • 2 Het eerste lid vindt geen toepassing zolang een fonds over voldoende middelen kan beschikken door middel van leningen bij een of meer van de overige centrale sociale verzekeringsfondsen dan wel door middel van andere leningen.

  • 3 Een lening kan niet eerder worden verleend dan op de derde dag na die waarop een daartoe strekkend verzoek bij de Minister van Financiën is ingediend.

  • 4 In bijzondere gevallen kan de Minister van Financiën besluiten een lening te verstrekken binnen de in het derde lid bedoelde termijn van drie dagen.

Artikel 3

Na ontvangst van de in artikel 9 bedoelde bescheiden stellen de bij de betreffende liquiditeitsregeling betrokken ministers een maximaal toelaatbare bedrag voor een lening, alsmede een gemiddeld toelaatbaar bedrag voor een lening aan de Lisv-, SVb, en Zfr-clusters vast. Van de hiervoor bedoelde vaststelling worden de fondsen schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 4

  • 1 De omvang van de in een kalenderjaar maximaal toelaatbare lening, bedoeld in artikel 3, is voor de centrale sociale verzekeringsfondsen gezamenlijk gelijk aan de som van de volgende twee factoren:

    • a. 50% van de som van de in het kalenderjaar te verwachten maximale tekorten aan liquide middelen van respectievelijk de Lisv-, SVb- en Zfr-cluster;

    • b. 50% van het in het kalenderjaar verwachte maximale tekort aan liquide middelen van de centrale sociale verzekeringsfondsen gezamenlijk.

  • 2 De omvang van de voor de Lisv-, SVb- en Zfr-cluster gedurende het kalenderjaar verwachte maximale en gemiddelde tekorten aan liquide middelen wordt bepaald aan de hand van de voor de desbetreffende cluster behorende fondsen te verwachten middelenstanden per ultimo van iedere kalendermaand.

  • 3 De voor de centrale sociale verzekeringsfondsen gezamenlijk vastgestelde omvang van het maximaal toelaatbare voorschot wordt naar rato van de maximale tekorten aan liquide middelen van respectievelijk de Lisv-, SVb- en Zfr-cluster aan de betreffende cluster toegekend.

  • 4 Het gemiddeld toelaatbare bedrag voor een lening, bedoeld in artikel 3, wordt voor de Lisv-, SVb- en Zfr-cluster vastgesteld op en percentage van het maximaal toelaatbare voorschot aan deze clusters. Dit percentage is gelijk aan de verhouding tussen de gemiddeld en maximaal per kalenderjaar voor iedere cluster verwachte tekorten aan liquide middelen.

Artikel 5

  • 1 De over de lening in rekening te brengen rentevergoeding is gelijk aan de voorschotrente, zoals die is vastgesteld door De Nederlandsche Bank NV, verhoogd met een opslag van 2,5%.

  • 2 Indien één of meer banken extra debetrente opslagen toepassen wordt de in rekening te brengen rentevergoeding evenredig verhoogd.

Artikel 6

Een lening wordt afgelost binnen het kalenderjaar waarin deze lening is verstrekt.

Artikel 7

De Minister van Financiën opent in de centrale administratie van ’s Rijks schatkist rekeningen-courant ten name van respectievelijk het Landelijk instituut sociale verzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank en de Ziekenfondsraad.

Artikel 8

  • 1 Indien een centraal sociaal verzekeringsfonds een verzoek om een lening indient, verplicht het zich om op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zo spoedig mogelijk alle informatie te verschaffen ten aanzien van de oorzaken die ten grondslag liggen aan het verzoek om een lening.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid en in artikel 6 wordt bij het verzoek om een lening aangegeven gedurende welke termijn de lening maximaal wordt opgenomen.

  • 3 Zodra een centraal sociaal verzekeringsfonds kenbaar wordt dat de in het tweede lid bedoelde termijn zal worden overschreden, wordt daarvan melding gedaan aan de Minister van Financiën. Daarbij wordt tevens vermeld voor welke termijn de lening langer benodigd is.

  • 4 Vervroegde aflossing van een lening is mogelijk.

Artikel 9

  • 1 Ten behoeve van de vaststelling van de maximale en gemiddelde lening, bedoeld in artikel 3, verstrekken de centrale sociale verzekeringsfondsen jaarlijks vóór 1 december van dat kalenderjaar een raming van de stand van de liquide middelen per ultimo van iedere maand over het komende kalenderjaar.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden, op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Financiën, en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, door de centrale sociale verzekeringsfondsen additionele ramingen van het liquiditeitsverloop verstrekt.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: ’Liquiditeitsregeling Centrale Sociale Verzekeringsfondsen’.

Artikel 11

Het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van 30

november 1989 (Stcrt 1989,240) wordt ingetrokken.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 juli 1996

De

Staatssecretaris

van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

F.H.G. de Grave

.
De

Minister

van Financiën,

G. Zalm

.
De

Minister

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. Borst-Eilers

.