-
a. artikel 5.3.1.1, de tekst ’Indien deze onderdelen een aaneengesloten geheel vormen
en tegelijkertijd kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de luidspreker volgens
9.3.2.1, dient dit geheel als een enkele uitwendige scheidingsconstructie te worden
beschouwd. Indien de onderdelen niet tegelijkertijd kunnen worden aangestraald dienen
ze als afzonderlijke scheidingsconstructies te worden beschouwd, waarbij van elk een
afzonderlijke geluidwering wordt bepaald.’, wordt vervangen door de tekst ’De onderdelen
dienen als afzonderlijke scheidingsconstructies te worden beschouwd waarbij van elk
een afzonderlijke geluidwering wordt bepaald. Indien deze onderdelen een aangesloten
geheel vormen, niet tegelijk kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de luidspreker
volgens 9.3.2.1. én de geluidsbelasting op de onderdelen gelijk is, dienen deze onderdelen
als een enkele uitwendige scheidingsconstructie beschouwd te worden. Indien de onderdelen
niet afzonderlijk kunnen worden aangestraald bij plaatsing van de geluidbron volgens
9.3.2.1. dienen de onderdelen als een enkele uitwendige scheidingsconstructie te worden
beschouwd.’;
-
b. artikel 5.3.1.3, de tekst
’– bij 1 bronpositie 11.3.1
– bij 2 bronposities 11.3.2’ wordt vervangen door de tekst:
’– bij één onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie 11.3.1
– bij meerdere onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie 11.3.2.’;
-
c. artikel 5.3.3, tabel 3 wordt aangevuld met de volgende herleidingsterm Cr:
Aard en structuur van de uitwendige scheidingsconstructie
|
Geometrie van de situatie
|
Cr dB(A)
|
vertikale, hellende of horizontale uitwendige scheidingsconstructie bij aanstraling
met hoog geplaatste bron (luchtverkeer)
|
meetpositie voor scheidings constructie
|
3
|
-
d. artikel 5.3.4, de tekst vervangen wordt door:
’Bereken uit de eindresultaten van de bepalingen genoemd in 5.3.1, 5.3.2 en 5.3.3
voor de octaafbanden met middenfrequenties van 125, 250, 500, 1000 en 2000 Hz de partiële
geluidwering Gi van de uitwendige scheidingsconstructie met behulp van formule (4) ingeval gemeten
is met een geluidbron op 1 bronpositie en met behulp van formule (4a) ingeval de geluidwering
voor meerdere onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie afzonderlijk wordt
bepaald volgens 11.3.2 of met wegverkeerslawaai. De berekeningen moeten worden uitgevoerd
met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1 dB.
Een, ten opzichte van de gemeten of berekende (hoogste) geluidsbelasting, lagere waarde
van de geluidsbelasting op een onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie wordt
verdisconteerd in de correctiefactor CL, als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, dan wel artikel 3, derde lid.
De waarde van de referentienagalmtijd (To) bedraagt:
- -
0,8 s voor leslokalen van scholen voor basisonderwijs, theorielokalen van scholen
voor voortgezet onderwijs en theorielokalen van instellingen voor hoger of wetenschappelijk
onderwijs;
- -
0,5 s voor overige ruimten.
Bereken de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie (GA) in dB(A) uit de waarden van de partiële geluidwering in octaafbanden volgens formule
(5) met een afrondingsonnauwkeurigheid van ten hoogste 0,1 dB.
De herleidingswaarden Ci moeten op basis van de aard van het gebruikelijk aanwezige buitengeluid worden afgelezen
uit tabel 4.
Indien de geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie het eindresultaat van de bepaling is, moet
deze grootheid worden afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal. Als het niet
afgeronde getal op een halve eenheid eindigt, moet dit worden afgerond op het dichtstbijzijnde
even getal. Indien de waarde van de geluidwering wordt gebruikt in verdere berekeningen,
dient geen afronding op een geheel getal plaats te vinden.
Indien de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie bepaald wordt uit de
geluidwering van onderdelen van die uitwendige scheidingsconstructie, dient deze geluidwering
als volgt berekend te worden:
hierin is GA;j de geluidwering GA van onderdeel j van de uitwendige scheidingsconstructie.’;
Tabel 4 – Herleidingswaarden (Ci) voor verschillende soorten buitengeluid
|
Ci in dB voor octaafband
|
125
|
250
|
500
|
1000
|
2000
|
met middenfrequentie in Hz
|
i=1
|
i=2
|
i=3
|
i=4
|
i=5
|
wegverkeerslawaai
|
-14
|
-10
|
-6
|
-5
|
-7
|
railverkeerslawaai
|
-27
|
-17
|
-9
|
-4
|
-4
|
overig buitengeluid
|
-14
|
-10
|
-6
|
-5
|
-7
|
luchtvaartgeluid standaard
|
-21
|
-11
|
-7
|
-4,5
|
-6
|
|
|
|
|
|
|
luchtverkeer op Schiphol,. starten
|
-15,3
|
-7,6
|
-6.8
|
-4,4
|
-6,5
|
luchtverkeer op Schiphol, landen
|
-18,8
|
-11,9
|
-7,1
|
-5,9
|
-3,2
|
luchtverkeer op Maastricht, starten
|
-12,6
|
-6,0
|
-5,7
|
-4,8
|
-10,8
|
luchtverkeer op Maastricht, landen
|
-17,2
|
-10,5
|
-6,9
|
-6,1
|
-3,6
|
-
e. artikel 7.4.1, de tekst ’een hoek van ± 20∞’ vervangen wordt door de tekst een hoek
van ± 25°’;
-
f. artikel 9.3.2.1, onder a), de tekst ’De afstand van deze positie tot het zwaartepunt
van het verticale deel van de scheidingsconstructie moet ten minste gelijk zijn aan
3 maal de breedte van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.’ vervangen
wordt door de tekst ’De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het verticale
deel van de scheidingsconstructie moet ten minste gelijk zijn aan 2 maal de breedte
van de scheidingsconstructie met een minimum van 10 m.’;
-
g. artikel 9.3.2.1, onder c), de tekst vervangen wordt door:
’Indien het geluiddrukniveauverschil moet worden bepaald over meerdere onderdelen
van de uitwendige scheidingsconstructie moet de geluidbron voor ieder onderdeel worden
geplaatst op een positie die voldoet aan de onder a) genoemde eisen en waarmee op
andere, afzonderlijk te meten, onderdelen van de scheidingsconstructie een zo laag
mogelijke geluidsbelasting ontstaat. Indien het geluiddrukniveau voor een niet aangestraald
onderdeel op de meetpositie zoals aangegeven in 9.3.2.2 onder c) minder dan 5 dB lager
is dan het geluiddrukniveau voor het aangestraalde onderdeel op de meetpositie zoals
aangegeven in 9.3.2.2 onder a), b) of d), dan kunnen de geluidweringen van de onderdelen
niet afzonderlijk gemeten worden.’;
-
h. artikel 9.3.2.1, onder d), de tekst ’De afstand van deze positie tot het zwaartepunt
van het (grootste) hellende deel moet tenminste gelijk zijn aan 3 maal de breedte
van de gehele scheidingsconstructie, met een minimum van 10 m.’ vervangen wordt door
de tekst ’De afstand van deze positie tot het zwaartepunt van het (grootste) hellende
deel moet tenminste gelijk zijn aan 2 maal de breedte van de scheidingsconstructie
met een minimum van 10 m.’;
-
i. i. artikel 9.3.2.2, onder c), de tekst vervangen wordt door:
’Indien er sprake is van meting over meerdere onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie
dienen, naast de posities genoemd onder a) en d), ook de geluiddrukniveaus voor de
niet aangestraalde onderdelen bepaald te worden op een afstand van 0,5 m ± 0,1 m midden
voor het betreffende onderdeel.’;
-
j. artikel 9.3.2.2, onder e), eerste zin, de tekst vervangen wordt door:
’Indien, bij laag geplaatste geluidbron, de uitwendige scheidingsconstructie voor
50% of meer hellend is uitgevoerd, moeten de meetposities voor het grootste hellende
deel worden gekozen op een zodanige hoogte dat geluidreflecties tegen het verticale
deel van de uitwendige scheidingsconstructie de meetpositie niet kunnen bereiken,
doch ten minste 1,2 m boven het vloerniveau van de ontvangruimte.’;
-
k. artikel 9.3.2.2, na f), wordt toegevoegd:
-
’g) Bij hooggeplaatste bron en een vertikale scheidingsconstructie dient, in afwijking
van het onder punt a) bepaalde, de hoogte van de microfoon zodanig gekozen te worden
dat reflecties afkomstig van de uitwendige scheidingsconstructie de microfoon bereiken
(zie figuur 8b). De minimale hoogte van de microfoon bedraagt echter altijd 1,5 m
boven maaiveld.
-
’h) Bij hooggeplaatste bron en een hellende of horizontale scheidingsconstructie moet
gemeten worden op één meetpositie, op een afstand van 2,5 m ± 0,1 m, gemeten loodrecht
op het vlak voor de uitwendige scheidingsconstructie. Deze meetpositie wordt zodanig
gekozen dat reflecties afkomstig van de uitwendige scheidingsconstructie de microfoon
bereiken (zie figuur 8b).’;
-
l. artikel 11.3.2, de tekst vervangen wordt door:
’Indien de geluidwering afzonderlijk voor meerdere onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie
wordt bepaald, wordt de geluidreduktie van een onderdeel gecorrigeerd voor de overdracht
via andere onderdelen volgens:
waarin:
Lbu;na = het geluiddrukniveau buiten voor het niet aangestraalde onderdeel op de meetpositie
volgens 9.3.2.2 c);
Dna = de geluidreductie Lbu - Lbi van het niet aangestraalde onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie.”