Nadere regels attractie- en speeltoestellen

Geraadpleegd op 28-11-2024.
Geldend van 01-10-2014 t/m 24-05-2016

Artikel 1

In deze regeling en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 4

Voor aanwijzing ingevolge artikel 7a, eerste lid, van de wet als aangewezen instelling met betrekking tot attractie- en speeltoestellen komen slechts instellingen in aanmerking die voldoen aan de in bijlage I vermelde voorwaarden.

Artikel 4a

In het jaarverslag, bedoeld in artikel 7c, tweede lid, van de wet, worden door de aangewezen instelling ten minste de volgende onderwerpen behandeld:

  • a. de door de instelling afgegeven, ingetrokken dan wel geweigerde certificaten;

  • b. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende accreditaties, reglementen en procedures;

  • c. wijzigingen in de op het werkveld van de instelling betrekking hebbende taakverdeling;

  • d. wijzigingen in de bestuurssamenstelling;

  • e. wijzigingen in de statuten of het huishoudelijk reglement;

  • f. aan derden uitbestede werkzaamheden;

  • g. structurele knelpunten op het werkveld van de instelling die zich in de uitvoeringspraktijk hebben voorgedaan;

  • h. het gevoerde overleg en de samenwerking op het werkveld met andere instellingen;

  • i. door de instelling ontvangen klachten en de wijze van afhandeling daarvan;

  • j. tegen de besluiten van de instelling ingediende bezwaren en ingestelde beroepen en de wijze van afhandeling daarvan;

  • k. een financieel verslag betreffende de activiteiten waarvoor de instelling is aangewezen.

Artikel 6

  • 1 Een certificaat van goedkeuring voor een attractie- of speeltoestel komt overeen met het bij deze regeling als bijlage III gevoegde model.

  • 2 Een certificaat voor attractietoestellen als bedoeld in het eerste lid verliest zijn geldigheidsduur twaalf maanden na de datum van de keuring op grond waarvan het certificaat is afgegeven, met dien verstande dat, indien buiten toedoen van de toestelhouder niet tijdig kan worden gekeurd, het certificaat zijn geldigheid behoudt gedurende ten hoogste vier maanden na afloop van de termijn waarvoor het is afgegeven.

  • 3 Een certificaat voor speeltoestellen als bedoeld in het eerste lid heeft een onbeperkte geldigheidsduur.

Artikel 7

Attractietoestellen die zijn voorzien van een certificaat van goedkeuring, worden door de aangewezen instelling tevens voorzien van een merk van goedkeuring, bestaande uit een metalen plaat waarop volgens onderstaand model vermeld: ’GOEDGEKEURD’, de maand en het jaar van de keuring op grond waarvan het certificaat van goedkeuring is afgegeven, de naam van de aangewezen instelling en het nummer van het certificaat van goedkeuring.

schaal 1 : 2

GOEDGEKEURD

maand jaar

naam keuringsinstantie

nr. ......

Het merk van goedkeuring is duurzaam en goed leesbaar en wordt aangebracht op een duidelijk zichtbare plaats.

Artikel 8

  • 1 In afwijking van artikel 7 zijn fabrikanten en importeurs van eenvoudige attractietoestellen, aan wie ten gevolge van de goedkeuring van een het type kenmerkend monster als bedoeld in artikel 8, derde lid, van het besluit een certificaat van goedkeuring is afgegeven, gedurende de geldigheidsduur van het voornoemde certificaat, verplicht tot het aanbrengen van een merk van goedkeuring als bedoeld in artikel 7 op de door hen vervaardigde of geãmporteerde toestellen, die geheel overeenkomstig het goedgekeurde monster zijn vervaardigd, voordat zij deze toestellen voor het eerst in het verkeer brengen.

  • 2 In afwijking van artikel 7 vermeldt het merk van goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, in plaats van de maand en het jaar van de keuring, de maand en het jaar waarin het merk op het toestel wordt aangebracht. Het merk van goedkeuring verliest zijn geldigheidsduur twaalf maanden na de datum die erop staat vermeld, met dien verstande dat, indien buiten toedoen van de toestelhouder niet tijdig kan worden gekeurd, het merk zijn geldigheid behoudt gedurende ten hoogste vier maanden na afloop van de termijn waarvoor het is afgegeven.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 10

Deze regeling wordt aangehaald als: Nadere regels attractie- en speeltoestellen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Staatssecretaris

van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Erica Terpstra

Bijlage I. bij artikel 4 van de Nadere regeling attractie- en speeltoestellen

Voorwaarden waaraan aangewezen instellingen en sub-contractors moeten voldoen

  • 1. De aangewezen instelling en de sub-contractor, de directeuren daarvan en de met de keuring of beoordeling belaste werknemers zijn niet de ontwerper, de fabrikant, de leverancier of de installateur van de toestellen die zij keuren of beoordelen, noch de gemachtigde van één der genoemde personen. Zij treden bij het ontwerpen, de bouw, de verkoop of het onderhoud van deze toestellen noch rechtstreeks, noch als gemachtigde van de betrokken partijen op.

  • 2. De aangewezen instelling, de sub-contractor en de werknemers die met de keuringen zijn belast, voeren de keuringen of beoordelingen uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en technische bekwaamheid; zij zijn vrij van elke pressie en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun boordeling of de uitslagen van hun keuring kan beïnvloeden, met name door personen of groepen van personen die bij de resultaten van de keuring of beoordeling belang hebben.

  • 3. De aangewezen instelling en de sub-contractor beschikken over de nodige werknemers en middelen om de met de uitvoering van de keuringen verbonden technische en administratieve taken op passende wijze te vervullen; tevens hebben de aangewezen instelling en de sub-contractor toegang tot het nodige materiaal voor bijzondere keuringen of beoordelingen.

  • 4. De werknemer die met de keuring of de beoordeling is belast:

    • a. heeft met goed gevolg een op de keuringswerkzaamheden gerichte, technische beroepsopleiding afgerond;

    • b. heeft voldoende kennis van de voorschriften betreffende de keuringen of beoordelingen die hij verricht en voldoende ervaring met deze keuringen of beoordelingen;

    • c. bezit de vereiste vakbekwaamheid om op grond van de verrichte keuringen of beoordelingen verklaringen, processen-verbaal en rapporten op te stellen.

  • 5. De onafhankelijkheid van de werknemers die met de keuringen of beoordelingen zijn belast dient te zijn gewaarborgd. De bezoldiging van elke functionaris is niet afhankelijk van het aantal keuringen of beoordelingen dat hij verricht, noch van de uitslagen van de keuringen of beoordelingen.

  • 6. De aangewezen instelling dient over een kwaliteitssysteem te beschikken dat aantoonbaar voldoet aan de normen NEN-EN-ISO/IEC 17020:2012, NEN-EN-ISO/IEC 17065:2012 of tot 15 september 2015: NEN-EN 45.011. Een sub-contractor dient over een kwaliteitssysteem te beschikken dat aantoonbaar voldoet aan de normen NEN-EN-ISO/IEC 17025:2005.

  • 7. De aangewezen instelling dient een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid te sluiten.

  • 8. De sub-contractor heeft rechtspersoonlijkheid.

Bijlage II. bij artikel 5 van de Nadere regels attractie- en speeltoestellen

Normen voor attractie- en speeltoestellen

  • a. NEN-EN 1176-1: 2008: Speeltoestellen – Deel 1 Algemene veiligheidseisen en beproevingsmethoden;

  • b. NEN-EN 1176-2: 2008: Speeltoestellen – Deel 2 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor schommels;

  • c. NEN-EN 1176-3: 2008: Speeltoestellen – Deel 3 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor glijbanen;

  • d. NEN-EN 1176-4: 2008: Speeltoestellen – Deel 4 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor kabelbanen;

  • e. NEN-EN 1176-5: 2008: Speeltoestellen – Deel 5 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor draaitoestellen;

  • f. NEN-EN 1176-6: 2008: Speeltoestellen – Deel 6 Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor wiptoestellen;

  • g. NEN-EN 1176-7: 2008: Speeltoestellen – Deel 7 Leidraad voor de plaatsing, controle, onderhoud en gebruik;

  • h. NEN-EN 1176-10: 2008: Speeltoestellen en bodemoppervlakken – Deel 10: Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor geheel omsloten toestellen;

  • i. NEN-EN 1176-11: 2008: Speeltoestellen en bodemoppervlakken – Deel 11: Aanvullende bijzondere veiligheidseisen en beproevingsmethoden voor ruimtelijke netstructuren;

  • j. NEN-EN 1069-1: 2010/C1:2012: Waterglijbanen – Deel 1 Veiligheidseisen en beproevingsmethoden;

  • k. NEN-EN 1069-2: 2010: Waterglijbanen – Deel 2 Instructies;

  • l. NEN-EN 13814: 2004: Machines en constructies op kermisterreinen en amusementsparken – Veiligheid.

Bijlage III. bij artikel 6 van de Nadere regeling attractie- en speeltoestellen

Model certificaat van goedkeuring

Warenwet

certificaat van goedkeuring

afgegeven door naam aangewezen instelling

(aangewezen bij ministeriële beschikking van ..., nr ...)

Certificaat nr. ... Dossier nr. ...

Betreft: ...

Evt. nadere aanduidingen: ...

Eigenaar/houder: ...

Adres eigenaar/houder: ...

Soort toestel: ...

Fabrikant: ...

Jaar van fabrikage: ...

Leverancier: ...

Jaar van leverantie: ...

Datum Keuring: ...

Naam aangewezen instelling, adres aangewezen instelling te plaats verklaart, dat het bovenaangehaalde toestel voldoet aan de vervaardigingsvoorschriften genoemd in het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.

Naam aangewezen instelling

Uitsluitend voor attractietoestellen:

Vorig certificaat nr. ...

d.d. ...

Huidig certificaat afgegeven d.d. ...

De volgende keuring moet plaatsvinden voor....