Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997

[Regeling vervallen per 01-02-2006.]
Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 08-12-2000.
Geldend van 08-12-2000 t/m 17-06-2003

Besluit van 27 maart 1997, houdende nieuwe regels met betrekking tot het verstrekken van subsidie ten behoeve van het herstel van beschermde monumenten (Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 6 november 1996, 96029 811/8030, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 34 van de Monumentenwet 1988;

Gezien de adviezen van de Raad voor cultuur, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, de Raad voor de gemeentefinanciën, de Stichting Nationaal Contact Monumenten en de Stichting Nationaal Restauratiefonds;

De Raad van State gehoord (advies van 4 maart 1997, nr. W05.96.0530);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, A. Nuis, van 25 maart 1997, 97008693/8030, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk 1. Begrippen

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a. de wet: de Monumentenwet 1988;

    • b. eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd monument;

    • c. restauratie: werkzaamheden aan een beschermd monument, het normale onderhoud te boven gaand, die voor het herstel van het beschermd monument noodzakelijk zijn;

    • d. subsidiabele restauratiekosten: kosten als bedoeld in artikel 16;

    • e. budgethoudende gemeente: een gemeente die beschikt over een in werking getreden verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet en waarin ten minste 100 beschermde monumenten gelegen zijn;

    • f. woonhuizen en boerderijen: monumenten die in oorsprong primair zijn vervaardigd voor bewoning of ten behoeve van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van kastelen, van historische buitenhuizen en buitenplaatsen, alsmede van hofjes van liefdadigheid;

    • g. overige monumenten: andere monumenten dan woonhuizen en boerderijen;

    • h. budget: een budget als bedoeld in artikel 5.

  • 2 Het aantal beschermde monumenten dat in een gemeente is gelegen, wordt eenmaal in de vier jaar bepaald aan de hand van het register, bedoeld in artikel 6, van de wet; de eerste keer naar de stand van 1 januari 1997.

Hoofdstuk 2. Algemene subsidievoorwaarden

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onze minister kan aan de eigenaar van een beschermd monument dat voorkomt in een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 11 subsidie verstrekken in de subsidiabele restauratiekosten van dat monument.

  • 2 Onze minister kan aan de eigenaar van een beschermd monument dat voorkomt in een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma als bedoeld in artikel 12 subsidie verstrekken in de subsidiabele restauratiekosten van dat monument.

  • 3 Een subsidie als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt slechts verstrekt voorzover:

    • a. de som van de budgetten van de budgethoudende gemeente of van de provincie in het jaar of de jaren ten laste waarvan de subsidie wordt verstrekt, toereikend is; en

    • b. de som van vier opeenvolgende budgetten die zijn vastgesteld voor de categorie, bedoeld in artikel 4, tweede lid, waartoe het te restaureren monument behoort, toereikend is, met dien verstande dat de som van de voor een categorie vastgestelde vier opeenvolgende budgetten kan worden vermeerderd met ten hoogste 50% van de som van de voor de andere categorie vastgestelde vier opeenvolgende budgetten, onder gelijktijdige vermindering van de laatstbedoelde som met het bedrag van de vermeerdering.

  • 4 Een periode van vier opeenvolgende budgetten als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, valt samen met een periode van vier jaren als bedoeld in artikel 7.

  • 5 Zolang binnen een periode van vier jaren als bedoeld in het vierde lid voor een of meer jaren geen budgetten zijn vastgesteld, wordt uitsluitend om de som van het derde lid, onderdeel b, te kunnen maken, het voor de categorieën van monumenten, genoemd in artikel 4, tweede lid, vastgestelde budget of het gemiddelde van twee of drie vastgestelde budgetten, geacht te zijn vastgesteld voor het tweede, derde of vierde jaar.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt:

  • a. voor zover in de subsidiabele restauratiekosten subsidie is verstrekt op grond van een andere rijkssubsidieregeling;

  • b. voor zover de subsidiabele restauratiekosten op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht;

  • c. indien de vergunning, bedoeld in artikel 11 van de wet, niet is verleend;

  • d. indien met de restauratie is begonnen voordat Onze minister de subsidiabele restauratiekosten heeft vastgesteld;

  • e. ten behoeve van de restauratie van archeologische monumenten.

Artikel 3a

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 3. Restauratie-behoefteraming en budgetvaststelling

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen eenmaal per vier jaar een restauratie-behoefteraming bij Onze minister indienen vóór 1 mei van enig jaar.

  • 2 Een restauratie-behoefteraming bestaat uit een inventarisatie van alle restauraties die binnen een gemeente uitvoering behoeven, onderverdeeld in de categorie woonhuizen en boerderijen, en de categorie overige monumenten.

  • 3 De inventarisatie, bedoeld in het tweede lid, wordt opgesteld volgens een door Onze minister nader voor te schrijven methode waarbij soorten van restauratie worden onderscheiden, zo nodig per categorie van monumenten, genoemd in het tweede lid.

  • 4 In een restauratie-behoefteraming worden betrokken de monumenten die naar de stand van 1 januari 1997 dan wel telkens vier jaar later in het register, bedoeld in artikel 6, van de wet zijn opgenomen, met uitzondering van de monumenten die eigendom zijn van de Staat.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onze minister stelt jaarlijks vóór 1 oktober ten behoeve van de budgethoudende gemeenten op basis van hun restauratie-behoefteraming, voor elke categorie van monumenten, genoemd in artikel 4, tweede lid, een budget vast.

  • 2 Onze minister stelt jaarlijks vóór 1 oktober ten behoeve van de provincies op basis van de restauratie-behoefteramingen van de niet-budgethoudende gemeenten voor elke categorie van monumenten, genoemd in artikel 4, tweede lid, een budget vast.

  • 3 De budgetten, bedoeld in het eerste lid, worden berekend door per categorie de verhouding van het aantal restauratie-eenheden in een gemeente tot het landelijk gemeten aantal restauratie-eenheden binnen de desbetreffende categorie te vermenigvuldigen met het bedrag dat ingevolge artikel 7 beschikbaar is voor de desbetreffende categorie.

  • 4 De budgetten, bedoeld in het tweede lid, worden berekend door per categorie de verhouding van de som van het aantal restauratie-eenheden van de gemeenten, bedoeld in het tweede lid, tot het landelijk gemeten aantal restauratie-eenheden binnen de desbetreffende categorie te vermenigvuldigen met het bedrag dat ingevolge artikel 7 beschikbaar is voor de desbetreffende categorie.

  • 5 Een restauratie-eenheid als bedoeld in het derde en vierde lid is een getal per monument dat ontstaat door van elke door Onze minister te onderscheiden werkzaamheid het geïnventariseerde aantal te vermenigvuldigen met de door Onze minister voor de door hem te onderscheiden werkzaamheden vast te stellen normgetallen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Budgetten hebben betrekking op het zesde jaar volgend op het jaar waarin ze op grond van artikel 5 moeten worden vastgesteld.

  • 2 Budgetten worden vastgesteld onder de voorwaarde dat voldoende begrotingsgelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Onze minister bepaalt eenmaal in de vier jaar vóór 1 september in welke verhouding de begrotingsgelden die in de dan komende periode van vier jaren ter beschikking worden gesteld voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in artikel 2 beschikbaar zijn voor de vaststelling van budgetten.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Indien een budgethoudende gemeente na 30 april een restauratie-behoefteraming indient, worden voor de desbetreffende gemeente in dat jaar geen budgetten vastgesteld.

  • 2 Indien een niet-budgethoudende gemeente na 30 april een restauratie-behoefteraming heeft ingediend, wordt die restauratie-behoefteraming in dat jaar buiten de vaststelling van de budgetten gehouden.

  • 3 Indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat een restauratie-behoefteraming niet is opgesteld volgens de methode, bedoeld in artikel 4, derde lid, dan wel dat daarin onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste vaststelling zou hebben geleid, kan in geval van een budgethoudende gemeente de vaststelling van de budgetten worden geweigerd, en kan in geval van een provincie die restauratie-behoefteraming buiten de vaststelling van de budgetten worden gehouden.

  • 4 Een restauratie-behoefteraming die ouder is dan vier jaren wordt niet betrokken bij de vaststelling van budgetten.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 2 Onze minister kan vastgestelde budgetten verlagen:

    • a. voor zover de vaststelling onjuist was;

    • b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen ongewijzigde handhaving van de hoogte van de budgetten verzetten.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Ten laste van een budget kunnen tot 1 oktober van het jaar waarop het budget betrekking heeft, aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2 worden ingediend.

Hoofdstuk 4. Gemeentelijk en provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Het bestuur van een budgethoudende gemeente kan jaarlijks een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma vaststellen waarin staat aangegeven welke beschermde monumenten naar zijn oordeel voor subsidie in aanmerking komen en in welke volgorde.

  • 2 Een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma heeft betrekking op de periode van zes jaren waarvoor Onze minister budgetten heeft vastgesteld.

  • 3 Het gemeentebestuur kan wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma.

  • 4 Het gemeentebestuur stelt Onze minister terstond op de hoogte van een besluit tot vaststelling van een gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma of een besluit tot wijziging daarvan.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Het provinciaal bestuur kan jaarlijks voor de binnen de provincie gelegen niet-budgethoudende gemeenten een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma vaststellen waarin staat aangegeven welke beschermde monumenten uit die gemeenten en in welke volgorde naar zijn oordeel voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2 De besturen van de gemeenten, bedoeld in het eerste lid, kunnen jaarlijks vóór 1 oktober kenbaar maken welke beschermde monumenten naar hun oordeel in het restauratie-uitvoeringsprogramma opgenomen zouden moeten worden en in welke volgorde.

  • 3 De voorbereiding van een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma vindt plaats volgens de in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde procedure.

  • 4 Bij de vaststelling van een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma wijkt het provinciaal bestuur niet af van een volgorde als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Op aanvraag van een budgethoudende gemeente betrekt het provinciaal bestuur die gemeente bij het vaststellen van het provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma.

  • 2 Indien een bij een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma betrokken budgethoudende gemeente vraagt om die betrokkenheid op te heffen, vindt de opheffing plaats met ingang van het eerste jaar van de eerst volgende periode van vier jaren, bedoeld in artikel 7.

  • 3 Afschrift van een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid zenden burgemeester en wethouders aan Onze minister.

Hoofdstuk 5. De subsidieaanvraag

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De eigenaar dient de aanvraag om subsidie, vergezeld van een restauratieplan en een begroting van de restauratiekosten, in bij burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het desbetreffende beschermde monument is gelegen.

  • 2 Het restauratieplan bestaat uit:

    • a. een beschrijving van de technische staat van het beschermd monument, waarin de gebreken van het beschermd monument nauwkeurig vermeld staan;

    • b. tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c. een op de onder a bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van de wijze van verwerking daarvan.

  • 3 De begroting omvat alle kosten van de restauratie, is niet ouder dan 2 jaar en is gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen.

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Burgemeester en wethouders van een budgethoudende gemeente zenden de aanvraag, vergezeld van een door hen opgestelde berekening van de hoogte van de subsidiabele restauratiekosten binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag door aan Onze minister. Zij geven daarbij aan of de aanvraag gelet op het gemeentelijk restauratie-uitvoeringsprogramma voor inwilliging in aanmerking komt en ten laste van welk voor de gemeente vastgesteld budget de subsidie zou moeten worden gebracht.

  • 2 Burgemeester en wethouders van een niet-budgethoudende gemeente of van een budgethoudende gemeente die de aanvraag, bedoeld in artikel 13, eerste lid, heeft gedaan, zenden de aanvraag, vergezeld van een door burgemeester en wethouders opgestelde berekening van de hoogte van de subsidiabele restauratiekosten binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag door aan gedeputeerde staten.

  • 3 Burgemeester en wethouders van een gemeente zonder verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet zenden de aanvraag binnen vier weken door aan gedeputeerde staten.

  • 4 Gedeputeerde staten zenden de aanvraag, bedoeld in het tweede of derde lid, binnen twee weken na de doorzending van de aanvraag door aan Onze minister. Zij geven daarbij aan of de aanvraag gelet op het provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma voor inwilliging in aanmerking komt en ten laste van welk voor de provincie vastgesteld budget de subsidie zou moeten worden gebracht.

  • 5 Burgemeester en wethouders alsmede gedeputeerde staten stellen de eigenaar in kennis van een doorzending als bedoeld in het eerste, tweede, derde of vierde lid.

  • 6 Indien de doorzending, bedoeld in de vorige leden, niet binnen het in die leden gestelde aantal weken kan plaatsvinden, stellen burgemeester en wethouders, of gedeputeerde staten de eigenaar daarvan in kennis en noemen daarbij een redelijke termijn waarbinnen de doorzending wel tegemoet kan worden gezien.

Hoofdstuk 6. De subsidiabele restauratiekosten en de subsidiepercentages

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Subsidiabele restauratiekosten zijn kosten die, met inachtneming van het tweede tot en met zevende lid, naar het oordeel van Onze minister noodzakelijk zijn om de onderdelen van een beschermd monument, die monumentale waarde bezitten te herstellen of te conserveren.

  • 2 De monumentale waarde van een beschermd monument wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel, alsmede door die onderdelen of objecten die blijkens het register, bedoeld in artikel 6 van de wet, dan wel naar het oordeel van Onze minister van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuur-historische waarde.

  • 3 Indien uit het register, bedoeld in artikel 6 van de wet, blijkt dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, wordt de monumentale waarde van dat monument uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

  • 4 Subsidiabele restauratiekosten zijn tevens kosten die gemaakt worden voor:

    • a. voorzieningen aan een beschermd monument, die naar het oordeel van Onze minister nodig zijn ten behoeve van een regelmatige inspectie daarvan;

    • b. installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover die installaties door Onze minister op grond van artikel 28, eerste lid, zijn voorgeschreven;

    • c. schilderwerk voor zover de te schilderen onderdelen gerestaureerd worden en de kosten daarvan subsidiabel zijn;

    • d. leges, naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • e. een Casco-All-Risk verzekering als bedoeld in artikel 27, tweede lid, naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • f. directiekosten naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • g. bouwhistorisch onderzoek.

  • 5 Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel tenzij hij die werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming.

  • 6 Indien restauratiekosten op grond van een verzekering worden gedekt, worden de subsidiabele restauratiekosten verminderd met het bedrag dat ontstaat door het bedrag van de verzekeringspenningen te vermenigvuldigen met de breuk die ontstaat door de subsidiabele restauratiekosten te delen door de restauratiekosten.

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De subsidie bedraagt twintig procent van de subsidiabele restauratiekosten.

  • 2 In afwijking van het eerste lid gelden de volgende percentages:

    • a. voor kerkelijke monumenten: 40;

    • b. voor monumenten met uitzondering van molens, waarvan de eigenaar een in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon is die zonder winstoogmerk in hoofdzaak de instandhouding van één of meer monumenten ten doel heeft en die is gerangschikt onder de instellingen, bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956: 40;

    • c. voor molens en gemalen die uit een oogpunt van monumentenzorg bedrijfsvaardig zijn of door de restauratie bedrijfsvaardig worden gemaakt en waarvan de eigenaar een in Nederland gevestigde privaatrechtelijke rechtspersoon is die zonder winstoogmerk in hoofdzaak de instandhouding van één of meer monumenten ten doel heeft: 40;

    • d. voor monumenten waarvan de eigenaar een publiekrechtelijke rechtspersoon is en voor andere dan de onder c bedoelde molens en gemalen die uit een oogpunt van monumentenzorg bedrijfsvaardig zijn of door de restauratie bedrijfsvaardig worden gemaakt: 30;

    • e. Voor orgels, carillons, klokken en uurwerken, die deel uitmaken van een monument en die vermeld worden in het register waarin het monument is ingeschreven, voor zover dat monument valt: onder de onder a of b genoemde categorie: 40; onder de onder d genoemde categorie: 30.

Hoofdstuk 7. De beslissing op de aanvraag

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 18

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Onze minister beslist op de aanvraag binnen redelijke termijn na de doorzending van de aanvraag door burgemeester en wethouders of door gedeputeerde staten.

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Indien de beschikking een subsidieverlening inhoudt, vermeldt Onze minister daarin:

    • a. de door hem vastgestelde subsidiabele restauratiekosten;

    • b. het jaar of de jaren waarin de subsidie kan worden bevoorschot;

    • c. het jaar of de jaren waarin de subsidie kan worden betaald.

  • 2 Indien de beschikking een afwijzing inhoudt, vermeldt Onze minister daarin de door hem vastgestelde subsidiabele restauratiekosten.

  • 3 Afschrift van de beschikking, bedoeld in het eerste en tweede lid, zendt Onze minister aan burgemeester en wethouders, aan gedeputeerde staten en aan de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

De eigenaar aan wie een subsidie is verleend, komt in aanmerking voor een door de Stichting Nationaal Restauratiefonds te verstrekken hypothecaire geldlening ten behoeve van de restauratie onder door die stichting te bepalen voorwaarden, tenzij de subsidie is verleend met toepassing van artikel 17, derde lid.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Het budget van de budgethoudende gemeente of de provincie, waarin het beschermd monument ten behoeve waarvan een subsidie is verleend, is gelegen, en dat is vastgesteld voor de categorie van monumenten, genoemd in artikel 4, tweede lid, waartoe dat beschermd monument behoort, wordt verminderd met het bedrag van de subsidie dat de beschikking tot subsidieverlening vermeldt.

  • 2 Indien de eigenaar voor de in artikel 20 bedoelde hypothecaire geldlening in aanmerking komt, wordt het desbetreffende budget van de budgethoudende gemeente of de provincie tevens verminderd met een bedrag ter grootte van 30% van de subsidiabele restauratiekosten.

  • 3 Indien het desbetreffende budget van de budgethoudende gemeente of de provincie niet toereikend is om ten laste daarvan zowel een subsidie, vastgesteld volgens dit besluit, als het bedrag ten behoeve van een hypothecaire geldlening als bedoeld in artikel 20 te brengen, stelt Onze minister de te verlenen subsidie alsmede het bedrag ten behoeve van de hypothecaire geldlening in hun onderlinge verhouding lager vast, zodat de som van beide bedragen gelijk is aan dat budget.

Artikel 22

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Nadat subsidie is verleend, kan Onze minister aan de eigenaar op basis van door de eigenaar via burgemeester en wethouders bij Onze minister ingediende overzichten van gemaakte kosten, die vergezeld gaan van de desbetreffende originele rekeningen, voorschotten verstrekken in het jaar of de jaren, bedoeld in artikel 19, eerste lid, onderdeel b.

  • 2 Burgemeester en wethouders voegen aan de overzichten, bedoeld in het eerste lid, een verklaring als bedoeld in artikel 23, tweede lid, toe.

Hoofdstuk 8. Begeleiding van restauraties

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 23

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De restauratie wordt door burgemeester en wethouders begeleid.

  • 2 De begeleiding houdt in ieder geval in dat burgemeester en wethouders ten minste eenmaal per kwartaal een verklaring opstellen betreffende de tot het moment van opstelling verrichte restauratiewerkzaamheden en de daarvoor gemaakte kosten.

  • 3 Burgemeester en wethouders zenden de verklaring, bedoeld in tweede lid, naar Onze minister en in afschrift naar de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

  • 4 Indien burgemeester en wethouders aan Onze minister berichten dat zij niet in staat zijn een bepaalde restauratie te begeleiden, wordt de restauratie door Onze minister begeleid.

  • 5 Onze minister kan besluiten om in geval van een restauratie waarvoor specifieke kennis vereist is waarover burgemeester en wethouders niet beschikken, in afwijking van het eerste lid de restauratie te begeleiden.

Hoofdstuk 9. De aan subsidieverlening verbonden verplichtingen

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 24

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De restauratie wordt begonnen en wordt beëindigd vóór de door Onze minister te bepalen data.

  • 2 Van het begin en het einde van de restauratie zendt de eigenaar onmiddellijk een mededeling aan burgemeester en wethouders en aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.

Artikel 25

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Onze minister kan de eigenaar verplichten:

  • a. mee te werken aan een wetenschappelijk onderzoek naar de bouwgeschiedenis van het beschermd monument;

  • b. de aanbesteding en de gunning van de restauratie op een door Onze minister te bepalen wijze te doen plaatsvinden;

  • c. tijdens de restauratie aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te zenden:

    • 1°. voor de 15e van elke maand een rapport betreffende de in de voorafgaande maand verrichte werkzaamheden;

    • 2°. jaarlijks voor 1 april een verslag van de in het voorafgaande kalenderjaar uitgevoerde werkzaamheden, alsmede een financiële verantwoording over het afgelopen kalenderjaar;

  • d. binnen drie maanden na afloop van de restauratie een door een architect gewaarmerkt volledig stel revisie-tekeningen aan de Rijksdienst voor de Monumentenzorg te zenden.

Artikel 26

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

De eigenaar doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan Onze minister indien er zich omstandigheden voordoen die van invloed kunnen zijn op de subsidieverlening onder overlegging van de relevante stukken.

Artikel 27

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De eigenaar is verplicht vanaf de aanvang van de restauratie op zijn kosten het beschermd monument te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade en na afloop van de restauratie daartegen verzekerd te houden.

  • 2 De eigenaar is verplicht voor de duur van de restauratie een Casco-All-Risks verzekering af te sluiten.

  • 3 Onze minister kan voor door hem vast te stellen categorieën van beschermde monumenten vrijstelling verlenen van het eerste lid.

  • 4 Onze minister verleent op aanvraag aan degene die gemoedsbezwaren heeft tegen de in het eerste en tweede lid bedoelde verzekeringen ontheffing van het eerste en tweede lid.

Artikel 28

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onze minister kan de eigenaar verplichten het beschermd monument te voorzien van een of meer installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag ter bescherming van de monumentale waarde van dat beschermd monument.

  • 2 De eigenaar draagt er zorg voor dat een door Onze minister verplicht gestelde installatie ter voorkoming van blikseminslag jaarlijks wordt getest en voorts telkens na onweer voor zover de installatie dat vereist.

Artikel 29

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De eigenaar is verplicht na afloop van de restauratie het beschermd monument te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de restauratie is gebracht.

  • 3 Onze minister kan de eigenaar verplichten vóór een bepaalde datum een onderhoudsplan op te stellen en aan Onze minister toe te zenden. Het onderhoudsplan dient gebaseerd te zijn op een bouwkundig inspectierapport en gedetailleerd inzicht te geven in de voorgenomen onderhoudswerkzaamheden over een periode van 10 jaren alsmede in de kosten daarvan.

  • 4 Onze minister kan op aanvraag ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het tweede lid.

Artikel 30

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Indien de eigenaar zijn recht op het beschermd monument ten behoeve waarvan een subsidie is verstrekt, overdraagt, is hij gehouden ten behoeve van de Staat van zijn rechtsopvolger te bedingen dat deze de verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens dit besluit, zal nakomen, met dien verstande dat, ingeval de overdracht plaatsvindt na de vaststelling van de subsidie, met oplegging van de verplichting tot nakoming van de verplichtingen, vastgesteld bij of krachtens deartikelen 27 tot en met 30 kan worden volstaan.

  • 2 In het geval, bedoeld in het eerste lid, bedingt de eigenaar tevens ten behoeve van de Staat dat zijn rechtsopvolger bij niet-nakoming van het beding, bedoeld in het eerste lid, als boete het bedrag verschuldigd is dat Onze minister als subsidie heeft verstrekt.

Hoofdstuk 10. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie en de beslissing daarop

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 31

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Binnen drie maanden na afloop van de restauratie dient de eigenaar in tweevoud een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij burgemeester en wethouders.

  • 2 Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de eigenaar, gerelateerd aan de ingediende begroting, rekening en verantwoording af onder overlegging van de desbetreffende originele rekeningen en bewijzen van betaling.

  • 3 Indien rekeningen en bewijzen van betaling betrekking hebben op kosten van personeel dat in loondienst is bij de eigenaar, is de aanvraag tot subsidievaststelling tevens vergezeld van een verklaring van een registeraccountant of een accountant-administratieconsulent waaruit blijkt hoeveel uren door dat personeel is besteed aan subsidiabele werkzaamheden.

  • 4 De aanvraag tot subsidievaststelling kan geen kosten bevatten die niet reeds bij de verlening als subsidiabele restauratiekosten zijn vastgesteld.

Artikel 32

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Burgemeester en wethouders zenden de aanvraag tot subsidievaststelling, vergezeld van:

    • a. een door hen opgestelde berekening van de werkelijk gemaakte subsidiabele restauratiekosten; en

    • b. een verklaring waaruit blijkt dat het werk naar behoren is uitgevoerd; binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag door aan Onze minister.

  • 2 Burgemeester en wethouders van een gemeente zonder verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet zenden de aanvraag binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag door aan Onze minister.

Artikel 33

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onze minister beslist op de aanvraag tot vaststelling van de subsidie binnen een redelijke termijn na de doorzending, bedoeld in artikel 32.

  • 2 Indien de aanvraag is ingediend bij burgemeester en wethouders van een gemeente zonder verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet beslist Onze minister op de aanvraag binnen een redelijke termijn na de doorzending van de aanvraag.

  • 3 Een afschrift van de vaststelling van de subsidie zendt Onze minister aan burgemeester en wethouders, aan gedeputeerde staten en aan de Stichting Nationaal Restauratiefonds.

Artikel 34

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

De eigenaar stort teveel ontvangen voorschotten onmiddellijk terug, tenzij Onze minister tot verrekening op andere wijze heeft besloten.

Hoofdstuk 11. Overige bepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 35

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Onze minister kan een formulier vaststellen voor:

Artikel 36

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Onze minister kan artikelen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat dit besluit beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 37

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Burgemeester en wethouders van een gemeente zonder verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet behoeven geen berekening als bedoeld in artikel 15, eerste en twee lid, en 32, eerste lid, onderdeel a, op te stellen; op hen zijn deartikelen 23 en 32, eerste lid, onderdeel b, niet van toepassing.

  • 2 Ingeval van een gemeente zonder verordening als bedoeld in artikel 15 van de wet geschiedt de begeleiding van een restauratie door Onze minister.

Hoofdstuk 12. Bijzondere subsidieverstrekking 1997

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 38

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onverminderd artikel 41 kan Onze minister in het jaar 1997 aan de eigenaar van een beschermd monument waarvan het casco zich naar het oordeel van Onze minister in een zodanig slechte staat bevindt dat het voortbestaan van dat monument in gevaar is, subsidie verstrekken in de subsidiabele restauratiekosten van dat monument.

  • 2 Indien met het aantal aanvragen dat ingevolge het eerste lid voor subsidie in aanmerking komt totale bedragen gemoeid zijn die de in artikel 39 voor de desbetreffende categorieën van monumenten gereserveerde subsidiegelden overtreffen, houdt Onze minister bij de beslissing op die aanvragen rekening met de bestemming die aan de te restaureren monumenten wordt toegekend.

  • 3 Indien met het aantal aanvragen dat na toetsing aan het tweede lid voor subsidie in aanmerking komt totale bedragen gemoeid zijn die de in artikel 39 voor de desbetreffende categorieën van monumenten gereserveerde subsidiegelden overtreffen, houdt Onze minister bij de beslissing op die aanvragen rekening met de te verwachten investeringseffecten, verbonden aan de verstrekking van subsidie.

Artikel 39

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Onze Minister stelt in 1997 voor de verstrekking van subsidie als bedoeld in artikel 38:

    • a. ten behoeve van woonhuizen en boerderijen 25 miljoen gulden beschikbaar;

    • b. ten behoeve van kerken 15 miljoen beschikbaar; en

    • c. ten behoeve van overige monumenten 10 miljoen gulden beschikbaar.

  • 2 Een subsidie als bedoeld in artikel 38 wordt geweigerd voor zover door verstrekking van subsidie aan woonhuizen en boerderijen, aan kerken, of aan overige monumenten het daarvoor in het eerste lid genoemde bedrag zou worden overschreden.

  • 3 Indien na de beslissing op de aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 38 het beschikbare bedrag, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b of c, niet geheel besteed is, besteedt Onze minister het restant ten behoeve van aanvragen om subsidie die op grond van het tweede lid zouden worden geweigerd.

Artikel 40

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 2 Subsidie als bedoeld in artikel 38 wordt onverminderd artikel 3 slechts verstrekt indien:

    • a. de vergunning, bedoeld in artikel 11 van de wet, is verleend en de werking daarvan niet is opgeschort;

    • b. naar genoegen van Onze minister aannemelijk is gemaakt dat het gedeelte van de kosten van de voorgenomen restauratie, dat niet door subsidie gedekt kan worden, financieel zeker gesteld is en dat overigens met de restauratie vóór 1 oktober 1997 kan worden begonnen.

  • 3 De aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 38 bevat, naast de eisen, gesteld in artikel 14, tevens een verklaring waarin wordt aangegeven:

    • a. op welke wijze het monument na de restauratie wordt gefinancierd;

    • b. welke bestemming het monument na de restauratie krijgt;

    • c. op welke wijze verzekerd is dat met de restauratie vóór 1 oktober 1997 kan worden begonnen.

  • 4 Burgemeester en wethouders zenden Onze minister de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 38 vóór 16 juli 1997 toe, vergezeld van:

    • a. een door hen opgestelde berekening van de subsidiabele restauratiekosten; en

    • b. een afschrift van de voor de restauratie benodigde vergunning.

Hoofdstuk 13. Overgangs- en slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Artikel 41

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 Het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten wordt ingetrokken met dien verstande dat de subsidieverlening in het jaar 1997 alsmede de vaststelling van een subsidie, toegezegd op basis van dat besluit, plaatsvindt overeenkomstig dat besluit.

  • 2 Indien de aanvraag om subsidie, bedoeld in artikel 14, wordt ingediend na de inwerkingtreding van dit besluit, wordt, ingeval de beslissing een subsidieverlening inhoudt, het subsidiebedrag berekend op basis van de percentages, genoemd in artikel 17.

Artikel 42

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

In afwijking van artikel 1, tweede lid, wordt het aantal beschermde monumenten dat op 1 januari 2001 in een gemeente gelegen is, eenmalig aangevuld met het aantal monumenten dat voor 1 januari 2001 in het kader van het Monumenten Selectie Project door de gemeente voor aanwijzing als beschermd monument bij Onze minister is voorgedragen.

Artikel 43

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 De budgetten, berekend op grond van artikel 5 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten ten behoeve van een budgethoudende gemeente en ten laste komend van de begrotingen voor de jaren 1998 tot en met 2002, gelden voor zover ten laste daarvan geen toezeggingen zijn gedaan, als budgetten als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 2 De budgetten, berekend op grond van artikel 5 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten ten behoeve van de niet-budgethoudende gemeenten en ten laste komend van de begrotingen voor de jaren 1998 tot en met 2002, gelden voor zover ten laste van die budgetten geen toezeggingen zijn gedaan, per bedoelde jaren bij elkaar opgeteld als budgetten als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 3 De budgetten, bedoeld in het eerste of tweede lid, zijn voor:

    • a. 50% beschikbaar voor subsidieverstrekking aan woonhuizen en boerderijen;

    • b. 50% beschikbaar voor subsidieverstrekking aan overige monumenten.

  • 4 In afwijking van artikel 2, derde lid, onderdeel b, wordt een subsidie ten laste van de begroting voor de jaren 1998 tot en met 2002 slechts verstrekt voorzover de ingevolge artikel 2, vijfde lid, voor de categorie van monumenten waartoe het te restaureren monument behoort, beschikbare gedeelten van de budgetten van de desbetreffende budgethoudende gemeente of provincie betreffende de jaren 1998 tot en met 2002, tezamen toereikend zijn.

Artikel 44

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

  • 1 In het provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma voor de jaren 1998–2002 worden in ieder geval uit elke niet-budgethoudende gemeente beschermde monumenten betrokken voorzover de beschikbare budgetten voor die jaren gevoed zijn met dat gedeelte van de voor de gemeente op grond van artikel 5 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten berekende budgetten, als bedoeld in artikel 43, tweede lid.

  • 2 Een eigenaar wiens restauratieproject voorkomt op een meerjarenprogramma als bedoeld in artikel 3 van het Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten voor de jaren 1997–2002 maar niet voorkomt op een provinciaal restauratie-uitvoeringsprogramma voor die jaren, wordt hiervan terstond door de provincie in kennis gesteld.

Artikel 48

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Dit besluit treedt in werking met ingang van 16 juni 1997.

Artikel 49

[Regeling vervallen per 01-02-2006]

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rijkssubsidiëring restauratie monumenten 1997.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 maart 1997

Beatrix

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen.

A. Nuis

Uitgegeven tiende april 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager