Besluit gebruik meststoffen

Geraadpleegd op 23-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 01-12-2005.
Geldend van 01-12-2005 t/m 31-12-2005

Besluit van 1 december 1997, houdende regels betreffende het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen (Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 25 juni 1997, No. J. 975376, gedaan mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen 6, 7, 15 en 65 van de Wet bodembescherming;

De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 1997, nr. W11.97.0391);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 20 november 1997, No. J. 9712655, uitgebracht mede namens Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1

  • 1 In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder grond, landbouwgrond, grasland, bouwland, braakland, fosfaat en hectare hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, van de Meststoffenwet, en wordt verstaan onder:

    • a. dierlijke meststoffen: meststoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de Meststoffenwet die geheel of gedeeltelijk bestaan uit uitwerpselen van dieren, waaronder mede wordt begrepen de geheel of gedeeltelijk verteerde maag- en darminhoud van dieren;

    • b. gebruiken: op of in de bodem brengen;

    • c. natuurterrein: grond met een houtopstand, alsmede heideveld, ven, hoogveenterrein, zandverstuiving, duinterrein, kwelder, schor, gors, slik, riet- en ruigtland, griend en laagveenmoeras, voor zover het geen landbouwgrond is;

    • d. beheer: beheer dat aan bij ministeriële regeling gestelde regels voldoet;

    • e. overige grond: andere grond dan landbouwgrond of natuurterrein;

    • f. waterige fracties: dierlijke meststoffen, waarvan het droge-stofgehalte kleiner dan 5% is en die ontstaan door ofwel een systeem van gescheiden bewaring van dierlijke meststoffen ofwel door een systeem waarbij dierlijke meststoffen worden gescheiden;

    • g. stikstofkunstmest: meststof, opgenomen in bijlage IV bij dit besluit;

    • h. niet-beteelde grond: grond waarvan niet kan worden waargenomen dat deze gelijkmatig met een gewas is bedekt;

    • i. emissiearm aanwenden: gebruiken overeenkomstig de voorschriften die voor de desbetreffende situatie zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende bijlage II;

    • j. veenkoloniaal bouwplan: bouwplan voor de teelt van fabrieksaardappelen ten behoeve van de zetmeelindustrie in een teeltfrequentie van ten minste éénmaal per drie jaar, met dien verstande dat geen sprake is van een veenkoloniaal bouwplan in de periode dat op de desbetreffende grond bloembollen worden geteeld of gras wordt geteeld;

    • k. fruitteelt: bedrijfsmatige teelt op bouwland van vruchten, bestemd voor menselijke consumptie en groeiend aan houtige gewassen;

    • l. vaste mest: dierlijke meststoffen die niet verpompbaar zijn;

    • m. hellingspercentage: quotiënt van het hoogteverschil en de horizontale afstand, uitgedrukt in procenten, volgens de in bijlage III bij dit besluit aangegeven meetmethode.

  • 3 Voor de toepassing van de artikelen 4, 4a, 5 en 6d wordt onder bouwland niet verstaan grond waarop tuinbouw in glasopstanden wordt uitgeoefend, of waarop een anderszins bedekte teelt plaatsvindt.

§ 2. Gebruik van dierlijke meststoffen op natuurterrein en overige grond

Artikel 2

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op natuurterrein of op overige grond.

  • 3 Voor de toepassing van het tweede lid wordt de hoeveelheid gebruikte dierlijke meststoffen, gemeten in kilogrammen fosfaat, bepaald als de som van de hoeveelheid dierlijke meststoffen, geproduceerd door op het natuurterrein waarop een beheer wordt gevoerd of op de overige grond feitelijk gehouden dieren, en de hoeveelheid op het natuurterrein of op de overige grond feitelijk aangevoerde dierlijke meststoffen. Op de vaststelling van de hoeveelheid fosfaat in de geproduceerde en aangevoerde dierlijke meststoffen is artikel 17, eerste en tweede lid, van de Meststoffenwet van overeenkomstige toepassing. In afwijking daarvan kan de hoeveelheid fosfaat in de aangevoerde dierlijke meststoffen worden vastgesteld door middel van bemonstering en analyse of op andere wijze overeenkomstig de regels gesteld krachtens artikel 52 van de Meststoffenwet.

  • 4 In afwijking van het tweede lid is het verboden op natuurterrein waarop een beheer wordt gevoerd of op overige grond waterige fracties te gebruiken.

§ 3. Gebruik van dierlijke meststoffen en stikstofkunstmest

Artikel 3

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste mest op grasland waarop een beheer wordt gevoerd, indien het gebruik van vaste mest onderdeel is van het op het desbetreffende grasland van toepassing zijnde beheersregime.

Artikel 3a

Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bovenste bodemlaag met water verzadigd is.

Artikel 3b

  • 1 Het is verboden in de periode van 1 september tot en met 31 januari dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken indien de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder infiltreren verstaan: aanvoeren van water op of onder het grondoppervlak door middel van een buizen- of slangenstelsel.

Artikel 4

  • 1 Het is verboden in de periode van 1 september tot en met 31 januari dierlijke meststoffen te gebruiken.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 1 tot en met 15 september niet van toepassing op grasland, gelegen op kleigrond of veengrond.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste dierlijke meststoffen op bouwland, gelegen op kleigrond of veengrond.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van drijfmest op bouwland, gelegen op kleigrond, in de periode van:

    • a. 1 september 2005 tot en met 30 november 2005;

    • b. 1 september 2006 tot en met 15 november 2006;

    • c. 1 september 2007 tot en met 31 oktober 2007;

    • d. 1 september 2008 tot en met 15 oktober 2008;

    • e. 1 september tot en met 15 september in de jaren 2009 en volgende.

  • 5 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van drijfmest op bouwland, gelegen op veengrond, in de periode van 1 september tot en met 15 september.

Artikel 4a

  • 1 Het is verboden in de periode van 16 september tot en met 31 januari stikstofkunstmest te gebruiken op bouwland en op grasland.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op bouwland dat gelijkmatig is beteeld met een vollegrondsgroente.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 16 september tot en met 15 oktober niet van toepassing op bouwland waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend.

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van ureum op bouwland waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend.

  • 5 Het in het eerste lid gestelde verbod is in de periode van 16 januari tot en met 31 januari niet van toepassing op bouwland dat gelijkmatig is beteeld met hyacinten.

Artikel 4b

Het is verboden in de periode van 16 september tot en met 31 januari grasland om te ploegen.

Artikel 5

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op grasland, bouwland, braakland of niet-beteelde grond, tenzij de dierlijke meststoffen emissiearm worden aangewend.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij dit besluit, waarop een veenkoloniaal bouwplan wordt uitgeoefend, alsmede op bouwland, braakland of niet-beteelde grond, gelegen op Texel.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het gebruik van vaste dierlijke meststoffen op grond waarop gras wordt geteeld of waarop uitsluitend fruitteelt wordt uitgeoefend, tenzij de grond een hellingspercentage heeft van 7 of meer.

Artikel 6

Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt.

§ 4. Gebruik van dierlijke meststoffen en stikstofkunstmest op steile hellingen

Artikel 6a

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie.

  • 2 Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder geulenerosie verstaan: de versnelde afvoer van bodemmateriaal door oppervlakkig afstromend water, waarbij geulen van meer dan 30 centimeter diepte zijn ontstaan.

Artikel 6b

  • 1 Het is verboden dierlijke meststoffen te gebruiken op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor niet-beteelde grond met een hellingspercentage van minder dan 18 indien deze grond uiterlijk acht dagen na het gebruik van de dierlijke meststoffen gelijkmatig is ingezaaid met een ander gewas dan maïs, aardappelen of bieten.

  • 3 De in het tweede lid genoemde uitzondering voor maïs, aardappelen of bieten geldt niet voor een perceel met een aaneengesloten lengte van ten hoogste 300 meter dat aan beide einden over de volle breedte door een duidelijk waarneembare kavelgrens is afgebakend, dan wel over de volle breedte wordt begrensd door grond die gelijkmatig is bedekt met een ander gewas dan maïs, aardappelen of bieten over een aaneengesloten lengte van ten minste 100 meter.

  • 4 Voor de toepassing van het derde lid wordt verstaan onder:

    • a. lengte van een perceel: zijde van een perceel die de grootste hoek vormt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen;

    • b. breedte van een perceel: zijde van een perceel, die de kleinste hoek vormt met de hoofdrichting van de hoogtelijnen.

Artikel 6c

Het is verboden stikstofkunstmest te gebruiken op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer.

Artikel 6d

Het verboden dierlijke meststoffen of stikstofkunstmest te gebruiken op bouwland of braakland met een hellingspercentage van 18 of meer.

§ 5. Ontheffingen

Artikel 7

  • 1 Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit kan in overeenstemming met Onze Minister, op aanvraag en gehoord de Technische commissie bodembescherming, ten behoeve van onderzoek ontheffing verlenen van de in de artikelen 4, 4a, 4b, 5, 6, 6b en 6d gestelde verboden, op basis van een ingediend onderzoeksplan.

  • 2 Een ontheffing kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van Onze Ministers:

    • - de ontheffing noodzakelijk is voor het te verrichten onderzoek,

    • - het onderzoeksplan voldoende duidelijk en onderbouwd is,

    • - het voldoende aannemelijk is dat het onderzoek daadwerkelijk zal leiden tot het in het onderzoeksplan geformuleerde onderzoeksresultaat,

    • - het onderzoek voldoende innovatief is,

    • - het onderzoek voldoende beperkt in duur en omvang is, en

    • - het belang van de bescherming van de bodem zich niet verzet tegen de ontheffing.

Artikel 8

  • 1 Gedeputeerde staten kunnen voor de periode van 1 tot en met 15 september ten behoeve van experimenten met het gebruik van dierlijke meststoffen op bouwland, braakland of niet-beteelde grond, gelegen in de gebieden die zijn aangegeven op de kaarten in bijlage I bij dit besluit, op aanvraag, ontheffing verlenen van het in artikel 4 gestelde verbod, op basis van een ingediend voorstel voor een experiment.

  • 2 De ontheffing kan slechts worden verleend na kennisgeving door gedeputeerde staten aan Onze Minister van de in het eerste lid bedoelde aanvraag en nadat Onze Minister ter zake de Technische commissie bodembescherming heeft gehoord.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 1 december 1997

Beatrix

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

J. J. van Aartsen

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Margaretha de Boer

Uitgegeven de negende december 1997

De Minister van Justitie,

W. Sorgdrager

Bijlage I. behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

[Red: De kaarten zijn niet opgenomen.]

[Red: Op de kaarten dient «Besluit gebruik dierlijke meststoffen 1998» telkens te worden vervangen door «Besluit gebruik meststoffen». ]

[Red: Op de kaarten dient « de artikelen 4, 5 en 8» telkens te worden vervangen door: de artikelen 4, 4a, 5 en 8.]

Bijlage II. , behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

Beschrijving van emissiearm aanwenden als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van het Besluit gebruik meststoffen

1. Algemeen

Het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen vindt uitsluitend plaats door toepassing van de in de punten 2 en 3 beschreven methoden.

2. Emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op grasland

Bij het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op grasland wordt de mest onmiddellijk op of in de grond gebracht.

Indien de mest op de grond wordt gebracht, geschiedt dit door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in strookjes tussen het gras wordt gebracht, waarbij het gras tevoren wordt opgelicht of zijdelings wordt weggedrukt. De strookjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter en de afstand van het midden van een strookje tot het midden van het naastliggende strookje is minimaal 15 centimeter.

Indien de mest in de grond wordt gebracht, geschiedt dit door middel van apparatuur waarmee de mest uitsluitend in de grond wordt gebracht in sleufjes. De sleufjes hebben geen grotere breedte dan 5 centimeter.

3. Emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op bouwland, braakland of niet-beteelde grond

  • a. Bij het emissiearm aanwenden van dierlijke meststoffen op bouwland, braakland of niet-beteelde grond wordt de mest

    • 1 e onmiddellijk in de grond gebracht waarbij punt 2 van overeenkomstige toepassing is, of

    • 2 e in maximaal twee direct opeenvolgende werkgangen op het grondoppervlak gebracht en ondergewerkt en wel zodanig dat op de desbetreffende percelen de mest altijd ofwel zichtbaar op het grondoppervlak wordt gebracht, ofwel zichtbaar wordt ondergewerkt.

  • b. Bij toepassing van de in onderdeel a, onder 2e, bedoelde onderwerkactiviteit is de mest na het op het grondoppervlak brengen ofwel in de grond gebracht, ofwel intensief met de grond vermengd, zodat de mest als zodanig niet meer zichtbaar op het grondoppervlak ligt.

Bijlage III. , behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

I Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met één hoogste en één laagste punt

1. Bepaling van de richting van de steilste helling in het gewasperceel (L = lengte van het gewasperceel).

De steilste helling in het gewasperceel is maatgevend voor L.

Figuur A

Bijlage 2563.png

L van gewasperceel a = 400 meter

L van gewasperceel b = 200 meter

2. Bepaling van het gemiddelde hellingspercentage over de in 1 vermelde L (lengte gewasperceel).

Figuur B

Bijlage 2564.png

Gemiddeld hellingspercentage = 1.

Figuur C

Bijlage 2565.png

Gemiddeld hellingspercentage: 300/500 x 6 + 200/500 x 1 = 4

Figuur D

Bijlage 2566.png

Gemiddeld hellingspercentage: 150/500 x 2 + 200/500 x 12/500 + 150/500 x 2 = 6

II Bepaling hellingspercentage van gewaspercelen met meer dan één hoogste punt of laagste punt (holle en bolle percelen)

1. Holle percelen: vanuit het laagste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Figuur E

Bijlage 2567.png

Gemiddeld hellingspercentage van helling 1: 200/300 x 6 + 100/300 x 9 = 7

helling 2: idem

Gemiddeld hellingspercentage gewasperceel:

300/600 x 7 + 300/600 x 7 = 7

2. Bolle percelen: vanuit het hoogste punt het gemiddelde van twee hellingen bepalen.

Bijlage IV. behorende bij het Besluit gebruik meststoffen

Onder stikstofkunstmest als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel g, worden meststoffen, alsmede mengsels van meststoffen verstaan, die vallen onder de volgende typeaanduidingen:

  • a. Stikstofmeststoftypen

    Ammoniakwater

    Ammoniumnitraat(-ureum-oplossing (urean))

    Ammoniumsulfaat (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))

    Ammonsulfaatsalpeter (ook: met nitrificatieremmer (dicyaandiamide))

    Calciummagnesiumnitraat(-oplossing)

    Calciumnitraat(-oplossing)

    Chilisalpeter

    Crotonylideendiureum

    Isobutylideendiureum

    Kalkammonsalpeter

    Kalkmagnesiasalpeter

    Kalksalpeter

    Kalkstikstof

    Magnesiumnitraat(-oplossing)

    Natronsalpeter

    Nitraathoudende kalkstikstof

    Oplossing van stikstofmeststof(fen)

    Salmiak

    Gemengde stikstofmeststof

    Gemengde stikstofmeststof op basis van kalksalpeter (bladmeststof)

    Gemengde stikstofmeststof met ureumformaldehyde

    Gemengde stikstofmeststof met crotonilydeendiureum

    Gemengde stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmagnesia

    Stikstofmagnesiumsulfaat

    Ureum (ook: omhuld, met zwavel omhuld kunsthars gecoat)

    Ureum-ammoniumsulfaat

    Ureumformaldehyde

    Vloeibare ammoniak

    Stikstofmeststof met crotonylideendiureum

    Stikstofmeststof met isobutylideendiureum

    Stikstofmeststof met ureumformaldehyde

  • b. Meststoftypen met stikstof of fosfaat

    Calciummagnesiumnitraatoplossing in water

    Diammonfosfaat

    Kalisalpeter (ook: omhuld)

    Kaliumnatriumnitraat

    Monoammonfosfaat

    Nitraathoudende diatomeeën-aarde vrijkomend bij de bereiding van vloeibare meststoffen

    NPK-, NP- en NK-meststoffen (ook: oplossing of suspensie van)

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met crotonylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met isobutylideendiureum

    NPK-, NP- en NK-meststoffen met ureumformaldehyde

    NPK- en NP-meststoffen met aluminiumcalciumfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen met gedeeltelijk ontsloten natuurfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen met natuurfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van aluminium-calciumfosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van gloeifosfaat

    NPK- en NP-meststoffen op basis van thomasmeel

    NPK- en NP-meststoffen op basis van zacht natuurfosfaat

    Kunsthars gecoate langzaamwerkende NPK-meststof

    Kunsthars omhulde NPK-meststof 14+9+15

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+11+14 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Langzaamwerkende samengestelde meststof NPK 16+10+12 met spoorelementen (B+Cu+Fe+Mn+Mo+Zn) voor potgrond

    Organische NPK, NP en NK meststof van dierlijke oorsprong

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK (ook: oplossing of suspensie van)

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met thomasmeel

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met ureumformaldehyde

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met crotolylideendiureum

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK met isobutylideendiureum

    Samengestelde meststof NPK met diciaandiamide

    Samengestelde organische meststoffen NPK, NP en NK

    Mengmeststoffen met stikstof of fosfaat

    Bloedmeel voor meststof

    Guano

    Uienpulp

    Mosterdzaadpulp

    Beendermeel

    Ontlijmd beendermeel

    Diermeel

  • c. Meststoftypen voor voedingsoplossingen

    Kalisalpeterzuur in oplossing

    Salpeterzuur

    Vloeibare samengestelde meststoffen NPK, NP en NK voor voedingsoplossingen

  • d. Kalkmeststoftypen met stikstof of fosfaat

    Samengestelde meststoffen NPK, NP en NK op basis van kalikiezelkalk

    Stikstofhoudende kalkmeststof met boor