Regeling deugdelijkheid en weggedrag

[Regeling vervallen per 01-05-2009.]
Geraadpleegd op 26-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 24-08-2002.
Geldend van 24-08-2002 t/m 30-04-2009

Regeling deugdelijkheid en weggedrag

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 2.2, 6.4, 6.5 en 6.9 van het Voertuigreglement;

Besluit:

Hoofdstuk 1. Definitiebepalingen

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. torsiestijfheid:

de verhouding tussen het uitgeoefende moment op de carrosserie en de als gevolg hiervan optredende hoekverdraaiing van de carrosserie;

b. zelfbouw:

een voertuig dat is samengesteld uit onderdelen, waarvan minimaal de dragende constructie niet-bedrijfsmatig is vervaardigd.

Hoofdstuk 2. Toepassingsgebied

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De regeling is van toepassing op:

  • a. een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg met een niet volledig dragend chassis indien de inrichting, zoals vermeld op het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel de carrosserie ten behoeve van het gebruik door gehandicapten of het vervoer van gehandicapten is gewijzigd;

  • b. een personenauto of een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg indien de spoorbreedte is vergroot met meer dan 2% van de waarde, zoals vermeld op het kentekenbewijs dan wel in het kentekenregister;

  • c. een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of een motorfiets indien de wielbasis meer dan 1,0%, in het geval van een motorfiets meer dan 60 mm, afwijkt van de waarde zoals vermeld op het kentekenbewijs dan wel in het kentekenregister;

  • d. een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg, een driewielig motorrijtuig of een motorfiets, waarvoor een individuele goedkeuring als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt aangevraagd en dit voertuig een zelfbouw betreft.

Hoofdstuk 3. Wijziging van de inrichting dan wel de carrosserie

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Titel 1. Stijfheid en deugdelijkheid van de constructie

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De stijfheid en deugdelijkheid van de constructie kan worden aangetoond door middel van:

  • a. een verklaring van de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig waaruit blijkt dat deze de wijziging van de carrosserie van het voertuig volledig garandeert;

  • b. een statische beproeving voor wat betreft:

    • de torsiestijfheid, en

    • de buigstijfheid;

  • c. een dynamische beproeving; of

  • d. een beproeving of een berekening die de waarborg biedt dat is voldaan aan het bepaalde in onderdeel b of c.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 De beproeving, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, punt 1°, vindt plaats door het uitoefenen van een kracht op de carrosserie.

    Hierbij zijn de beweegbare niet-dragende delen, zoals de motorkap, kofferdeksel en deuren geopend. Het moment wordt ingeleid op of nabij de afsteunpunten van de carrosserie op het onderstel. Tussen de afsteunpunten aan de voorzijde van de carrosserie en die aan de achterzijde wordt op meerdere plaatsen de hoekverdraaiing in de dwarsrichting van de carrosserie gemeten.

  • 2 De torsiestijfheid mag niet meer dan 0,4 minuten per daNm bedragen dan wel niet meer dan de torsiestijfheid van de carrosserie in ongewijzigde toestand, waarbij geen grote variaties in het verloop van de hoekverdraaiingen in dwarsrichting, de torsielijn, mogen optreden.

  • 3 De beproeving, bedoeld in artikel 3, onderdeel b, punt 2°, vindt plaats door de carrosserie te belasten met 75 kg per zitplaats. Indien in dit geval de maximum toegestane massa van het oorspronkelijke voertuig nog niet is bereikt, wordt extra lading aangebracht tot de maximum toegestane massa, met uitzondering van de plaatsen die zijn gelegen:

    • vóór de voorste afsteunpunten van de carrosserie op het onderstel, en

    • achter de achterste afsteunpunten van de carrosserie op het onderstel.

  • 4 De buigstijfheid moet zodanig zijn dat de portieren nog goed te openen en te sluiten zijn zonder dat deze aanlopen tegen deurstijlen of dorpels.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 De beproeving, bedoeld in artikel 3, onderdeel c, moet vergelijkbaar zijn met het gebruik van het voertuig over een totale afstand van 30.000 km waarbij afwisselend:

    • a. met een tot de maximum toegestane massa beladen voertuig zoals opgegeven door de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig wordt gereden;

    • b. door bochten met, onder die omstandigheden, maximale snelheid wordt gereden;

    • c. op topsnelheid wordt gereden;

    • d. op wegen met een slecht wegdek, zoals bijvoorbeeld een ‘Belgisch Block’ volgens DIN 75302 Anhang A, wordt gereden; en

    • e. veelvuldig maximaal wordt geremd vanaf hoge snelheden.

  • 2 Nadat de beproeving, bedoeld in het eerste lid, is uitgevoerd, mag de carrosserie of de daarvoor in de plaats tredende delen geen breuken, scheuren of vervormingen vertonen.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De beproeving of berekening, bedoeld in artikel 3, onderdeel d, moet zodanig zijn uitgevoerd dat deze, naar het oordeel van degene die is belast met de afgifte van kentekenbewijzen, de waarborg biedt dat is voldaan aan het bepaalde in artikel 4 of 5.

Titel 2. Weggedrag bij gewijzigde inrichting dan wel carrosserie

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 Stabiel weggedrag van een voertuig wordt aangetoond door middel van een beproeving als bedoeld in artikel 8 waaruit blijkt dat onder dergelijke omstandigheden het voertuig niet onstabiel wordt dan wel in een ongewenste trilling geraakt.

  • 2 Onder een beproeving als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan een beproeving welke naar het oordeel van degene die met de afgifte van kentekenbewijzen is belast, hieraan gelijkwaardig is.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De beproeving, bedoeld in artikel 7, eerste lid, vindt plaats door:

  • a. met het voertuig door een bocht te rijden met een transversale versnelling van ongeveer 5 m/s2. Vervolgens wordt het gaspedaal losgelaten en wordt maximaal afgeremd op de motor. Nadat de snelheid met circa 5 km/h is afgenomen wordt wederom maximaal versneld;

  • b. met het voertuig rijdend in een bocht met een transversale versnelling van ongeveer 5 m/s2maximaal af te remmen;

  • c. met het voertuig met een snelheid van ongeveer 80 km/h langs een rechte lijn te rijden en een ruk aan het stuur te geven waarbij dit maximaal 90° wordt verdraaid. Vervolgens wordt het stuurwiel losgelaten;

  • d. met het voertuig met een snelheid tussen de 100 km/h en 120 km/h, dan wel met de maximum snelheid van het voertuig indien deze lager is, over een slecht wegdek, bijvoorbeeld een slecht onderhouden klinkerweg, te rijden;

  • e. een ervaren testrijder het voertuig over een traject, zoals omschreven onder punt 5.1 van ISO/TR 3888-1975, met een snelheid bij het begin gelijk aan ongeveer 80 km/h te laten rijden, terwijl het gaspedaal zo weinig mogelijk wordt bewogen.

Hoofdstuk 4. Vergroting van de spoorbreedte

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Titel 1. Deugelijkheid van de constructie van de wielophanging

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 9

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 De deugdelijkheid van de constructie van de wielophanging kan worden aangetoond door middel van:

    • a. een verklaring van de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig waaruit blijkt dat deze de vergroting van de spoorbreedte met meer dan 2% van de waarde zoals vermeld op het kentekenbewijs dan wel in het kentekenregister volledig garandeert;

    • b. een beproeving als bedoeld in het tweede lid waaruit blijkt dat geen breuken, scheuren of vervormingen in de wielophanging, het chassis of de daarvoor in de plaats tredende delen optreden als gevolg van de vergroting van de spoorbreedte.

  • 2 Onder een beproeving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt verstaan:

    • a. een dynamische beproeving op een proefopstelling, of

    • b. een beproeving onder normale omstandigheden.

  • 3 Onder een beproeving als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt tevens verstaan een beproeving welke naar het oordeel van degene die met de afgifte van kentekenbewijzen is belast, hieraan gelijkwaardig is.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 Een dynamische beproeving als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, bestaat uit een drietal duurbeproevingen met wisselende krachten, te weten:

    • a. een beproeving in de langsrichting van het voertuig als bedoeld in het vierde lid;

    • b. een beproeving in de dwarsrichting van het voertuig als bedoeld in het vijfde lid;

    • c. een beproeving in de verticale richting als bedoeld in het zesde lid, waarbij het voertuig wordt beladen tot de maximum toegestane massa, zoals opgegeven door de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig.

  • 2 De beproevingen, bedoeld in het eerste lid, worden met wisselende krachten uitgevoerd waarbij het voertuig op zodanige wijze op een proefopstelling wordt vastgezet, dat de uitgeoefende krachten zo realistisch mogelijk door het voertuig worden opgenomen.

    De krachten worden achtereenvolgens dan wel gelijktijdig door middel van de band, of een daarvoor in de plaats tredend element, ter plaatse van het raakvlak tussen de band en het wegdek, op het voertuig overgebracht.

  • 3

    • a. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

      Fwiel = de maximum toegestane last onder het desbetreffende wiel.

    • b. In de figuren zijn:

      • de accelaratiekrachten positief en de remkrachten negatief aangegeven;

      • de naar buiten gerichte zijdelingse krachten positief en de naar binnen gerichte zijdelingse krachten negatief aangegeven.

  • 4 Een duurbeproeving in langsrichting van het voertuig als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt uitgevoerd met 20.000 lastwisselingen waarbij de volgende krachten worden uitgeoefend:

    • a. remkrachten op het niet aangedreven voorwiel, overeenkomstig figuur 1,

      Bijlage 36638.png
    • b. remkrachten op het niet aangedreven achterwiel, overeenkomstig figuur 2,

      Bijlage 36639.png
    • c. rem- en accelleratiekrachten op het aangedreven voorwiel, overeenkomstig figuur 3,

      Bijlage 36640.png
    • d. rem- en accelleratiekrachten op het aangedreven achterwiel, overeenkomstig figuur 4,

      Bijlage 36641.png
  • 5 Een duurbeproeving in dwarsrichting van het voertuig als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt uitgevoerd met 20.000 lastwisselingen waarbij een zijdelingse kracht op het wiel moeten worden uitgeoefend, overeenkomstig figuur 5,

    Bijlage 36637.png
  • 6 Een duurbeproeving in verticale richting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt uitgevoerd met 150.000 lastwisselingen waarbij het wiel ten opzichte van de rustpositie met een frequentie van circa 7 Hz 35 mm omhoog en 35 mm omlaag wordt bewogen.

    De schokdempers mogen tijdens de beproeving niet warmer worden dan volgens de schokdemperfabrikant toelaatbaar is. Zo nodig worden de schokdempers gekoeld of wordt de beproeving intermitterend uitgevoerd.

    Indien het voertuig met verschillende schokdempers kan worden uitgerust, wordt beproefd in combinatie met de schokdempers die de grootste schokdemperkrachten uitoefenen.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Een beproeving als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onderdeel b, moet vergelijkbaar zijn met het gebruik van het voertuig over een totale afstand van 30.000 km waarbij afwisselend:

met een tot de maximum toegestane massa beladen voertuig zoals opgegeven door de fabrikant van het oorspronkelijke voertuig wordt gereden;

  • b. door bochten met, onder die omstandigheden, maximale snelheid wordt gereden;

  • c. op topsnelheid wordt gereden;

  • d. op wegen met een slecht wegdek, zoals bijvoorbeeld een ‘Belgisch Block’ volgens DIN 75302 Anhang A, wordt gereden; en

  • e. veelvuldig maximaal wordt geremd vanaf hoge snelheden.

Titel 2. Weggedrag bij vergroting van de spoorbreedte

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 12

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 Stabiel weggedrag van een voertuig kan worden aangetoond door middel van een beproeving als bedoeld in artikel 13 waaruit blijkt dat onder dergelijke omstandigheden het voertuig niet onstabiel of onhanteerbaar wordt dan wel ongewenste trillingen in de stuurinrichting vertoont.

  • 2 Onder een beproeving als bedoeld in het eerste lid wordt tevens verstaan een beproeving welke naar het oordeel van degene die met de afgifte van kentekenbewijzen is belast, hieraan gelijkwaardig is.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De beproeving, bedoeld in het artikel 12, eerste lid, vindt plaats door:

  • a. met het voertuig door een bocht te rijden met een transversale versnelling van ongeveer 5 m/s2. Vervolgens wordt het gaspedaal losgelaten en wordt maximaal afgeremd op de motor. Nadat de snelheid met ongeveer 5 km/h is afgenomen wordt wederom maximaal versneld;

  • b. met het voertuig met de maximum snelheid op een recht stuk weg te rijden zonder dat grote stuurcorrecties moeten worden uitgevoerd;

  • c. een ervaren testrijder het voertuig over een traject, zoals omschreven onder punt 5.1 van ISO/TR 3888-1975, met een snelheid bij het begin gelijk aan ongeveer 80 km/h te laten rijden terwijl het gaspedaal zo weinig mogelijk wordt bewogen;

  • d. met het voertuig indien de reminrichting diagonaal is gescheiden, remproeven met een maximaal haalbare vertraging vanaf 80 km/h uit te voeren terwijl één remkring is uitgeschakeld. Kleine stuurcorrecties, tot maximaal 120° stuurwielverdraaiing, zijn daarbij toelaatbaar;

  • e. de zelfcentrerende werking van de stuurinrichting te beproeven terwijl het voertuig een cirkel beschrijft met de bestuurde wielen tot ongeveer halverwege de maximale uitslag met een constante snelheid van tenminste 10 km/h. Wanneer het stuurwiel wordt losgelaten moet het stuurwiel vanzelf in de richting van de middenstand terugkomen of in dezelfde positie blijven staan. De proef wordt zowel links- als rechtsom uitgevoerd;

  • f. met het voertuig met een snelheid van ongeveer 80 km/h langs een rechte lijn te rijden en een ruk aan het stuur te geven waarbij dit maximaal 90° wordt verdraaid. Vervolgens wordt het stuurwiel losgelaten. Het stuurwiel moet vanzelf in de richting van de middenstand terugkomen en het voertuig moet zich stabiliseren.

Hoofdstuk 5. Wijzigen van de wielbasis

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Titel 1. Wijziging van de wielbasis van een personenauto of bedrijfsauto

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Afdeling 1. Stijfheid en deugdelijkheid van de constructie

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 14

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Een personenauto of bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg welke geen volledig dragend chassis heeft, moet voldoen aan het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 6.

Afdeling 2. Weggedrag bij wijziging van de wielbasis

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 15

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Een personenauto of bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg welke geen volledig dragend chassis heeft, moet voldoen aan het bepaalde in de artikelen 7 en 8.

Titel 2. Wijziging van de wielbasis van een motorfiets

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 16

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

  • 1 Stabiel weggedrag van een motorfiets kan worden aangetoond door middel van een beproeving waaruit blijkt dat de motorfiets stabiel en hanteerbaar blijft. Indien het een motorfiets met zijspan betreft mag hierbij geen enkel wiel vrijkomen van het wegdek.

  • 2 De beproeving, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats door:

    • a. met de motorfiets met een snelheid van 25 km/h in een cirkelbaan met een straal van 12,50 m te rijden, zonder dat enig star deel van de motorfiets het wegdek raakt. De proef wordt zowel links- als rechtsom uitgevoerd;

    • b. met de motorfiets met snelheden tussen de 40 km/h en 80 km/h langs een rechte lijn te rijden. Indien het een motorfiets met zijspan betreft wordt in het zijspan een belasting van 75 kg per zitplaats aangebracht en wordt maximaal geaccelereerd. De voor stuurcorrecties benodigde ruimte mag niet meer bedragen dan de breedte van het laatste deel van het traject zoals omschreven onder punt 5.1 van ISO/TR 3888-1975.

    • c. met de motorfiets een achtvormige figuur met een breedte van 12,00 m en een lengte van 24,00 m te rijden met een snelheid tussen 5 km/h en 10 km/h;

    • d. het met de motorfiets maximaal afremmen van:

      • het voorwiel en het achterwiel afzonderlijk vanaf een snelheid van 40 km/h, en

      • het voor- en achterwiel tezamen vanaf een snelheid van 60 km/h.

Hoofdstuk 6. Individuele goedkeuring van een personenenauto, bedrijfsauto, motorfiets en driewielig motorrijtuig

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Titel 1. Individuele goedkeuring personenauto, bedrijfsauto en driewielig motorrijtuig

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 17

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Een personenauto, bedrijfsauto met een toegestane maximum massa van niet meer dan 3500 kg of driewielig motorrijtuig, waarvoor een goedkeuring als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 wordt aangevraagd en dit voertuig betreft een zelfbouw, wordt overeenkomstig hoofdstuk 3, titel 2 beproefd.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Artikel 19

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

De regeling van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 31 oktober 1996, nr. HW/RV 226951, houdende vaststelling van regels m.b.t. de deugdelijkheid van de constructie en het weggedrag (Stcrt. 212), wordt ingetrokken.

Artikel 20

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 21

[Regeling vervallen per 01-05-2009]

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling deugdelijkheid en weggedrag.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De

Miniser

van Verkeer en Waterstaat,

A. Jorritsma-Lebbink