Overgangsregeling voor toepassing art. 13c VPB

[Regeling vervallen per 08-03-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2007.]
Geraadpleegd op 14-12-2024.
Geldend van 03-08-1998 t/m 31-12-2006

Overgangsregeling voor toepassing art. 13c VPB

De plv. Directeur-Generaal der Belastingen heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

In artikel 13c van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) is een regeling opgenomen die grosso modo inhoudt dat op positieve voordelen uit hoofde van een deelneming die is ontstaan door de omzetting van een buitenlandse vaste inrichting in een deelneming, de deelnemingsvrijstelling buiten toepassing blijft tot het bedrag van de verliezen uit die vaste inrichting die in mindering zijn gebracht op de in Nederland belastbare winst van de belastingplichtige of een met hem verbonden lichaam voorzover die verliezen nog niet op de voet van het Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 (hierna: het Besluit) zijn verrekend met positieve buitenlandse inkomsten (inhaalregeling).

Vóór 1 januari 1997 was het vorenbedoelde bedrag van de verliezen beperkt tot de verliezen uit de acht jaren voorafgaande aan de omzetting. In verband met de wijziging van het Besluit per 1 januari 1995 waarbij de werking van de inhaalregeling van artikel 3, vierde lid, in de tijd onbeperkt is gemaakt, is met ingang van 1 januari 1997 in artikel 13c van de Wet de beperking tot de laatste acht jaren vervallen. Het Besluit kent een overgangsregering, de wijziging van artikel 13c van de Wet echter niet. Onverkorte toepassing van artikel 13c van de Wet kan daardoor leiden tot niet bedoelde gevolgen. De situatie kan zich namelijk voordoen dat de deelnemingsvrijstelling wordt teruggenomen voor een bedrag aan verliezen waarop ten tijde van de omzetting, ook indien géén omzetting zou hebben plaatsgevonden, de inhaalregeling van het Besluit niet meer van toepassing zou zijn geweest. Naar mijn oordeel is dit niet in overeenstemming met de ratio van artikel 13c van de Wet. Deze ratio is het voorkomen dat de inhaalregeling van het Besluit wordt gefrustreerd.

Met toepassing van de hardheidsclausule keur ik derhalve het volgende goed.

Het in artikel 13c, eerste lid, van de Wet opgenomen voorschrift met betrekking tot de uitsluiting van de deelnemingsvrijstelling kan buiten toepassing blijven ter zake van het bedrag van de verliezen waarvoor voorafgaande aan de omzetting van de buitenlandse vaste inrichting in een deelneming, als gevolg van het verstrijken van de termijn die het Besluit – zoals dat luidt ten tijde van de omzetting – aan de toepassing van de inhaalregeling stelt, geen inhaalverplichting meer bestaat. Dit betekent dat voor omzettingen tot 1 januari 2003 de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is tot het bedrag van de nog niet verrekende verliezen van de laatste acht jaren voorafgaande aan de omzetting en voor omzettingen vanaf 1 januari 2003 de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is voor het op het moment van omzetting bestaande bedrag van de verliezen vanaf het jaar 1995. Met betrekking tot omzettingen vanaf 1 januari 1995 wordt voor het antwoord op de vraag uit welk jaar een verlies afkomstig is dan wel geacht wordt afkomstig te zijn, aangesloten bij het per 1 januari 1995 gewijzigde Besluit en de in het kader van deze wijziging getroffen overgangsregering.