Besluit nummerportabiliteit

Geraadpleegd op 10-11-2024.
Geldend van 13-07-2005 t/m heden

Besluit van 10 november 1998, houdende vaststelling regels ter uitvoering van artikel 4.10 van de Telecommunicatiewet betreffende nummerportabiliteit (Besluit nummerportabiliteit)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 20 mei 1998, nr. HDTP/98/1551/HW, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Gelet op richtlijn nr. 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision (PbEG L 199), en op artikel 4.10, eerste en achtste lid, van de Telecommunicatiewet;

De Raad van State gehoord (advies van 13 augustus 1998, no. W09.98.0222);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 3 november 1998, nr. HDTP/98/3280/JWD, Hoofddirectie Telecommunicatie en Post;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. wet: Telecommunicatiewet;

  • b. geografisch nummer: nummer uit een door Onze Minister krachtens artikel 4.1, eerste lid, van de wet vastgesteld nummerplan dat krachtens zijn bestemming gebruikt mag worden voor de ontvangst van gesprekken en waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft;

  • c. niet-geografisch nummer: nummer uit een door Onze Minister krachtens artikel 4.1, eerste lid, van de wet vastgesteld nummerplan dat krachtens zijn bestemming gebruikt mag worden voor de ontvangst van gesprekken, anders dan een nummer waarvan een deel van de cijferstructuur een geografische betekenis heeft;

  • d. geografisch gebonden dienst: een vaste openbare elektronische communicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van een geografisch nummer;

  • e. niet-geografisch gebonden dienst: een openbare elektronische communicatiedienst waarbij gebruik wordt gemaakt van een niet-geografisch nummer.

Artikel 2

Een aanbieder van een geografisch gebonden dienst is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde geografische nummer te blijven gebruiken, indien diegene ervoor kiest om binnen hetzelfde netnummergebied:

  • a. de geografisch gebonden dienst af te nemen van een andere aanbieder, of

  • b. van hem de geografisch gebonden dienst af te nemen vanaf een andere locatie of tegen andere contractuele voorwaarden.

Artikel 3

Een aanbieder van een niet-geografisch gebonden dienst is verplicht degene die zijn dienst afneemt, de mogelijkheid te bieden het bij hem in gebruik zijnde niet-geografische nummer te blijven gebruiken, indien diegene ervoor kiest om:

  • a. de niet-geografisch gebonden dienst af te nemen van een andere aanbieder, of

  • b. van hem de niet-geografisch gebonden dienst af te nemen tegen andere contractuele voorwaarden.

Artikel 7

  • 1 Een aanbieder van een geografisch gebonden dienst als bedoeld in artikel 2, of van een niet-geografisch gebonden dienst als bedoeld in artikel 3, mag ter zake van de naleving van de in die artikelen bedoelde verplichtingen van degene die zijn nummer wil blijven gebruiken geen vergoeding verlangen.

  • 2 Van degene die, met een beroep op artikel 2, onderdeel a, of op artikel 3, onderdeel a, met behoud van het gebruik van het reeds bij hem in gebruik zijnde nummer de in die artikelen bedoelde diensten voortaan van een andere aanbieder afneemt, mag door die aanbieder ter dekking van de administratieve kosten van de realisatie van het nummerbehoud een eenmalige vergoeding van ten hoogste € 10,00 worden verlangd.

  • 3 Het in het tweede lid genoemde bedrag kan bij ministeriële regeling worden gewijzigd voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 4.10 van de Telecommunicatiewet in werking treedt, met uitzondering van de artikelen 3 tot en met 6 die in werking treden met ingang van 1 januari 1999.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 10 november 1998

Beatrix

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries

Uitgegeven de negentiende november 1998

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals