Aanvullende voorschriften
Artikel 1. Implementatie van richtlijn 96/49/EG betreffende de onderlinge aanpassing
van de wetgevingen der Lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor
1. De Minister kan na raadpleging van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
vrijstelling van bijlage 1 verlenen, indien het betreft vervoer:
2. In de voorschriften die aan de vrijstelling worden verbonden, worden in ieder geval
nadere bepalingen over de handhaving opgenomen.
Artikel 2. Implementatie van richtlijn 96/49/EG betreffende de onderlinge aanpassing
van de wetgevingen der Lidstaten inzake het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor
1. De Minister kan tijdelijk ontheffing of vrijstelling van bijlage 1 verlenen, indien het betreft proefnemingen die nodig zijn om bepalingen van die bijlage te kunnen wijzigen met het oog op de aanpassing ervan aan de technische of industriële
ontwikkelingen. Van een dergelijke vrijstelling of ontheffing doet de Minister mededeling
aan de Commissie van de Europese Gemeenschappen.
2. De ontheffingen en vrijstellingen, bedoeld in het eerste lid, worden verleend zonder
onderscheid naar nationaliteit of vestigingsplaats van de verzender, de vervoerder
of de ontvanger, hebben een looptijd van ten hoogste vijf jaar en zijn niet hernieuwbaar.
3. Ontheffing van deze regeling als bedoeld in artikel 9 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, anders dan bedoeld in het eerste en tweede lid, verleent de Minister slechts, indien
het vervoer waarop deze ontheffing betrekking heeft eenmalig is en tot één geval beperkt
blijft dat naar zijn oordeel duidelijk omschreven en in de tijd beperkt is.
Artikel 3. N- en NE-bepalingen
1. De N- of NE-bepalingen in deze bijlage:
-
a. zijn een aanvulling op bijlage 1; of
-
b. treden, voor zover zij met de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1 niet overeenstemmende verplichtingen bevatten, in plaats van bedoelde verplichtingen
van de overeenkomstig genummerde bepalingen van bijlage 1.
2. Indien de voorschriften van deze bijlage uitsluitend van toepassing zijn op niet-grensoverschrijdend
vervoer, is bij de bepalingen de letter ‘N’ vermeld.
3. Indien de voorschriften van deze bijlage van toepassing zijn zowel op grensoverschrijdend
als op niet-grensoverschrijdend vervoer, zijn bij de bepalingen de letters ‘NE’ vermeld.
1.3 NE Vakbekwaamheid spoorwegpersoneel
1. In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:
-
a. exameninstituut: door de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Rail van de Inspectie
Verkeer en Waterstaat erkend exameninstituut;
-
b. examen: proeve van bekwaamheid, afgenomen door een exameninstituut;
-
c. toets: proeve van bekwaamheid, afgenomen door een deskundige die door de vervoerder
is aangewezen.
2. Deze NE-bepaling is van toepassing op:
-
a. spoorwegpersoneel met een standplaats binnen Nederland, dat dienst doet op een spoorweg
waarop het Reglement dienst hoofd- en lokaalspoorwegen of het Reglement op de Raccordementen
1966 van toepassing is;
-
b. spoorwegpersoneel met een standplaats buiten Nederland, dat dienst doet buiten een
grensdienstbaanvak als bedoeld in artikel 2, onderdeel w, van het Reglement dient hoofd- en lokaalspoorwegen.
3. a. Spoorwegpersoneel dat door de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Rail
van de Inspectie Verkeer en Waterstaat is aangewezen, beschikt over een op het vervoer
van gevaarlijke goederen per spoor gerichte vakbekwaamheid en heeft een daarop gericht
examen onderscheidenlijk een daarop gerichte toets met goed gevolg afgelegd.
b. Als blijk van het met goed gevolg hebben afgelegd van een examen verstrekt het
exameninstituut een certificaat.
c. De op grond van het examen verkregen bevoegdheid wordt aangetekend op het door
de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Rail van de Inspectie Verkeer en Waterstaat
voorgeschreven bevoegdheidsbewijs.
d. Het exameninstituut stelt in overeenstemming met een door de divisie Rail van de
Inspectie Verkeer en Waterstaat samen te stellen examencommissie en op basis van de
in het vijfde lid bedoelde vakbekwaamheidseisen het examenreglement en de exameninhoud
vast.
e. Het met goed gevolg hebben afgelegd van een toets wordt aangetekend in het personeelsdossier
van het betrokken personeelslid.
4. Ten minste elke vijf jaar wordt op de door de divisie Rail van de Inspectie Verkeer
en Waterstaat te bepalen wijze getoetst of het betrokken spoorwegpersoneel nog steeds
beschikt over de in het vijfde lid bedoelde vakbekwaamheid. Het met goed gevolg zijn
getoetst is voorwaarde voor het voortduren van de ingevolge het derde lid verworven
bevoegdheid. Het derde lid, onderdeel e, is van toepassing.
5. a. De vakbekwaamheid omvat het bewust zijn van de risico's bij het vervoer van
gevaarlijke goederen en de noodzakelijke basiskennis inzake:
-
1°. het verkleinen van de kans op een ongeval;
-
2°. het nemen van veiligheidsmaatregelen bij een ongeval, welke maatregelen noodzakelijk
kunnen zijn voor de eigen veiligheid, voor die van de omgeving en voor het beperken
van de gevolgen van het ongeval.
b. Tot de vakbekwaamheid behoren het zo nodig gedaan hebben van praktische individuele
oefeningen en het kennis dragen van de volgende onderwerpen, voorzover voor betrokkenen
van toepassing:
-
1°. algemene voorschriften die van toepassing zijn bij het vervoer van gevaarlijke goederen;
-
2°. de belangrijkste soorten van gevaar;
-
3°. preventieve en veiligheidsmaatregelen passend bij de verschillende soorten van gevaar;
-
4°. de te nemen maatregelen bij een ongeval, zoals eerste hulp, verkeersveiligheid, basiskennis
omtrent gebruik van beschermingsmiddelen;
-
5°. kenmerking en etikettering;
-
6°. hetgeen het personeel tijdens het vervoer van gevaarlijke goederen moet doen en laten;
-
7°. controle van technische uitrusting van wagens;
-
8°. overige door de directeur-hoofdinspecteur van de divisie Rail van de Inspectie Verkeer
en Waterstaat vastgestelde vakbekwaamheidseisen, die per categorie personeel kunnen
verschillen.
6. a. Het examen en de toets waarborgen de adequate beoordeling van het bezit van
de vakbekwaamheid.
b. De Minister kan het exameninstituut nadere voorschriften opleggen, waaronder voorschriften
ten aanzien van de examinering.
7. Het derde lid is niet van toepassing op spoorwegpersoneel dat krachtens de Wet
Gevaarlijke Stoffen of de Wet vervoer gevaarlijke stoffen:
-
a. vóór 1 januari 1992 een op het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor gerichte
opleiding heeft genoten;
-
b. vóór 1 oktober 1998 met goed gevolg een examen of toets voor het vervoer van gevaarlijke
goederen per spoor heeft afgelegd.
Voorzover het in dit lid bedoelde personeel behoort tot de categorie waarvoor ingevolge
het derde lid, onderdeel a, een examen is voorgeschreven, wordt de bevoegdheid aangetekend
op het door de divisie Rail van de Inspectie Verkeer en Waterstaat voorgeschreven
bevoegdheidsbewijs.
8. Deze NE-bepaling is niet van toepassing op spoorwegpersoneel, bedoeld in het tweede
lid, onderdeel b, voorzover dit naar het oordeel van de divisie Rail van de Inspectie
Verkeer en Waterstaat, op grond van de in het land van hun standplaats geldende voorschriften,
beschikt over de in deze NE-bepaling bedoelde vakbekwaamheid.
1.5.1.1 N Multilaterale overeenkomsten
1. Niet-grensoverschrijdend vervoer mag plaatsvinden overeenkomstig multilaterale
overeenkomsten als bedoeld in artikel 5 van deze regeling, die door Nederland zijn ondertekend.
2. Bij het vervoer dat voldoet aan de in het eerste lid bedoelde multilaterale overeenkomst,
worden de voorschriften met betrekking tot het vervoer in acht genomen die in deze
overeenkomst zijn opgenomen.
1.11.1 NE Laten staan van spoorwagens
1. In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:
-
a. laten staan: het feitelijk aanwezig zijn van een wagen of van wagens in stilstand
op een spoorweg buiten de inrichting van de afzender of geadresseerde, nadat het rangeerproces
op het desbetreffende rangeeremplacement is afgesloten;
-
b. onregelmatigheid: een voorval waarbij de desbetreffende wagen of de lading niet meer
voldoet aan de voorschriften van deze regeling.
2. Het laten staan van de in het derde lid bedoelde reservoirwagens, wagens waarop
zich tankcontainers of transporttanks bevinden en wagens waarop zich – conform randnummer
1.1.4.4 van bijlage 1 in het gecombineerde rail/wegvervoer gebruikte – wegvoertuigen met vaste of afneembare
tanks bevinden, is slechts toegestaan indien de leden 4 tot en met 7 in acht wordt
genomen.
3. Het tweede lid is van toepassing indien de reservoirwagens en tankcontainers dan
wel wegvoertuigen – ingevolge randnummer 5.3.2 van bijlage 1 bij deze regeling dan wel randnummer 5.3.2 van bijlage 1 van de regeling vervoer over land van gevaarlijke stoffen – moeten zijn voorzien van een oranje kenmerking, waarop is aangegeven gevaarsidentificatienummer
223, 23, 239, 26, 263, 265, 268, X323, X333, 336, 338, X338, 339, X362, 382, X382,
X423, 446, 46, 539, 558, 559, 568, 59, 66, 663, 664, 665, 668, 669, X80, 856, 88,
X88, 884, 885, 886 of X886.
4. Alvorens de in het tweede lid bedoelde wagens te laten staan, worden deze gecontroleerd
op onregelmatigheden. Deze controle wordt tijdens het laten staan ten minste elke
acht uur herhaald, tenzij de wagens onder voortdurend toezicht staan.
5. Van de controle en het onder toezicht staan wordt een registratie bijgehouden.
Hierin worden ten minste de volgende gegevens aangegeven:
-
a. wagennummer;
-
b. datum en tijdstip van de controle;
-
c. geconstateerde onregelmatigheden;
-
d. eventueel genomen maatregelen.
6. De controle en het onder toezicht staan als bedoeld in het vierde lid en de registratie,
bedoeld in het vijfde lid, geschieden onder verantwoordelijkheid van de vervoerder.
7. De registratie, bedoeld in het vijfde lid wordt gedurende ten minste drie maanden
bewaard.
1.11.2 NE Melding, toezicht en afwikkeling van het vervoer van goederen van klasse
1
1. In deze NE-bepaling wordt verstaan onder:
2. Melding – Kennisgeving
-
a. Het ten vervoer aanbieden van stoffen of voorwerpen van klasse 1 vindt plaats na
voorafgaande kennisgeving aan en in overleg met de vervoerder. Indien meer dan vier
wagens voor het vervoer nodig zijn, geschiedt deze kennisgeving ten minste vijf dagen
tevoren.
-
b. De vervoerder deelt tijdig aan de geadresseerde mede, dat een voor hem bestemde zending
van stoffen of voorwerpen van klasse 1 onderweg is.
-
c. Indien in een trein één of meer wagens beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1
worden vervoerd, geeft de vervoerder daarvan tijdig kennis aan de betrokken verkeersleidingposten.
-
d. De vervoerder geeft onverwijld van de aankomst van een zending van stoffen of voorwerpen
van klasse 1 op het station van bestemming, kennis aan geadresseerde.
-
e. Bij zendingen uit het buitenland geeft de vervoerder die zending van stoffen of voorwerpen
van klasse 1 van de buitenlandse vervoerder overneemt, van de aankomst op het station
van overname onverwijld kennis aan de bevoegde militaire autoriteit, voorzover het
militaire zendingen betreft.
-
f. Indien een zending aan een andere vervoerder wordt overgegeven, geeft de vervoerder
hiervan zo spoedig mogelijk kennis aan die vervoerder.
3. Toezicht – Begeleiding
-
a. Het laden en lossen van militaire zendingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1
geschiedt onder toezicht van door de bevoegde militaire autoriteit aangewezen personen.
-
b. Het laden en lossen van niet-militaire zendingen geschiedt onder toezicht van een
ter zake deskundige.
-
c. De bevoegde militaire autoriteit is in geval van militaire zendingen bevoegd te controleren
of de voorschriften van deze regeling in acht zijn genomen.
-
d. Militaire zendingen van stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden door of vanwege
de bevoegde militaire autoriteit begeleid, indien hij dit noodzakelijk acht. De begeleiders
nemen tijdens het vervoer niet plaats in de beladen gesloten wagens, of in de schutwagen
die zich direct vóór of achter de wagens beladen met stoffen of voorwerpen van klasse
1 bevindt. Voor zover de aanwezigheid van personen in schutwagens niet verboden is,
mogen zich in de schutwagens slechts die personen bevinden die door de bevoegde militaire
autoriteit zijn aangewezen voor de begeleiding.
-
e. De vervoerder stelt aan de begeleiders, bedoeld in onderdeel d, een aan redelijke
eisen voldoende zitplaats ter beschikking, waarvan de kosten in de tarieven als bedoeld
in het Algemeen Reglement Vervoer worden bepaald.
4. Vervoer
-
a. Wagens die zijn beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden niet geheuveld
of afgestoten.
-
b. Indien enig oponthoud van een wagen, beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1,
langer dan drie uur duurt, geeft de vervoerder hiervan kennis aan de burgemeester
van de gemeente, waarin het oponthoud plaats heeft, opdat deze de naar zijn oordeel
voor de openbare veiligheid nodig geachte maatregelen kan treffen.
-
c. Indien aan een wagen beladen met stoffen of voorwerpen van klasse 1 of aan de lading
zelf enige onregelmatigheid wordt waargenomen, geeft de vervoerder daarvan, onverminderd
artikel 47 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, onverwijld kennis aan de burgemeester ter plaatse, aan de bevoegde militaire autoriteit
voorzover het een militaire zending betreft en aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat voorzover het een niet-militaire zending betreft. Zonodig wordt de desbetreffende
wagen, met inachtneming van de nodige voorzorgsmaatregelen, uit de trein verwijderd,
in overleg met een begeleider, indien deze aanwezig is.
-
d. Indien overlading van een wagen die deel uitmaakt van een militaire zending, beladen
met stoffen of voorwerpen van klasse 1, onvermijdelijk is, geschiedt het overladen
onder toezicht van door de bevoegde militaire autoriteit aangewezen personen.
5. Aankomst en aflevering
-
a. Stoffen of voorwerpen van klasse 1 worden zo spoedig mogelijk, doch binnen acht uur
nadat de wagens met deze stoffen of voorwerpen ter lossing gereed zijn gesteld op
de losplaatsen (binnen of buiten het stationsterrein gelegen), gelost en afgevoerd.
-
b. Indien een zending van stoffen of voorwerpen van klasse 1 acht uur na het ter lossing
gereed staan op de losplaats nog niet is weggevoerd, dan wel in zodanig toestand verkeert,
dat verder vervoer gevaarlijk wordt geacht, wordt de zending onmiddellijk ter beschikking
gesteld van de burgemeester ter plaatse, opdat deze de naar zijn oordeel voor de openbare
veiligheid nodig geachte maatregelen kan treffen.
6. De voorschriften van deze NE-bepaling zijn niet van toepassing op zendingen die
krachtens randnummer 7.6 van bijlage 1 als expresgoed worden vervoerd.