Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

Geraadpleegd op 27-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 07-12-2002.
Geldend van 07-12-2002 t/m 09-03-2004

Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus

De Minister van Justitie,

gelet op de artikelen 4, 5, 6, 7, 8, 9 en 10 van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus;

Besluit:

1. Algemene bepalingen

Artikel 1. (definitiebepalingen)

  • 2 Overige in deze regeling voorkomende begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. (optreden naar buiten)

De wijze van acquisitie en promotie door een beveiligingsorganisatie, alsmede het optreden naar buiten, de presentatie en de uitvoering van de werkzaamheden, zijn niet in strijd met de belangen van de veiligheidszorg of de goede naam van de bedrijfstak.

Artikel 3. (opzet en inrichting)

  • 1 De opzet en de inrichting van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau zijn zodanig dat regelmatige, continue en volledige uitoefening van de beveiligings- dan wel recherchewerkzaamheden waartoe de organisatie of het bureau zich heeft verbonden, is gewaarborgd.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op een beveiligingsorganisatie die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, onder d, van de wet.

Artikel 4. (vertrouwelijke gegevens)

Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau treft maatregelen om te voorkomen dat persoons- en andere vertrouwelijke gegevens in handen van onbevoegden komen.

2. Opleidingseisen

Artikel 5. (algemene opleiding)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie belast uitsluitend een persoon met beveiligingswerkzaamheden, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma Beveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.

  • 2 De verplichting in het eerste lid geldt niet voor een periode van maximaal 12 maanden, te rekenen van af de dag dat de betrokkene voor het eerst bij een particuliere beveiligingsorganisatie met beveiligingswerkzaamheden wordt belast, indien betrokkene door middel van een verklaring van de Stichting Ecabo kan aantonen, dat hij in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, de praktijkopleiding voor het diploma Beveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo volgt.

  • 3 Op de uitvoering van de praktijkopleiding wordt toezicht uitgeoefend door de Stichting Ecabo. Leerbedrijven zijn aan de Stichting Ecabo een bedrag verschuldigd voor de uitoefening van dit toezicht. De hoogte van dit bedrag wordt jaarlijks in overleg tussen de Stichting Ecabo en de Stichting Opleidingsfonds Beveiligingsbranche (SOBB) vastgesteld.

  • 4 De in het tweede lid genoemde periode van maximaal 12 maanden wordt op geen enkele wijze onderbroken, verlengd of geschorst.

  • 5 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing indien de betrokkene is geboren vóór 1 december 1937 en van 1 december 1980 tot en met 30 november 1982 onafgebroken werkzaam is geweest bij een op grond van de wet toegelaten beveiligingsorganisatie.

  • 6 Als gelijkwaardig aan het diploma bedoeld in het eerste lid worden erkend:

    • a. het Vakdiploma Bedrijfsbeveiliging en Bewakingsdienst van de Unie van Beveiligings- en Bewakingspersoneel (UBB);

    • b. het Vakdiploma Bedrijfsbeveiliging en Bewakingsdienst van de Nederlandse Bond van Onbezoldigd opsporingsambtenaren en Bewakingspersoneel (NBOB);

    • c. de diploma's Beveiligingsbeambte B, C en D van de Leidse Onderwijs Instellingen, behaald voor 1 februari 1986;

    • d. het diploma Beveiliging en Bewaking van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties, behaald voor 1 februari 1986;

    • e. het Vakdiploma Basiscursus Marine Bewakingskorps tezamen met het diploma van het Marine Bewakingskorps voor onbezoldigd ambtenaar van het Korps Rijkspolitie, beide behaald voor 1 februari 1986;

    • f. het Certificaat Begincursus voor de bedrijfsbewaking, afgegeven door de Stichting Vervoer- en Havenopleidingen te Rotterdam, behaald voor 1 februari 1986;

    • g. het Basisdiploma Beveiliging van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties, behaald voor 1 januari 1998;

    • h. het Ecabodiploma leerlingwezen Algemeen Beveiligingsmedewerker;

    • i. het IVOB-diploma A en B;

    • j. het diploma Algemeen Beveiligingsmedewerker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties / de Stichting Ecabo.

Artikel 6. (bestuursorganen)

Artikel 5, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van deze regeling, is van overeenkomstige toepassing op personen in dienst van een bestuursorgaan, die in de uitoefening van hun functie beveiligingswerkzaamheden verrichten.

Artikel 7. (horeca-ondernemingen)

In afwijking van artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon met beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van een horeca-onderneming, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma horecaportier van SVH onderwijscentrum.

Artikel 8. (betaald voetbal organisaties)

In afwijking van artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon met beveiligingswerkzaamheden bij voetbalwedstrijden, indien hij in het bezit is van een op zijn naam gesteld certificaat Voetbalsteward van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond.De eerste volzin is slechts van toepassing indien betrokkene in dienst is van de betaald voetbal organisatie dan wel de eigenaar van het stadion en voor zover het betreft beveiligingswerkzaamheden kort voor, tijdens en kort na de wedstrijd van een betaald voetbal organisatie in en rond het stadion waar de wedstrijden plaatsvinden.

Artikel 9. (ongeuniformeerden)

  • 1 Onverminderd artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon ongeuniformeerd met beveiligingswerkzaamheden, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie persoonsbeveiliger van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.

  • 2 Het eerste lid is niet van toepassing op personen belast met beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van grootwinkel- of detailhandelbedrijven.

  • 3 Onverminderd artikel 5, eerste lid, van deze regeling, belast een beveiligingsorganisatie uitsluitend een persoon ongeuniformeerd met beveiligingswerkzaamheden ten behoeve van grootwinkel- of detailhandelbedrijven, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma Beveiligingsmedewerker, differentiatie winkelsurveillant van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.

  • 4 Als gelijkwaardig aan het diploma in het eerste lid en het derde lid wordt erkend het Vakdiploma Beveiliging van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties.

  • 5 Als gelijkwaardig aan het diploma in het derde lid wordt erkend het Certificaat Detailhandel van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties.

Artikel 10. (particulier rechercheurs)

  • 1 Een recherchebureau belast uitsluitend een persoon met recherchewerkzaamheden, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma particulier onderzoeker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.

  • 2 De verplichting in het eerste lid geldt niet voor een periode van maximaal 12 maanden, te rekenen van af de dag dat de betrokkene voor het eerst bij een particulier recherchebureau met recherchewerkzaamheden wordt belast, indien betrokkene door middel van een verklaring van de Stichting Ecabo kan aantonen, dat hij in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, de opleiding voor het diploma particulier onderzoeker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo volgt.

  • 3 De in het tweede lid genoemde periode van maximaal 12 maanden wordt op geen enkele wijze onderbroken, verlengd of geschorst.

Artikel 11. (alarminstallateurs)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, onder b, van de wet, aan welke een vergunning is verleend, laat het plan voor de installatie, de installatie en het onderhoud van de alarmapparatuur die hij gebruikt, slechts opstellen dan wel uitvoeren door alarminstallateurs die in het bezit zijn van een diploma dat de instemming heeft van de minister.

  • 2 Instemming als bedoeld in het eerste lid hebben:

    • a. het diploma Monteur Beveiligingssystemen (MBV) van de Vereniging voor Elektrotechnisch Vakonderwijs;

    • b. het diploma Monteur Beveiligingsinstallaties (MBV) van het Regionaal Opleidings- en Vormingscentrum voor het bedrijfsleven;

    • c. het diploma Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV) van de Vereniging voor Elektrotechnisch Vakonderwijs;

    • d. het diploma Technicus Beveiligingsinstallaties (TBV) van het Regionaal Opleidings- en Vormingscentrum voor het bedrijfsleven.

3. Uniformen

Artikel 12. (uiterlijk uniform en ontheffing)

  • 1 Het uniform, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet, is voorzien van een embleem, overeenkomstig het in bijlage 1 bij deze regeling vastgestelde model, op de wijze zoals in genoemde bijlage is omschreven.

  • 2 De korpschef van de regio waar de beveiligingswerkzaamheden worden verricht, of, indien een beveiligingsorganisatie werkzaamheden verricht op een luchtvaartterrein, de commandant, kan, uitsluitend voor die regio of voor dat luchtvaartterrein, aan een beveiligingsorganisatie ontheffing verlenen van de verplichting tot het dragen van een uniform indien dit gelet op de aard van de werkzaamheden gewenst is en zich daartegen geen zwaarwegende belangen verzetten. De korpschef of de commandant kan aan de ontheffing voorschriften verbinden betreffende de instructie van het betrokken personeel.

4. Legitimatiebewijzen

Artikel 13. (model legitimatiebewijs)

  • 1 Het legitimatiebewijs, bedoeld in artikel 9, achtste lid, van de wet, komt overeen met het in bijlage 2 bij deze regeling vastgestelde model en de in die bijlage aangeduide kleur.

  • 2 Het legitimatiebewijs bevat een verklaring van de daartoe op grond van de wet bevoegde korpschef of commandant, waaruit de toestemming, bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet, blijkt.

  • 3 Het legitimatiebewijs, bedoeld in het eerste lid, kan een aantekening bevatten van de korpschef van de regio waar de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd, of van de commandant indien de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd op een luchtvaartterrein, waaruit blijkt dat het de betrokkenen slechts is toegestaan de op het legitimatiebewijs omschreven beveiligings- dan wel recherchewerkzaamheden te verrichten. In dat geval reikt de toestemming bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet, niet verder dan uit de aantekening blijkt.

5. Instructie van en controle op het personeel

Artikel 14. (instructie voor personeel)

Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau brengt de instructie bedoeld in artikel 9, negende lid, van de wet, na de goedkeuring door de minister, ter kennis van de korpschef van de regio waar de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd of, indien de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd op een luchtvaartterrein, van de commandant.

Artikel 15. (controle van personeel)

Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau oefent voldoende en regelmatige controle uit op de verrichtingen van het personeel en draagt er zorg voor dat het personeel handelt overeenkomstig de bij of krachtens de wet vastgestelde voorschriften.

6. Verslaglegging

Artikel 16. (jaarlijks verslag)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau stelt jaarlijks een verslag vast van de in het afgelopen kalenderjaar verrichte beveiligingswerkzaamheden dan wel recherchewerkzaamheden, overeenkomstig het in bijlage 3 bij deze regeling vastgestelde model en dient dit verslag in bij de minister uiterlijk op 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarin de beveiligingswerkzaamheden dan wel recherchewerkzaamheden plaatsvonden.

  • 2 Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau dient het verslag, bedoeld in het eerste lid, binnen de in het eerste lid genoemde termijn tevens in bij de korpschef van de regio waar de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd of, indien de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd op een luchtvaartterrein, bij de commandant.

7. Uitrusting

Artikel 17. (gebruik hond)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie kan bij de uitvoering van beveiligingswerkzaamheden gebruik maken van een hond, tenzij in de vergunning anders is bepaald. Gebruik maken van een hond is slechts toegestaan indien uit een verklaring, afgegeven door een instantie die de toestemming heeft van de minister, blijkt dat deze hond geschikt is om als surveillancehond of objectbewakingshond te worden ingezet.

  • 2 De hondengeleider is bij de uitvoering van de beveiligingswerkzaamheden in het bezit van een verklaring, afgegeven door een instantie die de toestemming heeft van de minister, waaruit blijkt dat de geleider en de hond een, voor het verrichten van de werkzaamheden, geschikte combinatie vormen.

  • 3 Toestemming als bedoeld in het eerste en tweede lid hebben in ieder geval:

    • a. de Koninklijke Nederlandse Politiehond Vereniging;

    • b. de Nederlandse Bond voor de Diensthond.

  • 4 De hond staat tijdens de uitvoering van de beveiligingswerkzaamheden onder direkt toezicht van de geleider.

  • 5 De hondengeleider verleent desgevraagd inzage in de verklaringen als bedoeld in het eerste en tweede lid, aan de personen die met het toezicht op de naleving van de wet zijn belast, alsmede aan de korpschef van de politieregio waar de beveiligingswerkzaamheden worden verricht of, indien de beveiligingswerkzaamheden worden verricht op een luchtvaartterrein, bij de commandant van de Koninklijke marechaussee.

8. Behandeling van klachten

Artikel 18. (vaststellen klachtenregeling)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau stelt een klachtenregeling vast die de toestemming heeft van de minister. De klachtenregeling bevat ten minste gegevens over:

    • a. bij wie de klacht moet worden ingediend;

    • b. de minimale eisen waaraan een klaagschrift moet voldoen;

    • c. de termijn waarbinnen een klacht kan worden ingediend;

    • d. de te volgen procedure voor de behandeling van de klacht;

    • e. de termijn waarbinnen de klacht wordt afgehandeld.

  • 2 Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau brengt de klachtenregeling, bedoeld in het eerste lid, ter kennis van de korpschef van de regio waar de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd of, indien de beveiligingsorganisatie of het recherchebureau dan wel een onderdeel daarvan is gevestigd op een luchtvaartterrein, bij de commandant.

  • 3 Een beveiligingsorganisatie of een recherchebureau brengt een kopie van een ingediende klacht ter kennis van de minister.

  • 4 Aan de indiening en behandeling van een klacht worden geen kosten verbonden.

9. Afstemming met politie

Artikel 19. (informeren politie)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie draagt zorg voor een goede afstemming van de beveiligingswerkzaamheden met de politie in de regio waar de werkzaamheden worden verricht, of, indien de beveiligingswerkzaamheden worden verricht op een luchtvaartterrein, met de commandant.

  • 2 Een beveiligingsorganisatie stelt voordat de beveiligingswerkzaamheden worden verricht de korpschef van de regio waar deze werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, of, indien de beveiligingswerkzaamheden worden verricht op een luchtvaartterrein, de commandant door middel van een aanmeldingsformulier, overeenkomstig het in bijlage 4 bij deze regeling vastgestelde model, op de hoogte van:

    • a. de aard, omvang en duur van de werkzaamheden en

    • b. de personalia van de personen die de werkzaamheden zullen uitvoeren, voor zover aan hen ontheffing is verleend van het bepaalde in artikel 9, eerste lid, van de wet.

  • 3 Het tweede lid is niet van toepassing op beveiligingsorganisaties die werkzaamheden verrichten als bedoeld in artikel 3, onder b, van de wet.

10. Bijzondere bepalingen voor particuliere alarmcentrales

Artikel 20. (eisen particuliere alarmcentrale)

  • 1 Een beveiligingsorganisatie die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, onder b, van de wet, is gecertificeerd door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificeringsinstelling, die de toestemming heeft van de minister.

  • 2 Van het bepaalde in het eerste lid kan door de minister ontheffing worden verleend.

  • 3 Toestemming als bedoeld in het eerste lid heeft in ieder geval:

    het Nederlands Centrum voor Preventie (NCP)

Artikel 21. (eisen alarmapparatuur)

  • 1 Alarmapparatuur is gecertificeerd door een door de Raad voor Accreditatie erkende certificerings-instelling, die de toestemming heeft van de minister.

  • 2 Toestemming als bedoeld in het eerste lid heeft in ieder geval:

    het Nederlands Centrum voor Preventie (NCP).

Artikel 22. (informeren politie)

Zodra door een beveiligingsorganisatie die werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 3, onder b, van de wet, een aanvang wordt gemaakt met nieuwe beveiligingswerkzaamheden stelt deze beveiligingsorganisatie de korpschef van de regio waar zich de objecten bevinden, die door de alarmcentrale worden beveiligd, of, indien de objecten die door de alarmcentrale worden beveiligd zich bevinden op een luchtvaartterrein, de commandant,op de hoogte van:

  • a. de aanvang en de beëindiging van een overeenkomst met een abonnee die strekt tot een aansluiting op de particuliere alarmcentrale van alarm-apparatuur,

    en voorzover de korpschef daarom schriftelijk verzoekt tevens van:

  • b. de aard en situering van het object, de in- en uitgangen en het beveiligd gebied met haar afzonderlijke zones;

  • c. de soorten alarm waarvoor assistentie kan worden gevraagd (inbraak, overval, brand);

  • d. de naam en het adres van de persoon die de alarmapparatuur heeft geïnstalleerd of zorgdraagt voor het onderhoud;

  • e. het sleuteladres;

  • f. de instantie of persoon die na het doorgeven van een alarm binnen 15 minuten bij het pand aanwezig zal zijn.

11. Bijzondere bepalingen voor geld- en waardetransporten

Artikel 23. (eisen voor geld- en waardetransportbedrijf)

  • 1 De wijze waarop de werkzaamheden door een particulier geld- en waardetransportbedrijf worden verricht, alsmede het door een particulier geld- en waardetransport gebruikte materieel voldoen aan de in bijlage 5 bij deze regeling gestelde eisen.

  • 2 Van het bepaalde in het eerste lid kan door de minister ontheffing worden verleend.

12. Vergoeding van kosten

Artikel 24. (kosten vergunning, toestemming en legitimatiebewijs)

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de wet, bedraagt voor:

    het verlenen en verlengen van een vergunning: € 226,89.

    Deze kosten worden voldaan aan de minister.

  • 2 De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 6, onder e, van de wet, bedraagt voor:

    de afgifte van een legitimatiebewijs: € 14,75.

    Deze kosten worden voldaan aan de korpschef of commandant die op grond van artikel 13, tweede lid, van deze regeling bevoegd is tot het afgeven van het legitimatiebewijs.

  • 3 De vergoeding van kosten, bedoeld in artikel 7, zevende lid, van de wet, bedraagt voor:

    het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de wet: € 52,18.

    Deze kosten worden voldaan aan de korpschef of commandant die op grond van artikel 7, tweede en derde lid, van de wet, bevoegd is tot het verlenen van toestemming.

13. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 25. (overgangsregeling opleidingseis bestuursorganen)

  • 1 Artikel 6 van deze regeling, is niet van toepassing op personen die zijn geboren vóór 1 april 1944 en op het moment van inwerkingtreding van de wet in dienst zijn van een bestuursorgaan en in de uitoefening van hun functie beveiligingswerkzaamheden verrichten.

  • 2 Artikel 6 van deze regeling, is niet van toepassing op personen die op het moment van inwerkingtreding van de wet in dienst zijn van een bestuursorgaan en in de uitoefening van hun functie beveiligingswerkzaamheden verrichten.

  • 3 Het tweede lid vervalt op 1 april 2004.

Artikel 26. (particulier rechercheur)

  • 1 Artikel 10 van deze regeling, is niet van toepassing indien het personen betreft die zijn geboren vóór 1 april 1944 en op het moment van inwerkingtreding van de wet te werk zijn gesteld door een recherchebureau.

  • 2 Artikel 10 van deze regeling, is niet van toepassing indien het personen betreft die op het moment van inwerkingtreding van de wet te werk zijn gesteld door een recherchebureau.

  • 3 Het tweede lid vervalt op 1 april 2004.

Artikel 27. (alarminstallateur)

  • 1 Artikel 11, eerste lid, van deze regeling, is niet van toepassing indien het personen betreft die zijn geboren vóór 1 april 1944 en op het moment van inwerkingtreding van de wet als alarminstallateur werkzaam zijn.

  • 2 Artikel 11, eerste lid, van deze regeling, is niet van toepassing indien het personen betreft die op het moment van inwerkingtreding van de wet als alarminstallateur werkzaam zijn.

  • 3 Het tweede lid vervalt op 1 april 2004.

Artikel 28. (alarmapparatuur)

  • 1 Artikel 21 van deze regeling, is niet van toepassing op alarmapparatuur die op het moment van inwerkingtreding van de wet is geïnstalleerd.

  • 2 Dit artikel vervalt vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel.

Artikel 28a

In afwijking van het bepaalde in artikel 5 lid 1 en 2 kan tot 1 januari 2003 nog een beroep worden gedaan op de volgende tekst:

Een beveiligingsorganisatie belast uitsluitend een persoon met beveiligingswerkzaamheden, indien deze in het bezit is van een op zijn naam gesteld diploma Algemeen Beveiligingsmedewerker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo.

De verplichting in het eerste lid geldt niet voor:

  • a. een periode van 12 maanden, te rekenen van af de dag dat de betrokkene voor het eerst bij een particuliere beveiligingsorganisatie met beveiligingswerkzaamheden wordt belast, indien betrokkene door middel van een verklaring van de Stichting Ecabo kan aantonen, dat hij in de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, via de beroepsbegeleidende leerweg, de opleiding voor het diploma Algemeen Beveiligingsmedewerker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties en de Stichting Ecabo volgt;

    of

  • b. een periode van 2 maanden, te rekenen vanaf de dag dat de betrokkene voor het eerst bij een particuliere beveiligingsorganisatie met beveiligingswerkzaamheden wordt belast, indien betrokkene een verklaring overlegt waaruit blijkt dat hij, voor de duur waarop de aanvraag betrekking heeft, via de beroepsopleidende leerweg een beroepspraktijkvormingsovereenkomst is aangegaan die onder toezicht van de Stichting Ecabo tot stand is gekomen.

Artikel 29. (voorkomen handelsbelemmeringen)

Met het in deze regeling bedoelde materieel wordt gelijk gesteld materieel, dat rechtmatig is geproduceerd of in de handel is gebracht in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel rechtmatig is geproduceerd in een staat die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en dat ten minste aan gelijkwaardige technische eisen voldoet.

Artikel 30. (intrekken voorgaande regeling)

De Regeling particuliere beveiligingsorganisaties (Stcrt.1997, 237) wordt ingetrokken.

Artikel 31. (inwerkingtreding regeling)

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet in werking treedt.

Artikel 32. (titel regeling)

Deze regeling kan worden aangehaald als: Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlagen 3 en 5 die ter inzage worden gelegd in de bibliotheek van het Ministerie van Justitie, Schedeldoekshaven 100 te Den Haag.

Den Haag, 3 maart 1999

De

Minister

van Justitie,

A.H. Korthals

Bijlage 1. Embleem uniform (art. 12 RPB)

Model en afmetingen

Bijlage 1a bevat het model van het in artikel 12, eerste lid, bedoelde embleem.

Plaats op het uniform

Het uniform is te allen tijden en onder alle omstandigheden duidelijk zichtbare wijze van het embleem voorzien.

Voorzover het tunieken, colberts en soortgelijke kledingstukken betreft, is het embleem aangebracht aan de linker- of rechtervoorzijde, op de revers.

Voorzover het kledingstukken betreft die niet van revens zijn voorzien, zoals blousons, jacks, truien, overhemden en blouses, is het embleem aangebracht op de plaats die overeenkomt met de voor tunieken en colberts voorgeschreven plaats.

Het uniform vertoont, noch ten aanzien van uitvoerng, noch ten aanzien van kleurstelling, meer dan noodzakelijke overeenkomst met uniformen zoals die worden gebruikt door de politie en de krijgsmacht.

Uitvoering

Het embleem is vervaardigd uit metaal of is door middel van borduurwerk op het uniform aangebracht, met inachtneming van de volgende voorschriften.

Borduurwerk

Voor het volle vlak van het embleem, alsmede voor de letters in het embleem, is zilverdraad gebruikt.

Metaal

Het volle vlak van het embleem, alsmede de letters in het embleem, zijn zilverkleurig.

Het metaal tussen de leeters is uitgevoerd in de kleur PMS 432 (grijs).

De voorzijde van het metalen embleem is voorzien van blanke lak.

Het seal embleem

Het volle vlak van het embleem alsmede de letters in het embleem, zijn zilverkleurig, zijn zilverkleurig. Het kunststof tussen de letters is uitgevoerd in de kleur PMS 432 (grijs). Het embleem wordt aangebracht door middel van hitte en druk. (Niet aan te brengen met een strijkijzer).

Bijlage 2. Model legitimatiebewijs (art. 13 RPB)

Bijlage 4. Aanmeldingsformulier beveiligingswerkzaamheden (art. 19 RPB).

Naam + adres beveiligingsorganisatie:

Vergunning nummer:

Vergunning geldig tot:

Contactpersoon :

Telefoonnummer :

Betreft:

  • *

    aanmelden (nieuwe) werkzaamheden

  • *

    aanmelden wijziging werkzaamheden

  • *

    afmelden werkzaamheden

Met ingang van d.d. .........verricht bovenstaande organisatie

  • *

    geen beveiligingswerkzaamheden meer

  • *

    vaste post

  • *

    mobiele surveillance

  • *

    winkelsurveillance

  • *

    overige:

bij onderstaand bedrijf/object:

naam bedrijf/ object:

adres :

plaats :

* Omcirkelen wat van toepassing is.

z.o.z.

De omvang van de werkzaamheden is:

...........................

...........................

...........................

...........................

Het aanmelden van de personen die de beveiligingswerkzaamheden ongeuniformeerd gaan uitvoeren, dient op een aparte bijlage te geschieden. Met betrekking tot deze personen moeten de volgende gegevens worden ingevuld:

  • -

    naam + voornamen

  • -

    adres

  • -

    geboortedatum + geboorteplaats

  • -

    kleur + nummer legitimatiebewijs

  • -

    geldigheidsduur van legitimatiebewijs

  • -

    de instantie die het legitimatiebewijs heeft afgestempeld

Bijlage 5 wordt niet gepubliceerd.