Besluit van 22 maart 1999 tot vaststelling van het Cadmiumbesluit Wms 1999
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
van 21 oktober 1998, nr. MJZ98100562, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling
Wetgeving;
Gelet op artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen en op richtlijn 76/769/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge
aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der Lid-Staten inzake
de beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke
stoffen en preparaten (PbEG L 186);
De Raad van State gehoord (advies van 8 februari 1999, nr. W08.98.0479);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer van 16 maart 1999, nr. MJZ99153580, Centrale Directie Juridische Zaken,
Afdeling Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan: