2. Situaties waarin geen verband bestaat met de loon/diensttijdnorm; lijfrentepremie-aftrek
[Regeling vervallen per 28-03-2007]
Een aantal pensioenfondsen heeft mogelijkheden geboden om tegen vrijwillige premiebetaling
aanvullende rechten op te bouwen in situaties waarin niet wordt voldaan aan de loon/diensttijdnorm
die geldt in de sfeer van de Wet LB voor de opbouw van pensioenrechten. Het gaat hierbij
om twee typen situaties waarin tekorten in de pensioenopbouw worden gerepareerd.
In de eerste plaats wordt in de praktijk door de pensioenfondsen de mogelijkheid geboden
om tijdens de dienstbetrekking bij de werkgever waarvan het pensioenfonds de pensioentoezeggingen
verzekert, ter aanvulling van een pensioentekort pensioenjaren in te kopen die geen
betrekking hebben op de dienstbetrekking bij die werkgever. Ook voor de aanvulling
van nabestaandenpensioenen worden mogelijkheden geboden, alsmede voor de aanvulling
van de pensioenrechten die zijn verminderd als gevolg van de verevening van pensioenrechten
ten gevolge van echtscheiding.
In de tweede plaats wordt in de praktijk door de pensioenfondsen de mogelijkheid geboden
na beëindiging van de dienstbetrekking gedurende een bepaalde periode aanvullende
rechten te kopen, terwijl niet wordt voldaan aan de loon/diensttijdnorm omdat geen
sprake is van een diensttijd dan wel geen periodieke salarisvervangende uitkeringen
worden ontvangen.
Gelet op het feit dat in beide situaties niet wordt voldaan aan de loon/diensttijdnorm,
hebben de bedongen rechten veeleer het karakter van lijfrenten. Ik keur dan ook goed
dat premiebetalingen die zijn gedaan aan lichamen als bedoeld in artikel 45, zevende
lid, onderdeel b, Wet IB (‘professionele pensioenfondsen’) ten behoeve van de verwerving
van de hiervóór genoemde rechten, in de jaren van betaling als lijfrentepremies als
bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, Wet IB in aftrek kunnen worden gebracht,
te samen met overige betaalde lijfrentepremies en rekening houdend met de maxima van
de lijfrentepremie-aftrek van artikel 45a Wet IB. Hieraan staat derhalve niet in de
weg dat de bedongen rechten in voorkomende gevallen niet voldoen aan de formele vereisten
voor lijfrenten in de zin van de Wet IB.
Aan de goedkeuring verbind ik de voorwaarde dat de belanghebbende schriftelijk ten
genoegen van de inspecteur verklaart dat de door hem betaalde premies zijn aan te
merken als premies als bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel g, Wet IB. Bij
hun administratie van de onderhavige rechten dienen de pensioenfondsen er dan ook
rekening mee te houden dat de toekomstige uitkeringen als termijnen van lijfrenten
in de belastingheffing worden betrokken.
De goedkeuring geldt voor premiebetalingen die zijn gedaan tot 1 januari 2000. Met
ingang van 1 januari 2000 dienen de door de pensioenfondsen te verzekeren rechten
te voldoen aan de eisen die de Wet IB stelt aan lijfrenten willen de daarvoor betaalde
premies voor aftrek als lijfrentepremie in aanmerking komen.