Wet intrekking Wet stimulering zeescheepvaart

Geraadpleegd op 24-11-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 04-08-1999.
Geldend van 04-08-1999 t/m heden

Wet van 8 juli 1999, houdende intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart alsmede, in verband daarmee, het treffen van enkele overgangsmaatregelen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet stimulering zeescheepvaart in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL II

Het bepaalde bij en krachtens de Wet stimulering zeescheepvaart blijft van toepassing met betrekking tot:

  • a. de rechten en verplichtingen die samenhangen met structuurverklaringen en correctieverklaringen, welke voor de intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart zijn afgegeven op grond van die wet;

  • b. de aanvragen tot afgifte van een structuurverklaring welke voor de intrekking van de Wet stimulering zeescheepvaart zijn ingediend op grond van die wet, alsmede met betrekking tot de rechten en verplichtingen die samenhangen met de eventuele op grond van deze aanvragen af te geven structuurverklaringen;

  • c. de afgifte van correctieverklaringen, af te geven naar aanleiding van structuurverklaringen als bedoeld in de onderdelen a en b, en de met deze correctieverklaringen samenhangende verplichtingen;

  • d. de instelling van beroep tegen een besluit op grond van de Wet stimulering zeescheepvaart.

ARTIKEL III

Het bepaalde bij en krachtens artikel 26 van de Wet stimulering zeescheepvaart blijft van toepassing ten behoeve van het toezicht op de naleving van de op grond van artikel II van toepassing blijvende bepalingen, met dien verstande dat de toezichthouders niet beschikken over de bevoegdheden, genoemd in de artikelen 5:15 en 5:17 tot en met 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 8 juli 1999

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos

De Staatssecretaris van Financiën,

W. A. F. G. Vermeend

Uitgegeven de derde augustus 1999

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals