Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999

[Regeling vervallen per 26-08-2007.]
Geraadpleegd op 05-12-2024. Gebruikte datum 'geldig op' 10-10-2004.
Geldend van 10-10-2004 t/m 17-12-2005

Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999

Het bestuur van het Productschap Pluimvee en Eieren heeft,

gelet op de Richtlijn nr. 92/117/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in produkten van dierlijke oorsprong ten einde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen,

gelet op de artikelen 93, eerste lid, 95 en 102 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie, en de artikelen 5, 6, 7 en 8 van de Instellingsverordening Productschap Pluimvee en Eieren 1998-I,

op 11 november 1999 vastgesteld de navolgende

VERORDENING

Begripsbepalingen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 1

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

1.

productschap:

het Productschap Pluimvee en Eieren;

2.

bestuur:

het bestuur van het productschap;

3.

voorzitter:

de voorzitter van het productschap;

4.

pluimvee:

kippen, die worden opgefokt of gehouden voor de productie van broedeieren, vlees of consumptie-eieren;

5.

broedeieren:

eieren afkomstig van pluimvee, bestemd om te worden bebroed;

6.

eendagskuikens:

pluimvee dat nog géén 72 uur oud is;

7.

fokpluimvee:

pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren;

8.

vleeskuikens:

pluimvee van 72 uur en ouder, dat wordt gehouden voor de productie van vlees;

9.

leghennen:

pluimvee dat wordt gehouden voor de productie van consumptie-eieren;

10.

pluimveebedrijf:

inrichting die wordt gebruikt voor het (op)fokken en/of het houden van fokpluimvee en/of vleeskuikens en/of legpluimvee;

11.

fokbedrijf:

inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van fokpluimvee;

12.

vermeerderingsbedrijf:

inrichting die zich toelegt op de productie van broedeieren, bestemd voor de productie van legpluimvee of vleeskuikens;

13.

opfokbedrijf:

een inrichting die zich toelegt op het opfokken van fokpluimvee tot het voortplantingsstadium;

14.

kuikenbroederij:

inrichting die wordt gebruikt voor het inleggen en uitbroeden van broedeieren onderscheidenlijk inrichting waarin één of meerdere vorengenoemde handelingen worden verricht;

15.

vleeskuikenbedrijf:

inrichting die wordt gebruikt voor het houden van vleeskuikens;

16.

leghennenbedrijf:

inrichting die wordt gebruikt voor het houden van leghennen;

17.

opfokleghennenbedrijf:

inrichting die zich toelegt op het opfokken van leghennen tot het stadium waarop zij consumptie-eieren produceren;

18.

meerleeftijdenleghennenbedrijf:

een leghennenbedrijf waarin koppels leghennen worden gehouden die per koppel in leeftijd verschillen (dan wel een leghennenbedrijf waarin leghennen worden gehouden waarbij de leghennen binnen één koppel van leeftijd verschillen);

19.

ondernemer:

een natuurlijk persoon of rechtspersoon, die een pluimveebedrijf of een kuikenbroederij uitoefent;

20.

koppel:

alle pluimvee met dezelfde gezondheidsstatus dat in dezelfde stal of binnen dezelfde uitloopruimte wordt geplaatst of gehouden en dat een epidemiologische eenheid vormt. In batterijen omvat deze term alle dieren die hetzelfde omsloten luchtvolume delen.

Bij een koppel leghennen geldt dat ingeval leghennen in meer dan één stal zijn gehuisvest, maar toch één gemeenschappelijke uitloop hebben, de leghennen uit elke stal als een afzonderlijk koppel moeten worden beschouwd.

Ingeval leghennen in meer dan één stal zijn gehuisvest, maar waarbij de stallen op de een of andere wijze (bijvoorbeeld via een gemeenschappelijke voorruimte) met elkaar in verbinding staan, vormt elke stal één epidemiologische eenheid. Elke stal wordt als één koppel beschouwd.

Ingeval meerleeftijden leghennen in één stal zijn gehuisvest, hebben de dieren in die stal dezelfde gezondheidsstatus. Deze dieren kunnen derhalve als één koppel worden gezien;

21.

open drinkwatersysteem:

drinkwatersysteem waarbij vlotterbakken of voorraadtanken, die geen goed sluitende deksel hebben, worden gebruikt en/of andere open verbindingen zijn;

22.

bedrijfsgebouw:

het gebouw waarin pluimvee wordt gehouden en/of broedeieren zijn ingelegd en de tot het gebouw behorende voorruimte en lokalen.

Hygiënemaatregelen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 2

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Ondernemers zijn, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, verplicht:

    • a. binnen de bedrijfsgebouwen geen huisdieren, landbouwhuisdieren en ander pluimvee, sier- en nutsgevogelte toe te laten;

    • b. indien ander pluimvee, sier- of nutsgevogelte wordt gehouden op het perceel waarop het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij wordt uitgeoefend, deze dieren achter een afscheiding of in een volière te houden, waardoor deze dieren niet bij de pluimveestallen of de kuikenbroederij kunnen komen en de verzorging van deze dieren strikt gescheiden te houden van het pluimvee;

    • c. de bedrijfsgebouwen zodanig in te richten dat vogels het bedrijfsgebouw niet kunnen binnenkomen, in het geval van legpluimveebedrijven met vrije uitloop zijn openingen die noodzakelijk zijn voor de vrije uitloop toegestaan;

    • d. alleen bezoekers toegang tot de bedrijfsgebouwen te verschaffen, als dit voor de bedrijfsvoering strikt noodzakelijk is en indien zij handelen overeenkomstig de voorwaarden van de persoonlijke en bedrijfshygiëne;

    • e. er op toe te zien dat alle op het bedrijf aanwezige personen de persoonlijke en bedrijfshygiëne volledig in acht nemen;

    • f. er op toe te zien dat alle personen die het bedrijf willen betreden, vóór het betreden van het schone deel van het bedrijfsgebouw schone voor de pluimveevleessector staleigen bedrijfskleding aantrekken;

    • g. er voor zorg te dragen dat per bedrijf in minstens één van de bedrijfsgebouwen een handenwasgelegenheid aanwezig is, waarin zich ten minste een wasbak met afvoer, water, zeep en een handdoek bevindt;

    • h. er voor zorg te dragen dat de faciliteiten voor persoonlijke hygiëne in een goed functionerende staat zijn;

    • i. er op toe te zien dat, voordat de stal en/of broederij wordt betreden, de handen worden gewassen;

    • j. een ongediertebestrijdingsplan op te stellen en volgens het plan te werken, tenzij gewerkt wordt met een professionele ongediertebestrijdingsinstantie die minimaal elke twee maanden op het bedrijf langskomt om eventueel aanwezig ongedierte te bestrijden;

    • k. alle acties met betrekking tot wering, signalering en bestrijding van ongedierte vast te leggen in, indien van toepassing, het ongediertebestrijdingsplan en te intensiveren bij een toename van dit ongedierte;

    • l. drinkwater van een eigen bron in combinatie met een gesloten drinkwatersysteem, drinkwater van een eigen bron en drinkwater van het openbare waterleidingnet in combinatie met een open drinkwatersysteem jaarlijks door een erkende instantie, welke door de voorzitter is aangewezen en werkt volgens een door het bestuur vastgesteld protocol, te laten onderzoeken en de onderzoeksresultaten twee jaar te bewaren. Het bestuur kan bij besluit nadere regels stellen ten aanzien van het vorenbedoeld onderzoek. Wanneer de uitslag van het drinkwateronderzoek niet voldoet aan een door het bestuur vastgestelde norm dan dient de ondernemer de door het bestuur vastgestelde maatregelen te nemen;

    • m. indien gebruik wordt gemaakt van drinkwater van het openbare waterleidingnet in combinatie met een gesloten drinkwatersysteem, aan te tonen dat het drinkwatersysteem tijdens elke leegstandperiode wordt gereinigd en ontsmet;

    • n. indien gebruik wordt gemaakt van drinkwater van het openbare waterleidingnet in combinatie met een gesloten drinkwatersysteem en een drinkwateronderzoek is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in onderdeel l., vervalt de verplichting tot reiniging en ontsmetting als bedoeld in onderdeel m., mits de uitslag van het drinkwateronderzoek voldoet aan de door het bestuur vastgestelde norm;

    • o. wanneer zij een kuikenbroederij uitoefenen, de kuikenbroederij zo in te richten dat geen kruisbesmetting van de in de Bijlageonderdeel a. bedoelde schadelijke micro-organismen kan ontstaan;

    • p. in de pluimveevleessector dienen de oppervlakken in de stallen glad en dicht te zijn. Bij visuele controle dienen naden en kieren schoon te zijn.

  • 2 Ondernemers zijn, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, voorts verplicht:

    • a. het perceel waarop het pluimveebedrijf wordt uitgeoefend zodanig in te richten dat de perceelgrenzen herkenbaar zijn en dat voor bezoekers duidelijk is waar zij zich moeten melden;

    • b. de bedrijfsgebouwen en de inventaris schoon te houden en het perceel waarop het pluimveebedrijf of de kuikenbroederij wordt uitgeoefend en met name de directe omgeving van de stallen of de kuikenbroederij schoon te maken en op te ruimen, zodat geen ongedierte aangetrokken wordt;

    • c. de bedrijfsgebouwen zodanig in te richten, dat ongehinderde toegang door derden tot de stallen of de kuikenbroederij niet mogelijk is;

    • d. in iedere stal of de kuikenbroederij een voorruimte aanwezig te hebben die volledig afgescheiden is van de ruimte waarin het pluimvee gehouden wordt;

    • e. bij iedere stal en/of broederij een fysieke scheiding aan te brengen in een bufferdeel en een schoon deel en op de scheiding van het bufferdeel en het schone deel van schoeisel te wisselen;

    • f. er voor zorg te dragen dat in het schone deel van de stal of de kuikenbroederij voldoende schoeisel aanwezig is;

    • g. er voor zorg te dragen dat de looproutes van en naar de bedrijfsgebouwen verhard zijn, zodanig dat deze deugdelijk gereinigd kunnen worden;

    • h. er voor zorg te dragen dat er een deugdelijke afwatering ten opzichte van de stallen op het perceel aanwezig is;

    • i. voedersilo's op een verharde ondergrond te plaatsen, schoon te houden, van buiten de stallen te vullen en, indien meerdere voedersilo’s op het bedrijf aanwezig zijn, te voorzien van een bedrijfs- uniek nummer;

    • j. gebruik te maken van een bedrijfseigen stofopvangmiddel bij het lossen van het voer;

    • k. voeders, aanwezig bodem- en neststrooisel en verpakkingsmateriaal zodanig op te slaan dat deze schoon, droog en schimmelvrij blijven;

    • l. voeder dat na de ontruiming van een stal nog aanwezig is in het voedersysteem buiten de silo af te voeren, zodanig dat het niet meer in contact kan komen met het pluimvee;

    • m. in de pluimveevleessector dient mest, afkomstig van met Salmonella paratyphi B var. Java besmette koppels, van het bedrijfsperceel afgevoerd te worden. Deze mest mag niet in de directe omgeving van pluimveebedrijven worden uitgereden.

  • 3 Het bepaalde in het tweede lid, onderdeel e., is niet van toepassing op een ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of een leghennenbedrijf uitoefent waarbij de opfokleghennen en/of de leghennen worden gehouden in legbatterijen, mits de betreffende ondernemer voldoet aan de door het bestuur vast te stellen eisen.

Reinigen en ontsmetten

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 3

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Iedere ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent is, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, verplicht onmiddellijk na het ontruimen van een stal waarin hij een koppel pluimvee heeft gehouden, de in die stal aanwezige mest en strooisel te verwijderen en na afvoer van de mest en strooisel de betreffende stal grondig te reinigen en te ontsmetten.

    Het plaatsen van nieuwe leghennen is pas toegestaan na het reinigen en het ontsmetten van de stal. Uitgezonderd zijn de meerleeftijdenstallen en koppels die geruid zijn. Meerleeftijdenstallen worden niet ontsmet maar slechts gereinigd.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is iedere ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, verplicht voor het opzetten van eendagskuikens in een stal, de in die stal aanwezige mest en strooisel te verwijderen en na afvoer van de mest en strooisel de betreffende stal grondig te reinigen en te ontsmetten . Iedere ondernemer die een opfokleghennenbedrijf uitoefent is ten minste verplicht de stal minimaal een keer per jaar grondig te reinigen en te ontsmetten.

  • 3 Iedere ondernemer die een pluimveebedrijf in de legsector uitoefent is verplicht na het reinigen en ontsmetten, als bedoeld in het eerste lid, een hygiëne-onderzoek te laten uitvoeren door een erkende instantie. De uitslag van dit onderzoek dient te voldoen aan de norm dat door het bestuur bij besluit zal worden vastgesteld.

  • 4 Iedere ondernemer die een pluimveebedrijf in de pluimveevleessector uitoefent is verplicht na het reinigen en ontsmetten, als bedoeld in het eerste lid, in de stal een hygiëne-onderzoek te laten uitvoeren door een erkende instantie indien een koppel is geruimd dat besmet was met één van de in de Bijlage, onderdeel a. bedoelde schadelijke micro-organismen.

    Indien bij de pluimveebedrijven in de pluimveevleessector, bij het koppel geen van de in de Bijlage, onderdeel a. bedoelde schadelijke micro- organismen is geconstateerd, heeft de pluimveehouder de keuze uit één van de volgende mogelijkheden:

    • Het deelnemen aan de steekproef, zoals omschreven in het Besluit steekproef hygiëne-onderzoeken 2001. De pluimveehouder meldt zich schriftelijk bij het productschap aan voor de steekproef, een hygiëne- onderzoek kan dan steekproefsgewijs worden genomen. De uitslag van het steekproefsgewijze hygiëne-onderzoek dient te voldoen aan de norm die door het bestuur bij besluit is vastgesteld.

    • Het na iedere ronde, bij goed resultaat twee maal per jaar, laten uitvoeren van een hygiëne-onderzoek na het reinigen en ontsmetten. De uitslag van het hygiëne-onderzoek dient te voldoen aan de door het bestuur bij besluit vastgestelde norm.

    De pluimveehouder heeft de keuze tussen één van bovenstaande mogelijkheden, en moet steeds aan de voorschriften van de gekozen mogelijkheid blijven voldoen. Overgaan van de ene keuzemogelijkheid naar de andere mogelijkheid, kan alleen na schriftelijke toestemming van het productschap. De in dit lid bedoelde keuzemogelijkheid komt te vervallen indien de uitslag van het hygiëne-onderzoek niet voldoet aan de door het bestuur bij besluit vastgestelde norm. Indien niet tijdig bij het productschap is gemeld dat de desbetreffende ondernemer deelneemt aan de steekproef, wordt er van uitgegaan dat na iedere ronde, bij goed resultaat twee keer per jaar, hygiëne-onderzoeken worden uitgevoerd.

  • 5 Iedere ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent is, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, verplicht onmiddellijk na de aflevering van de eendagskuikens, de gebruikte lokalen te reinigen en ontsmetten.

  • 6 Iedere ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent is verplicht een hygiëne- onderzoek te laten uitvoeren door een erkende instantie, volgens een door het bestuur vastgesteld programma, waarbij het onder door het bestuur vast te stellen voorwaarden is toegestaan dat de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent zelf een deel van het vorengenoemde programma uitvoert. De uitslag van dit onderzoek dient te voldoen aan de norm dat door het bestuur bij besluit zal worden vastgesteld.

  • 7 Indien een ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent gebruik heeft gemaakt van een professioneel ontsmettingsbedrijf bij het, ingevolge het eerste lid verplichte, reinigen en ontsmetten, is dat betreffende bedrijf, in afwijking van het derde lid, vrijgesteld van de verplichting een hygiëne- onderzoek uit te laten voeren .

  • 8 Het bepaalde in het derde lid van dit artikel is niet van toepassing op ondernemers die een leghennenbedrijf uitoefenen waarin minder dan 250 leghennen worden gehouden en waarvan de eieren bestemd zijn voor eigen consumptie en/of boerderijverkoop.

  • 9 De erkende instantie, bedoeld in het derde en zesde lid, wordt aangewezen door de voorzitter en werkt volgens een door het bestuur goedgekeurd protocol.

  • 10 Iedere ondernemer is verplicht de uitslag van het hygiëne-onderzoek, bedoeld in het derde en zesde lid, twee jaar te bewaren.

Onderzoek naar schadelijke micro-organismen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 4

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Iedere ondernemer is verplicht elk koppel pluimvee te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel a., bedoelde schadelijke micro-organismen. Voorts is iedere ondernemer verplicht monsters te nemen van voeders op zijn bedrijf. Het bestuur kan regels stellen omtrent het materiaal dat bemonsterd dient te worden, de wijze van bemonstering, alsmede het tijdstip waarop de bemonstering dient plaats te vinden.

  • 2 Iedere ondernemer die een vleeskuikenbedrijf uitoefent is verplicht twee maal per jaar een koppel vleeskuikens bij vertrek van zijn bedrijf te onderzoeken op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel b. bedoelde schadelijke micro-organismen. Vanaf een door het bestuur vast te stellen datum dient de ondernemer het in de vorige zin bedoelde onderzoek bij elk koppel uit te voeren.

  • 3 Het in het eerste en tweede lid bedoelde onderzoek geschiedt door middel van het nemen van monsters. De monsters dienen te worden genomen door een erkende instantie, die wordt aangewezen door de voorzitter en werkt volgens een door het bestuur goedgekeurd protocol.

  • 4 Iedere ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of een leghennenbedrijf uitoefent is verplicht, in afwijking van het eerste lid, elk koppel pluimvee te laten onderzoeken op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel c. bedoelde schadelijke micro-organismen.

  • 5 In afwijking van het derde lid is het de ondernemer die een vleeskuikenbedrijf, kuikenbroederij of opfokbedrijf uitoefent in de door het bestuur bij besluit aangewezen gevallen toegestaan zelf monsters te nemen of te laten nemen.

  • 6 Het is de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of leghennenbedrijf uitoefent toegestaan, in afwijking van het derde lid, monsters te laten nemen door een veterinair of paraveterinair.

  • 7 Het bestuur kan regels stellen omtrent de wijze van bemonstering en het tijdstip waarop de bemonstering dient plaats te vinden.

  • 8 De monsters dienen te worden onderzocht door een erkend laboratorium, dat wordt aangewezen door de voorzitter, op basis van door het bestuur vast te stellen erkenningsvoorwaarden.

  • 9 Iedere ondernemer is verplicht de uitslag van het onderzoek, bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid, twee jaar te bewaren.

Informatie-overdracht

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 5

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Iedere ondernemer is verplicht de informatie, die is verkregen door middel van het onderzoek bedoeld in het eerste, tweede en vierde lid van artikel 4, door te geven aan de afnemer van het pluimvee, broedeieren of consumptie-eieren. Het bestuur kan bij besluit bepalen dat een ondernemer tevens verplicht is de in de vorige zin bedoelde informatie aan de leverancier van pluimvee of broedeieren en/of aan het productschap door te geven.

  • 2 Het bestuur kan regels stellen omtrent de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde informatie moet worden doorgegeven.

Maatregelen bij een besmetting

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 6

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Indien een besmetting met de in de Bijlage bedoelde schadelijke micro- organismen bij een koppel pluimvee is vastgesteld dient, onverminderd enig ander wettelijk voorschrift, de ondernemer die een pluimveebedrijf uitoefent, op wiens bedrijf het betreffende koppel zich bevindt, onmiddellijk na het ontruimen van de stal waarin hij dat koppel heeft gehouden, de betreffende stal grondig te reinigen en te ontsmetten.

    Voorts dient de ondernemer de in artikel 4, eerste lid bedoelde monsters te laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 4, achtste lid.

  • 2 Indien de in het vorige lid bedoelde besmetting is vastgesteld bij een koppel pluimvee dat zich op een opfokbedrijf, opfokleghennenbedrijf, fokbedrijf of vermeerderingsbedrijf bevindt kan de voorzitter de betreffende ondernemer verplichten het besmette koppel pluimvee te ruimen of te behandelen. Het bestuur stelt bij besluit vast onder welke voorwaarden een koppel pluimvee geruimd of behandeld kan worden. Een in de vorige zin bedoelde voorwaarde kan een verbod tot aflevering van pluimvee en/of broedeieren inhouden.

  • 3 Na het reinigen en ontsmetten, als bedoeld in het eerste lid, is de ondernemer verplicht een onderzoek op de aanwezigheid in de stal van de in de Bijlage onderdeel a. bedoelde schadelijke micro-organismen uit te laten voeren door een erkende instantie. Het bestuur kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip waarop de in de vorige zin bedoelde onderzoek dient plaats te vinden.

  • 4 Indien uit het onderzoek op de aanwezigheid van de in de Bijlage onderdeel a. bedoelde schadelijke micro-organismen, als bedoeld in het derde lid, blijkt dat de betreffende stal niet vrij is van deze schadelijke micro- organismen, dient de ondernemer de stal te reinigen en te ontsmetten. Het bestuur stelt nadere regels vast over het tijdstip en de wijze waarop de hiervoor bedoelde reiniging en ontsmetting dient plaats te vinden.

  • 5 In afwijking van het eerste lid dient de ondernemer die een kuikenbroederij uitoefent, na vaststelling van een besmetting in de kuikenbroederij met de in de Bijlage onderdeel a. bedoelde schadelijke micro-organismen, de door het bestuur bij besluit vastgestelde maatregelen te nemen.

  • 6 In afwijking van het eerste lid dient de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of leghennenbedrijf uitoefent, na vaststelling van een besmetting met de in de Bijlage onderdeel c. bedoelde schadelijke micro- organismen bij een koppel pluimvee, onmiddellijk na het ontruimen van de stal waarin hij dat koppel heeft gehouden, de betreffende stal te reinigen en te laten ontsmetten door een professioneel ontsmettingsbedrijf. De ondernemer die een leghennenbedrijf drijft dient na vaststelling van een besmetting als hiervoor bedoeld tevens een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan op te stellen en uit te voeren.

  • 7 Na het reinigen en ontsmetten, als bedoeld in het zesde lid, is de ondernemer die een opfokleghennenbedrijf en/of een leghennenbedrijf uitoefent verplicht, in afwijking van het derde lid, een onderzoek op de aanwezigheid in de stal van de in de Bijlage, onderdeel c. bedoelde schadelijke micro-organismen uit te laten voeren door een erkende instantie.

  • 8 Indien uit het onderzoek op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel c. bedoelde schadelijke micro-organismen, als bedoeld in het zevende lid, blijkt dat de betreffende stal niet vrij is van deze schadelijke micro- organismen, dient de ondernemer de stal opnieuw te laten ontsmetten door een professioneel ontsmettingsbedrijf. Na het ontsmetten dient de betreffende stal opnieuw te worden onderzocht op de aanwezigheid van de in de Bijlage, onderdeel c., bedoelde schadelijke micro-organismen. Na het laatstbedoelde onderzoek is het toegestaan een nieuw koppel pluimvee op te zetten in de desbetreffende stal.

  • 9 In het geval dat uit het onderzoek, als bedoeld in artikel 4, blijkt dat een leghennenbedrijf twee opeenvolgende keren besmet is met de in de Bijlage, onderdeel c. bedoelde schadelijke micro-organismen, dan dient de ondernemer een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan op te stellen en uit te voeren.

  • 10 Het in het zesde en negende lid bedoelde plan dient te worden opgesteld in de periode tussen de uitslag van de monstername en voor het plaatsen van een volgend koppel pluimvee. Het bestuur kan bij besluit vaststellen aan welke eisen het in de vorige zin bedoelde plan dient te voldoen.

  • 11 Indien de ondernemer die een leghennenbedrijf uitoefent het in het vorige lid bedoelde plan ten uitvoer heeft gelegd maar uit het onderzoek, bedoeld in artikel 4, blijkt dat zijn leghennenbedrijf besmet is met de in de Bijlage bedoelde schadelijke micro-organismen kan de voorzitter aan het betreffende leghennenbedrijf aanvullende eisen stellen betreffende de inrichting, de bestrijdings- en beheersingsmaatregelen en aan de bestemming van de eieren. Het bestuur stelt bij besluit vast welke aanvullende eisen aan leghennenbedrijven gesteld kunnen worden.

    Het bestuur stelt bij besluit vast in welke situaties er eisen gesteld kunnen worden aan de bestemming van eieren.

  • 12 De erkende instantie, als bedoeld in het derde en zevende lid wordt aangewezen door de voorzitter en werkt volgens een door het bestuur goedgekeurd protocol.

  • 13 Indien op een leghennenbedrijf bij een koppel leghennen een S.e./S.t. besmetting is vastgesteld is het voor de ondernemer verplicht op het desbetreffende bedrijf uitsluitend tegen S.e. gevaccineerde koppels op te zetten, totdat er uitsluitend gevaccineerde koppels op het bedrijf aanwezig zijn.

  • 14 Indien bij de ondernemer die een pluimveebedrijf in de pluimveevleessector uitoefent bij een koppel één van de in de Bijlage, onderdeel a., bedoelde schadelijke micro-organismen is geconstateerd, moet de ondernemer een tracerings-, monitorings- en bestrijdingsplan opstellen.

Slotbepalingen

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Artikel 7

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Het bestuur wijst een of meerdere instantie(s) aan die wordt belast met de controle op naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Bij het uitoefenen van de controle houdt de aangewezen instantie(s) zich aan de bepalingen van het protocol dat is vastgesteld door het bestuur van het productschap.

  • 2 Indien een ondernemer het bepaalde bij of krachtens deze verordening heeft overtreden dan zal de in het eerste lid bedoelde instantie(s) de AID hiervan op hoogte stellen.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

De ondernemer is verplicht aan controleurs van de in artikel 7 bedoelde instanties:

  • a. al die gegevens te verstrekken of te doen verstrekken, die naar hun oordeel nodig zijn voor de vervulling van hun taak;

  • b. inzage te geven of te doen geven van die boeken en bescheiden, die naar hun oordeel nodig zijn voor de vervulling van hun taak;

  • c. te allen tijde toegang te geven of te doen geven tot hun bedrijfsruimten en tot die plaatsen of vervoermiddelen, waar of waarin voorraden, die tot het bedrijf van de ondernemer behoren, zijn opgeslagen of worden vervoerd;

  • d. te gedogen dat zij monsters nemen uit de voorraden van het bedrijf van de ondernemer, ongeacht de plaats waar of waarin zich die voorraden bevinden, en alsdan de gevorderde medewerking overeenkomstig de aanwijzingen en onder toezicht van die controleurs te verlenen;

  • e. voor het overige alle medewerking te verlenen ter vervulling van hun taak.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Het bestuur kan nadere regels stellen inzake onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Overtredingen van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn strafbare feiten.

  • 2 Op overtreding van het bepaalde bij of krachtens artikel 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 9 worden tevens tuchtrechtelijke maatregelen gesteld.

  • 3 De tuchtrechtelijke maatregelen bedoeld in lid 1 zijn:

    • a. een berisping;

    • b. een geldboete van ten hoogste € 4.500,--, welke geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk kan worden opgelegd;

    • c. openbaarmaking van de tuchtbeschikking op kosten van de veroordeelde.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 De voorzitter is bevoegd, op aanvraag, ontheffing te verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en aan zodanige ontheffing voorschriften te verbinden, alsmede deze onder beperkingen te verlenen.

  • 2 Het bestuur kan vrijstelling verlenen aan ondernemers danwel aan een groep van te onderscheiden categorieën ondernemers en aan een zodanige vrijstelling beperkingen en/of voorschriften verbinden.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

De Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1997 wordt ingetrokken.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hygiënevoorschriften pluimveehouderij 1999".

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie.

Het bestuur kan nadere regels stellen inzake onderwerpen waarop deze verordening van toepassing is.

Voor het Bestuur,

R.J. Tazelaar

voorzitter

S.B.M. Jongerius

secretaris

Goedgekeurd door de staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij beschikking van 6 januari 2000, nr. TRCJZ/1999/12018 en door de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad bij besluit van 21 februari 2000.

Bijlage

[Regeling vervallen per 26-08-2007]

Lijst van de in artikel 3, artikel 4 en artikel 6 bedoelde schadelijke micro-organismen

a.

Salmonella

:

Salmonella spp., d.w.z. alle typen Salmonella;

b.

Campylobacter

:

Campylobacter spp., d.w.z. alle typen Campylobacter;

c.

S.e. en S.t.

:

Salmonella enteritidis en Salmonella typhimurium.